1. Eerste aanleg
Tarief I
Dit tarief geldt met betrekking tot zaken van een geldswaarde beneden € 10.000 in hoofdsom. In dit tarief wordt ieder punt gewaardeerd op € 508 met een maximum van 5 punten.
Tarief II
Dit tarief geldt met betrekking tot zaken van een geldswaarde van € 10.000 tot € 20.000, echtscheidingsprocedures, procedures tot scheiding van tafel en bed, zaken van onbepaalde waarde, tenzij duidelijke aanwijzingen bestaan, dat deze zaken onder een ander tarief vallen, en verklaringsprocedures, tenzij het volgens eisers door de derde gearresteerde af te dragen bedrag meer dan € 20.000 bedraagt en hierover na het afleggen der verklaring geschil ontstaat of andere verwikkelingen rijzen. In dit tarief wordt ieder punt gewaardeerd op € 598 met een maximum van 6 punten.
Tarief III
Dit tarief geldt met betrekking tot zaken van een geldswaarde van € 20.000 tot € 40.000. In dit tarief wordt ieder punt gewaardeerd op € 766 met een maximum van
7 punten.
Tarief IV
Dit tarief geldt met betrekking tot zaken van een geldswaarde van € 40.000 tot € 98.000. In dit tarief wordt ieder punt gewaardeerd op € 1.183 met een maximum van 10 punten.
Tarief V
Dit tarief geldt met betrekking tot zaken van een geldswaarde van € 98.000 tot € 195.000. In dit tarief wordt ieder punt gewaardeerd op € 1.880 zonder maximum puntental.
Tarief VI
Dit tarief geldt met betrekking tot zaken van een geldswaarde van € 195.000 tot € 390.000. In dit tarief wordt ieder punt gewaardeerd op € 2.645 zonder maximum puntental.
Tarief VII
Dit tarief geldt met betrekking tot zaken van een geldswaarde van € 390.000 tot € 1.000.000. In dit tarief wordt ieder punt gewaardeerd op € 3.413 zonder maximum puntental.
Tarief VIII
Dit tarief geldt met betrekking tot zaken van een geldswaarde boven € 1.000.000. In dit tarief wordt ieder punt gewaardeerd op € 4.247 zonder maximum puntental.
2. Kort geding
De voorzieningenrechter liquideert aan salaris in zaken zonder ingewikkelde feitelijke of juridische aspecten, zoals kleine huur- of woonruimtegeschillen, het minimale salaris van € 697. Naar het belang en de aard van de zaak wordt in andere gevallen aan salaris een bedrag vanaf € 1.079 geliquideerd met een maximum van € 12.532. Raadpleeg voor een nadere invulling de
pagina Aanbeveling tarieven kort gedingen kantonzaken en handelszaken.
3. Principaal appèl/hoger beroep van een uitspraak van de kantonrechter op hof
Hier gelden de bestaande liquidatietarieven als bij principaal appèl/hoger beroep van rechtbank op hof. Zie punt 5.
4. Incidenteel appèl/hoger beroep van een uitspraak van de kantonrechter op hof
Hier gelden de bestaande liquidatietarieven als bij incidenteel appèl/hoger beroep van rechtbank op hof. Zie punt 6.
5. Principaal appèl/hoger beroep van rechtbank (andere zaken dan kantonzaken) op hof
In appèl/hoger beroep worden tariefgroepen met overeenkomstige nummering als in eerste aanleg gevolgd, met dien verstande, dat in tarief I ieder punt wordt gewaardeerd op € 836 met een maximum van 3 punten, in tarief II ieder punt wordt gewaardeerd op € 1.183 met een maximum van 3 punten, in tarief III ieder punt wordt gewaardeerd op € 1.531 met een maximum van 4 punten, in tarief IV ieder punt wordt gewaardeerd op € 2.157 met een maximum van 6 punten en in tarief V tot en met VIII ieder punt wordt gewaardeerd op respectievelijk € 3.481, € 4.316, € 5.152 en € 6.059 zonder maximum.
6. Incidenteel appèl/hoger beroep van rechtbank (andere zaken dan kantonzaken) op hof
Berekend wordt de helft van het tarief van het principaal appèl/hoger beroep, mits de appèlrechter/rechter in hoger beroep het incidenteel appèl/hoger beroep noodzakelijk heeft geoordeeld.
7. Tarief bij afdoening vordering buiten liquidatie
- De gedaagde/verweerder die afdoet vóór de dienende dag, betaalt de eiser/eiser een salaris voor de advocaat van 1 punt. Daarnaast een salaris voor eventueel gelegd beslag van 0,5 punt of 1 punt, volgens hoofdstuk A van het hiervoor vermelde liquidatietarief.
