Verdachte O.P.
De raadsman heeft ter terechtzitting een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis gedaan.
Het hof is van oordeel dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis moet worden afgewezen. De verdenking waarop het bevel voorlopige hechtenis is gebaseerd betreft feiten waarvoor de verdachte is veroordeeld bij het vonnis van de rechtbank Midden Nederland van 5 juli 2022. Dit vonnis bevat naar het oordeel van het hof niet een zodanige misslag dat daaraan gevolgen moeten worden verbonden voor wat betreft de voorlopige hechtenis. Anders dan de raadsman, die een andere visie op de vermoedelijke betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten en de strafwaardigheid daarvan heeft gepresenteerd, acht het hof de ernstige bezwaren en gronden waarop het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte berust, nog steeds aanwezig.
Naar het oordeel van het hof doet zich niet voor het geval dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de verdachte in geval van veroordeling geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel zal worden opgelegd, dan wel dat de verdachte bij tenuitvoerlegging van het bevel langere tijd van zijn vrijheid beroofd zou blijven dan de duur van de straf of maatregel.
Verdachte R.S.
De raadsman heeft ter terechtzitting een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis gedaan.
Het hof is van oordeel dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis moet worden afgewezen. De verdenking waarop het bevel voorlopige hechtenis is gebaseerd betreft feiten waarvoor de verdachte is veroordeeld bij vonnis van de rechtbank Midden Nederland van 5 juli 2022. Dit vonnis bevat naar het oordeel van het hof niet een zodanige misslag dat daaraan gevolgen moeten worden verbonden voor wat betreft de voorlopige hechtenis. Anders dan de raadsman, die een andere visie op de vermoedelijke betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten en in het bijzonder de feiten van deelonderzoek Lis en deelonderzoek Goudvink en op de strafwaardigheid daarvan heeft gepresenteerd, acht het hof de ernstige bezwaren en gronden waarop het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte berust, nog steeds aanwezig.
Naar het oordeel van het hof doet zich niet voor het geval dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de verdachte in geval van veroordeling geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel zal worden opgelegd, dan wel dat verdachte bij tenuitvoerlegging van het bevel langere tijd van zijn vrijheid beroofd zou blijven dan de duur van de straf of maatregel.
Verdachte P.S.
De verdediging heeft verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen.
Uitgangspunt van het hof bij de beoordeling van een namens de verdachte gedaan verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis was, en is, dat daarvan alleen onder uitzonderlijke omstandigheden sprake kan zijn. Hierbij is van belang dat de verdachte is veroordeeld voor betrokkenheid bij een levensdelict.
Bij beslissing van 17 mei 2023 heeft het hof de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst van 19 mei 2023 om 15.00 uur tot 10 juli 2023 om 10.00 uur. Er was sprake van een acute crisissituatie in het gezin van de verdachte, die was ontstaan door de psychische toestand van de partner van de verdachte en de gevolgen daarvan voor hun schoolgaande kinderen. De zus van de partner van de verdachte bood hulp aan het gezin, maar dreigde overbelast te raken. Door de tijdelijke schorsing kon de verdachte bijdragen aan de voor de zorg van de kinderen benodigde stabiliteit en in vrijheid zoeken naar mogelijkheden om die te bewerkstelligen. Mede vanwege de (extra) tijd die nodig was voor de totstandkoming van een rapportage van Veilig Thuis en de uitvoering van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming en voor het verder stabiliseren van de situatie in het gezin, heeft het hof bij beslissingen van 5 juli 2023 en 21 september 2023 de schorsing van de voorlopige hechtenis tot uiteindelijk 5 december 2023 om 09.30 uur verlengd. Bij beslissing van 1 december 2023 is een verzoek om voortzetting van de schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, met dien verstande dat het hof de schorsing nog tot 11 december 2023 om 09.30 uur heeft laten voortduren, zodat de verdachte, zijn gezin en de familie van zijn partner iets langer de tijd hadden zich op een hernieuwde detentie van de verdachte voor te bereiden. Gezien de beschikbare informatie en met name de uitkomsten van het raadsonderzoek, is er in het gezin van de verdachte geen sprake meer van een acute crisissituatie die de uitzonderlijke omstandigheden vormen waaronder een schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte kan zijn gerechtvaardigd. De gezinssituatie is voldoende gestabiliseerd, de partner van de verdachte wordt ondersteund en indien nodig kunnen de kinderen door haar netwerk worden opgevangen.