Een dag later meldde de man zich en liet de vrouw hem binnen. Samen liepen ze naar de woonkamer waar ook de moeder van de vrouw was. Toen de vrouw zich omdraaide, zag ze dat de man een pistool op haar richtte. Hij haalde de trekker over waarna het schot de arm van de vrouw schampte. De man haalde de trekker vervolgens nog een aantal keer over, maar het wapen weigerde. Daarop ontvluchtte hij de woning. In de woning bleef de patroonhouder, die kennelijk uit het vuurwapen was gevallen, achter. De man is uiteindelijk pas veel later in beeld van justitie gekomen toen bij zijn aanhouding in Duitsland voor een andere strafzaak in zijn auto een vuurwapen zonder patroonhouder werd aangetroffen. Dat vuurwapen bleek na schietproeven te matchen met de in de woning van het slachtoffer gevonden kogel en huls. Verder politieonderzoek leverde vervolgens nog meer belastend bewijs op richting deze man wat betreft de gebruikte telefoon en zijn aanwezigheid ter plaatse tijdens het schietincident. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het bewijs, vastgesteld kan worden dat de verdachte de schutter is geweest, een ander scenario is volgens de rechtbank niet aannemelijk geworden, ook omdat de man daar geen enkele verklaring over heeft willen geven.
Gelet op de wijze waarop de aanslag op de vrouw is voorbereid en uitgevoerd is er volgens de rechtbank sprake van voorbedachte raad en dus van een poging tot moord.