- De gedaagde/verweerder die op of na de dienende dag afdoet, betaalt de eiser/eiser een salaris berekend volgens het liquidatietarief, met een minimum van 1 punt, en verhoogd met een bedrag van € 215.
- De eiser of appellant/eiser in hoger beroep die een aanhangige zaak afdoet, betaalt de gedaagde/verweerder of geïntimeerde/verweerder in hoger beroep die zich heeft gesteld, een salaris volgens het liquidatietarief, met een minimum van 0,5 punt.
- De geïntimeerde/verweerder in hoger beroep, die een aanhangig appèl/hoger beroep afdoet, voordat van grieven/gronden is gediend, is aan de appellant/eiser in hoger beroep een salaris voor de advocaat van € 173 verschuldigd.
- Bij faillissementsaanvragen is de gerekestreerde/belanghebbende die verweer voert, op wiens verzoek de aanvraag eenmaal of meerdere malen is aangehouden, aan de rekestrant/verzoeker een salaris voor de advocaat van € 341 verschuldigd.
- Bij executoriaal beslag zonder verdere gerechtelijke maatregelen mag de beslaglegger een salaris voor de advocaat van € 341 in rekening brengen. Bij verdere gerechtelijke maatregelen worden deze berekend volgens het liquidatietarief.
- Naast de in dit hoofdstuk genoemde bedragen aan salaris voor de advocaat dienen ook de werkelijke verschotten te worden voldaan.
8. Nasalaris
De na de uitspraak nog vallende kosten (de nakosten) worden voor wat betreft het salaris voor de advocaat (het nasalaris) forfaitair berekend op € 173 zonder betekening in conventie of reconventie/voor de vordering of voor de tegenvordering, € 271 zonder betekening in conventie en reconventie/voor de vordering en voor de tegenvordering tezamen, en verhoogd met € 90 in geval van betekening. Slechts de procespartij die een volledige veroordeling van zijn wederpartij in de proceskosten verkreeg heeft recht op nakosten, dus niet in het geval van gehele of gedeeltelijke compensatie van kosten. Het nasalaris beloopt nooit meer dan de helft van het geliquideerde salaris. Kosten van betekening zijn - bijzondere omstandigheden uitgezonderd - slechts verschuldigd nadat de veroordeelde partij 14 dagen na aanschrijving de tijd heeft gehad om alsnog in der minne aan de uitspraak te voldoen.
De nakosten worden in de regel al van te voren begroot en in de proceskostenveroordeling opgenomen.
9. Btw
Het gaat in dit tarief niet om een dienst met btw belast, maar om een bijdrage van de ene partij in de kosten van de andere. Daarom dient aan het salarisbestanddeel in deze bedragen géén btw te worden toegevoegd. Evenmin bevatten deze salarisbedragen een btw-bestanddeel.
N.B.
De ambtelijke werkzaamheden van de gerechtsdeurwaarders zijn met ingang van 1 januari 1991 onderworpen aan het hoge btw-tarief. In een circulaire van het ministerie van Justitie d.d. 14 januari 1991 aan de president van de Hoge Raad, de presidenten van de gerechtshoven en rechtbanken en de kantonrechters staat: “Aangenomen moet worden dat (in) civiele procedures, de in verband met de kostenveroordeling door de eisende partij te vermelden deurwaarderskosten, vervolgens in veel gevallen met het geldende btw-percentage zullen worden verhoogd. Indien de eisende partij die de deurwaarderskosten heeft gemaakt, echter ondernemer is en vooraftrek van btw heeft, kan deze de aan de deurwaarder betaalde btw als vermogensschade in mindering brengen op de door hem verschuldigde omzetbelasting. Er is in dat geval dus geen reden de tegenpartij daarmee te belasten.”
Eerdere indexeringen
Het liquidatietarief bestaat sinds 1 september 1955 en wordt vastgesteld in overleg tussen de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) en vertegenwoordigers van de rechterlijke macht en goedgekeurd door de Landelijke Overleggen Civiel bij rechtbanken en gerechtshoven. Bij periodieke aanpassingen van het tarief wordt een factor gehanteerd, gebaseerd op de gemiddelde geïndexeerde stijging van het basisuurtarief (salarissen curatoren) in relatie tot de ontwikkeling in de rechterssalarissen. Per 1 januari 1992 zijn de tarieven verhoogd met 14%. Per 1 april 1998 zijn ze verhoogd met 16%. Per 1 november 2004 zijn ze verhoogd met 16%. Met ingang van 1 september 2008 is het liquidatietarief aangepast aan de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer. Daarbij is geen indexering toegepast. Per 1 mei 2018 zijn ze verhoogd met 20,1%, per 1 februari 2021 met 3,7% en per 1 februari 2023 met 6,2%.