Kerntaken van de Centrale Raad van Beroep als hoogste bestuursrechter zijn het bieden van (individuele) rechtsbescherming en het bevorderen van de rechtsvorming en bewaken van de rechtseenheid in het sociale domein.
Rechtsbescherming
De taak van de
Centrale Raad van Beroep is het oordelen over geschillen over besluiten van
bestuursorganen. Daarbij biedt de CRvB rechtsbescherming door waar dat mogelijk is te beoordelen of op basis van de feiten voldoende maatwerk is geboden. De wettelijke regeling biedt lang niet altijd ruimte om maatwerk te leveren. Zo gaat de Participatiewet er vanuit dat bij schending van de inlichtingenplicht de ten onrechte ontvangen bijstand wordt teruggevorderd en een boete wordt opgelegd. In zijn uitspraak van
22 juni 2021 stelt de CRvB vast dat sprake is van een dringende reden gelegen in de psychische problematiek van betrokkene. In dit geval wordt bepaald dat afgezien moet worden van terugvordering en het opleggen van een boete. Zijn er geen dringende redenen gelegen in de onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen van de terugvordering voor betrokkene,
dan moet worden teruggevorderd omdat de wet hierin geen beslisruimte laat.
De wettelijke regeling gaat vrijwel altijd uit van terugvorderen, zoals in het geval dat te veel aan ontvangen voorschot op een WAO-uitkering wordt teruggevorderd en geen sprake is van dringende redenen. In dat geval verplicht de wet tot
terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkering en is er geen ruimte voor een belangenafweging. Ook bij de bepaling van het dagloon op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en het Dagloonbesluit biedt de wet weinig tot geen ruimte voor maatwerk. De rechter loopt hier aan tegen het grondwettelijk toetsingsverbod om de Wet WIA te toetsen op haar grondwettigheid. De door de wetgever gemaakte keuze om het dagloon op een bepaalde wijze te berekenen
moet dan gerespecteerd worden. Het is aan de wetgever om in dit soort zaken, die voor de rechtzoekende ongunstig kunnen uitpakken, te zorgen voor de noodzakelijke ventielen.
Beslechting van het geschil, betekent lang niet altijd dat de CRvB een uitspraak moet doen. Regelmatig wordt een schikking getroffen tussen partijen. Zo werd in ongeveer 20% van de bijstandszaken geschikt. Hetzelfde geldt voor zaken over sociale voorzieningen.
Rechtsvorming
Bij het doen van een uitspraak wordt beoordeeld of het besluit voldoet aan de nationale en internationale wet- en regelgeving en aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Daarvoor kan het noodzakelijk zijn dat regels moeten worden uitgelegd. Dit is niet alleen van belang voor de betrokken partijen maar ook voor anderen, bijvoorbeeld voor bepaalde groepen uitkeringsgerechtigden, beroepsgroepen of belangengroeperingen. Op deze manier wordt het bestaande recht in praktijk verder vormgegeven en ontwikkeld zodat de rechtspraktijk een handvat krijgt aangereikt bij de toepassing van de regelgeving.
Bijvoorbeeld: moet het structureel ontvangen van boodschappen worden aangemerkt als een gift in de zin van de Participatiewet?
De CRvB oordeelt van niet en bepaalt daarbij in lijn met zijn vaste rechtspraak dat bij de schatting van de besparing uitgegaan kan worden van de Nibudnormen. Een ander voorbeeld: In verband met COVID-19 is voorzien in een loonkostensubsidie voor werkgevers op grond van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW). De CRvB stelt vast dat de NOW-regeling vanwege het algemene karakter niet steeds maatwerk kon bieden. De regeling was bedoeld om zoveel mogelijk bedrijven overeind te houden, maar niet als een alomvattende regeling om alle bedrijven te redden. Dat sommige ondernemers vanwege de uitvoerbaarheid van de regeling geen voorschot kregen,
betekent niet dat de regeling in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
Ontwikkeling van het recht kan ook betekenen dat vanwege voortschrijdend inzicht een eerder gekozen uitleg van de wet wordt bijgesteld. Zo
werd in een bijstandszaak geoordeeld dat de bevoegdheid om ten onrechte ontvangen bijstand bruto terug te vorderen, anders dan voorheen, niet mag worden gebruikt als het ontstaan van de terugvordering ook is te wijten aan het tekortschieten van de bijstandsverlenende instantie.
Bewaking van rechtseenheid
De hoogste bestuursrechtspraak bestaat uit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Hoge Raad. Zij passen gedeeltelijk allemaal dezelfde algemene rechtsregels toe. Om de rechtseenheid op dit vlak te bevorderen en onnodige verschillen te voorkomen, vindt afstemming plaats in
de Commissie rechtseenheid bestuursrecht.
Als appelcollege en eindrechter is het bijdragen aan de rechtseenheid een belangrijke taak. Dit geldt zowel intern, binnen de Centrale Raad van Beroep, als extern tussen de hoogste colleges in de bestuursrechtspraak. Bij het uitleggen van het recht en het verder vormgeven vindt binnen de Centrale Raad van Beroep regelmatig afstemming plaats om er voor te zorgen dat de rechtsregels op dezelfde manier worden toegepast en dat rechtsontwikkeling zorgvuldig en weloverwogen vorm krijgt. Dit bevordert de duidelijkheid en rechtszekerheid.
In 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep
een voor de rechtseenheid belangrijke uitspraak gedaan over het niet tijdig indienen van een bezwaarschrift. Voor deze uitspraak controleerde de bestuursrechter uit eigen beweging of een bezwaarschrift tijdig was ingediend en in hoger beroep, ook of tijdig beroep was ingesteld bij de rechtbank. Van deze vaste rechtspraak is teruggekomen. Hiermee wordt voorkomen dat aan een betrokkene de toegang tot de bestuursrechter wordt ontzegd als tussen partijen de tijdigheid van een rechtsmiddel in een voorgaande fase niet was opgeworpen. De bestuursrechter of hogerberoepsrechter controleert alleen nog of het bij hem ingediende rechtsmiddel tijdig is. Deze rechtspraak is gevolgd door de andere bestuursrechtelijke colleges.
De toeslagenaffaire heeft er aan bijgedragen dat de toepassing van het evenredigheidsbeginsel door bestuursorganen en de beoordeling door de bestuursrechter of een besluit aan deze maatstaf voldoet, vol in de belangstelling zijn komen te staan. Medio 2021 hebben
de staatsraden advocaten-generaal P.J. Wattel en R.J.G.M. Widdershoven een conclusie uitgebracht aan de
grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak. Begin februari 2022 heeft de grote kamer
uitspraak gedaan. Tijdens een interne studieochtend van de Centrale Raad van Beroep is deze conclusie tegen de achtergrond van de eigen rechtspraak besproken.