De rechtbank wijst de vordering van de gemeenten af. Volgens de rechtbank is in het finale kwijtingsbeding geen beperking is opgenomen. Ook blijkt niet dat het de bedoeling van partijen was om het beding te beperken tot al bestaande of bekende vorderingen en dat het betrekking heeft op alle mogelijke civielrechtelijke vorderingen van de gemeenten op Flexzorg en de bestuurders die voortvloeien uit de raamovereenkomsten.
De rechtbank oordeelt verder van dat de gemeenten het finale kwijtingsbeding niet hebben kunnen vernietigen. Hoewel de Gemeenten tijdens het sluiten van het finale kwijtingsbeding de precieze omvang van de schade niet kenden, staat wel vast dat zij zich er toen wel degelijk van bewust waren dat de omvang van de schade mogelijk veel groter zou zijn dan het bedrag van bijna 160 duizend euro tot betaling waarvan Flexzorg in het vonnis van 3 april 2020 was veroordeeld. Hoewel sprake is van ernstige en volstrekt ontoelaatbare fraude door de bestuurders ten koste van de gemeenschap en hulpbehoevende kwetsbare mensen, zijn de gemeenten gebonden aan de met de bestuurders gesloten vaststellingsovereenkomst. Daarom wijst de rechtbank de vordering af.