Roekeloosheid wordt gezien als de zwaarste vorm van schuld. Bij deze vorm van schuld horen ook de zwaarste straffen. Het gaat hierbij om gedrag in het verkeer waarbij iemand geweten moet hebben wat de gevolgen van dat gedrag kunnen zijn. Diegene heeft op dat moment geoordeeld dat het wel goed af zou lopen. Dat was ten onrechte en is daarom ‘ernstig verwijtbaar’.
Sinds 1 januari 2020 wordt in de Wegenverkeerswet 1994 duidelijk beschreven welk gedrag in ieder geval onder roekeloosheid in het verkeer valt. Het gaat dan om situaties waarin iemand zich opzettelijk op zo’n manier in het verkeer gedraagt, dat de verkeersregels ernstig worden geschonden. Hierdoor is er sprake van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Dan gaat het om het opzettelijk begaan van (een combinatie van) ernstige verkeersovertredingen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan gevaarlijk inhalen, bumperkleven, door rood rijden of het vasthouden van een telefoon tijdens het rijden. Dit gedrag is overigens ook strafbaar als het niet tot een ernstig verkeersongeval leidt. Alleen staat daarop dan een minder hoog strafmaximum.