Laden...

Tal van onduidelijkheden in wetsvoorstel dat verheerlijken terrorisme strafbaar maakt

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRaad voor de rechtspraak > Nieuws > Tal van onduidelijkheden in wetsvoorstel dat verheerlijken terrorisme strafbaar maakt
Den Haag, 21 maart 2016

Het initiatiefwetsvoorstel van CDA-Kamerlid Keijzer dat verheerlijking van terrorisme onder bepaalde voorwaarden strafbaar stelt, stuit op zwaarwegende bezwaren.

Dat staat in het wetgevingsadvies van de Raad voor de rechtspraak. Volgens het initiatiefwetsvoorstel (een wetsvoorstel van een Kamerlid) komt er in het Wetboek van Strafrecht een artikel bij. Dit artikel stelt het verheerlijken van de gewapende strijd en terroristische misdrijven strafbaar als er het vermoeden is  dat de openbare orde daardoor ernstig wordt (of kan worden) verstoord. Hetzelfde geldt voor het geval dat dat vermoeden er redelijkerwijs had moeten zijn. 

Opmerkingen

De Raad voor de rechtspraak wijst er op dat in 2005 een dergelijk wetsvoorstel ook al op tafel lag. Na kritiek, onder meer door de Raad in een wetgevingsadvies (2005/26), verdween het voorstel van tafel. Het voorstel dat er nu ligt, maakt niet duidelijk wat er sindsdien veranderd is.

Verder vindt de Raad dat niet duidelijk wordt gemaakt hoe dit voorstel moet worden gezien ten opzichte van de vrijheid van meningsuiting, een grondrecht. Hij vraagt zich tevens af waarom de strafbaarheid niet wordt beperkt tot misdrijven die door een rechterlijke uitspraak zijn bevestigd. Als iemand wordt verdacht van het verheerlijken van een misdrijf, waarvan niet middels een rechterlijke uitspraak vaststaat dat het echt is gepleegd en ook dat het om een terroristische daad gaat, hoe kan de rechter de strafbaarheid van het verheerlijken daarvan dan vaststellen?

Ook vraagt de Raad zich af of niet de eis van opzet op het verstoren van de openbare orde in het wetsvoorstel moet worden opgenomen. Gebeurt dit niet, dan zouden bijvoorbeeld ook journalistieke en wetenschappelijke publicaties, of andere uitingen die vallen onder de vrijheid van meningsuiting en niet tot doel hebben om de orde te verstoren, vervolgbaar kunnen worden. Onduidelijk is eveneens welke uitingen volgens het voorstel strafbaar worden. Er wordt gesproken over ‘uitlatingen’, maar wat moet daaronder worden verstaan? Ook het begrip ‘gewapende strijd’ wordt niet nader omschreven. Wordt hier alleen de jihad bedoeld of bijvoorbeeld ook de strijd van de separatisten in Oekraïne? 

Artikel 12

De Raad vraagt in zijn advies verder aandacht voor de verwachting dat het Openbaar Ministerie regelmatig zal besluiten ondanks een aangifte van verheerlijking van geweld, vanwege de vrijheid van meningsuiting niet tot vervolging over te gaan. Dit leidt waarschijnlijk tot meer artikel 12-procedures. Dit is een procedure bij een gerechtshof waarin een aangever vraagt het OM te dwingen toch te vervolgen, met vaak veel media-aandacht. Ten onrechte wordt hier geen aandacht aan besteed, aldus de Raad. 

Procedure

In een wetgevingsadvies spreekt de Raad voor de rechtspraak zich niet uit over de politieke wenselijkheid van (initiatief)wetsvoorstellen. Hij kijkt vooral of rechters er in de praktijk mee uit de voeten kunnen. Waar het gaat om nieuwe strafbepalingen, kijkt de Raad naar de duidelijkheid ervan. Ook kijkt hij of voor een burger voldoende voorzienbaar is welke gedraging nou precies strafbaar wordt gesteld. Wetgevingsadviezen worden gestuurd naar de opsteller van het betreffende wetsvoorstel. Die past het wetsvoorstel mogelijk aan. Een volgende stap is, als de opsteller het voorstel verder in procedure wil brengen, het aanbieden van het wetsvoorstel aan de Raad van State. Het advies van de Raad van State wordt vervolgens samen met het wetsvoorstel naar het parlement gestuurd. 

Uitspraken