De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding voor het treffen van een voorlopige maatregel. De voorzieningenrechter heeft daarbij in overweging genomen dat aan de proef een zeer uitgebreid onderzoek ten grondslag ligt en dat het monitoringsplan voorziet in een toereikend meetnet met een groot aantal peilbuizen waarvan een deel op afstand kan worden afgelezen. De voorzieningenrechter is ook van oordeel dat op basis van het plan adequaat kan worden ingegrepen indien zich toch een ontwikkeling voordoet die niet is voorzien. De voorzieningenrechter constateert wel dat er in het plan geen mechanisme is opgenomen dat leidt tot ingrijpen indien de zogenaamde zoetwaterlenzen, dat is het zoete water dat zich boven het zoute grondwater bevindt, niet in dikte toenemen zoals die dat gedurende de winterperiode zouden doen zonder dat de rietproef zou worden gehouden. De voorzieningenrechter heeft het waterschap daarom opgedragen om te onderzoeken of de zoetwaterlenzen zich ontwikkelen zoals die zouden moeten doen en in te grijpen, desnoods door het afbreken van de rietproef door de tweede peilverhoging in 2021 geen doorgang te laten vinden, indien een achterblijvende ontwikkeling niet kan worden voorkomen.