De derdelander in deze zaak vindt dat de rechtbank van het oordeel van de hoogste bestuursrechter moet afwijken. Volgens hem gaat alleen de Raad van de Europese Unie over de beëindiging van de tijdelijke bescherming, en die heeft juist op 19 oktober 2023 beslist om de tijdelijke bescherming tot 4 maart 2025 te verlengen. Volgens hem valt hij ook onder die verlenging.
De rechtbank volgt hem daarin niet. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de Raad van State. De Staatssecretaris mag een Unierechtelijke regel waaraan hij vrijwillig toepassing heeft gegeven, beëindigen. Omdat de richtlijn automatisch bescherming bood tot 4 maart 2024, mocht de bescherming voor deze groep niet op een eerder moment worden beëindigd. Het besluit van de Raad van de Europese Unie om de tijdelijke bescherming daarna te verlengen tot 4 maart 2024, ziet echter niet op deze groep derdelanders, omdat de Staatssecretaris daarvóór al had aangegeven de tijdelijke bescherming van deze groep derdelanders te willen beëindigen. Dat betekent dat deze derdelander na 4 maart 2024 niet meer in Nederland mag zijn en vóór 1 april 2024 moet terugkeren naar het land waarvan hij de nationaliteit heeft.
* Het gaat hier om personen die geen Oekraïense nationaliteit hebben, maar die in Oekraïne verbleven met een tijdelijke verblijfsvergunning en die vanwege de oorlog in Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht.