De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van een uitzonderlijk geval als bedoeld in de genoemde uitspraak van de Hoge Raad. Die zaak ging over de aansprakelijkheid voor de blootstelling aan asbest. Het slachtoffer werd pas ziek na het verstrijken van de maximale verjaringstermijn. Het uitzonderlijke in dat geval was daarom dat de schade pas ontstond nádat de verjaringstermijn al was verlopen. In deze zaak speelt dat niet. Op het moment dat het (gestelde) seksueel misbruik plaatsvond is er onrechtmatig gehandeld en is de daaruit voortvloeiende schade meteen ontstaan. In principe waren op dat moment dan ook alle elementen aanwezig die nodig zijn voor het instellen van een vordering uit onrechtmatige daad. Daarom geldt de uitzondering hier niet.
De vraag of eiser in staat was een vordering in te stellen of zich daarvan bewust was, is voor de beoordeling van het beroep op de uitzondering niet van belang. Het gaat erom of de vordering bestond op het moment dat de maximale verjaringstermijn verstreek.