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is dus gedurende ruim een half jaar in verband met de situatie in het gezin en voor het treffen van maatregelen voor een hernieuwde detentie geschorst geweest. De verdachte moet in die tijd voldoende gelegenheid hebben gehad om voor de ondersteuning van zijn partner en de benodigde zorg van de kinderen maatregelen te treffen. In wat aan het verzoek ten grondslag is gelegd ziet het hof geen aanleiding om opnieuw de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen voor het treffen van zulke maatregelen, hoe betreurenswaardig het ook is dat de toestand van de partner van de verdachte weer is verslechterd. Aan de partner van de verdachte zal door familieleden of door anderen (professionele) hulp moeten worden geboden. De kinderen kunnen indien nodig door het netwerk van de partner van de verdachte worden opgevangen. De omstandigheid dat de zus van de partner van de verdachte ambulante traumabehandeling ondergaat is geen reden de situatie anders te beoordelen.
Het verzoek wordt afgewezen.
Verdachte C.G.R.
De raadsman heeft een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis gedaan. Voor het geval dat dit verzoek wordt afgewezen heeft de raadsman verzocht om de voorlopige hechtenis te schorsen.
Verzoek om opheffing
Het voorarrest in deze zaak is gestart met de inverzekeringstelling van de verdachte op 21 november 2018. Aansluitend is de verdachte in voorlopige hechtenis genomen. Van 19 december 2019 tot en met 6 augustus 2022 is de voorlopige hechtenis geschorst in verband met de opeenvolgende executie van de vrijheidsstraffen in de zaken met parketnummer 23 001906 15 en parketnummer 22 002662 12. Sindsdien bevindt de verdachte zich weer in voorlopige hechtenis, waarvan het bevel inmiddels ook is gegrond op het veroordelend vonnis van 5 juli 2022.
Het hof is van oordeel dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis moet worden afgewezen. De ernstige bezwaren en de gronden waarop het bevel tot voorlopige hechtenis berust zijn nog steeds aanwezig. Wat de raadsman naar aanleiding van het nadere verhoor van de kroongetuige op 5 juli 2023 naar voren heeft gebracht, dwingt niet tot het oordeel dat de verdenking tegen de verdachte voor betrokkenheid bij het feit van deelonderzoek Breuk – waarvoor de verdachte op 5 juli 2022 is veroordeeld – te licht is geworden om mede daarop het voortduren van de voorlopige hechtenis te baseren.
Naar de huidige stand van het onderzoek en gelet op de in eerste aanleg aan de verdachte opgelegde straf en de duur van de schorsing van de voorlopige hechtenis, doet zich niet de situatie voor dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de verdachte in geval van veroordeling geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel zal worden opgelegd, dan wel dat de verdachte bij tenuitvoerlegging van het bevel langere tijd van zijn vrijheid beroofd zou blijven dan de duur van de straf of maatregel.
Hierbij is ook van belang dat, ervan uitgaande dat de verdachte bij de tenuitvoerlegging van de aan Nederland overgedragen Italiaanse uitspraak te lang gedetineerd heeft gezeten, op basis van de voorhanden informatie geen zekerheid bestaat dat de minister die tijd bij de tenuitvoerlegging van een eventueel in deze zaak op te leggen gevangenisstraf in mindering brengt.
Verzoek om schorsing
Het hof is van oordeel dat het maatschappelijk belang bij het voortduren van de voorlopige hechtenis van de verdachte zwaarder weegt dan zijn persoonlijke belang bij invrijheidstelling. Het hof betrekt bij deze belangenafweging de ernst van de vermoedelijk gepleegde feiten, waaronder het medeplegen van het voorbereiden van een liquidatie, en de aard van de gronden waarop de voorlopige hechtenis berust. Ook het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt daarom afgewezen.