Officier van justitie Verkruisen wil van Abdul weten of hem wat was opgevallen in de auto. ‘In de auto heeft de politie een breekijzer gevonden, schroevendraaiers, handschoenen, ducttape.’ Abdul is niets opgevallen. Hij weet ook niet op welke plek de 3e jongen in de Peugeot zat. ‘Links of rechts, in de kofferbak – dat weet u allemaal niet’, reageert de officier. ‘Niet bij mij op schoot, dat weet ik wel’, antwoordt Abdul. Officier Verkruisen vindt alles aan Abduls verhaal ongeloofwaardig. De toevallige ontmoeting voor de eettent, dat hij niets wist van de kentekenplaten, dat hij wilde dat de auto zou stoppen, dat hij niet weet waar zijn vriend zat. ‘Ik zeg het niet vaak’, zegt ze, ‘maar ik geloof geen bal van de verklaring van de verdachte’. Abdul zat helemaal niet voorin de Peugeot, hij zat links achterin en hij was het die de gestolen kentekenplaten uit de auto gooide.