In de eerste zaak gaat het om een ingeschat financieel belang van enkele tientallen euro's. Doordat de redelijke termijn is overschreden en er geen bijzondere omstandigheden zijn, wordt spanning en frustratie als gevolg van het tijdsverloop in de procedure bij eiser verondersteld. De rechtbank oordeelt echter dat spanning en frustratie bij een dergelijk klein financieel belang veel minder is dan in andere bestuursrechtelijke procedures, die bijvoorbeeld over een verblijfsvergunning of een uitkering gaan. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om af te wijken van het forfaitaire bedrag van 500 euro per half jaar aan immateriële schadevergoeding. Gelet op de aard en omvang van de procedure en de daarbij te verwachten spanning en frustratie bij eiser, kent de rechtbank een immateriële schadevergoeding toe van 50 euro per half jaar.
In de tweede zaak oordeelt de rechtbank dat niet is gebleken van een financieel belang van eiser. Eiser is huurder van een woning waarvan de WOZ-waarde wordt betwist en de gemeentelijke belastingen die afhankelijk zijn van de WOZ-waarde moeten worden betaald door de eigenaar van de woning en niet door de huurder. Ook anderszins is niet gebleken van een financieel belang van eiser. Dit maakt dat spanning en frustratie als gevolg van het tijdsverloop in de procedure niet wordt verondersteld. De rechtbank wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding dan ook af.
In de derde zaak gaat het om een ingeschat financieel belang van tussen de 20 en 25 euro. De rechtbank acht een correctie op het bedrag van 15 euro dat de Hoge Raad in 2017 aanhield als zeer gering financieel belang op zijn plaats. De rechtbank zal hiervoor voortaan een bedrag van 25 euro aanhouden. Dit maakt dat in deze zaak sprake is van een zeer gering financieel belang, waardoor spanning en frustratie bij eiser niet wordt verondersteld. De rechtbank wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding dan ook af.