De dag voor de aanval bedreigde de man het slachtoffer en maakte hij daarbij een stekende beweging met een mes. Ook zou de man hebben aangegeven dat hij uit was op wraak omdat hij eerder was geslagen door – vermoedelijk – het slachtoffer. Door deze omstandigheden, de rustige manier waarop de man aan kwam lopen en de manier waarop hij het slachtoffer benaderde en toestak – kalm en zonder enige twijfel – leidt de rechtbank af dat sprake was van een vooropgezet plan om het slachtoffer met het mes te doden.
De man had voldoende tijd en gelegenheid om een plan te maken voorafgaand aan de steekpartij en na te denken over de gevolgen van dat plan. De rechtbank oordeelt daarom dat sprake is van voorbedachte raad. Dat de man handelde in een hevige gemoedsopwelling blijkt niet uit het dossier.