De bewoners van een pand in Heeze hebben naast hun woning een openbaar pad. Het pad is hun eigendom en zij hebben daarop een paaltje laten plaatsen. Een buurvrouw heeft de gemeente laten weten dat zij door dit paaltje haar garage niet meer kan gebruiken. De gemeente heeft de bewoners opgedragen het paaltje te verwijderen.
Volgens de gemeente Heeze-Leende is de aanwezigheid van het paaltje kort gezegd in strijd met de wet. De gemeente heeft bepaald dat de bewoners, als ze het paaltje niet verwijderen, een dwangsom moeten betalen van 5.000 euro.
Volgens de bewoners is de aanwezigheid van het paaltje niet in strijd met de wet en handelt de gemeente in strijd met het specialiteitsbeginsel door een dwangsom op te leggen voor uitsluitend het privébelang van een burger, in dit geval de buurvrouw. Daarnaast vinden de bewoners de hoogte van de dwangsom niet in verhouding staan tot het, volgens de gemeente, geschonden belang. De bewoners willen voorkomen dat zij de dwangsom moeten betalen voordat op hun bezwaar is beslist door de gemeente.
Volgens de voorzieningenrechter hebben de bewoners geen spoedeisend belang gesteld voor het treffen van een voorlopige voorziening. In zo’n geval is er alleen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen als grote twijfel bestaat bij het standpunt van de gemeente en de kans dat het besluit stand zal houden. De voorzieningenrechter ziet hiervoor echter geen grond, in aanmerking genomen dat de bewoners in hun betoog voorbij zijn gegaan aan het gegeven dat het pad openbaar is. Volgens de voorzieningenrechter bestaat geen aanleiding voor de conclusie dat de dwangsom te hoog is vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek daarom afgewezen. Dit betekent dat de bewoners het paaltje naast hun woning zullen moeten verwijderen binnen de door de gemeente gestelde termijn.