Als het hof al het bewijs op een rij zet, dan gaat het hof ervan uit dat zowel vader alsook de beide broers betrokken zijn geweest bij het doodschieten van de vier slachtoffers. Ze zijn met z'n drieën in het bezit van in elk geval twee vuurwapens naar de growshop gereden, ze zijn alle drie binnen geweest, en ze zijn er alle drie weer vandaan gegaan vijf minuten nadat de laatste van de vier slachtoffers doodgeschoten is. Daarbij speelt mee dat geen van de broers heeft ingegrepen of geprobeerd heeft zich te onttrekken aan de situatie. De schutters zijn kennelijk niet tegengehouden en er zijn geen tekenen van een worsteling om het schieten te belemmeren. De bijdrage van de beide broers is van voldoende gewicht om ze allebei volledig aansprakelijk te houden voor het doodschieten van de slachtoffers.
De wijze waarop de slachtoffers zijn omgebracht – met twee dan wel drie schoten van dichtbij door het hoofd – duidt op een kille en koelbloedige executie. Daaruit volgt dat sprake was van een vooropgezet plan. Het hof vindt dan ook dat sprake is van moord.