Laden...

Research Memoranda

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Research memoranda - English


 Research Memoranda 2024

>Alles uitklappen
  • Onderzoeker Jos Hoevenaars heeft een verkennend literatuuronderzoek gedaan naar de effectiviteit van rechterlijke vonnissen.

    Uit zijn zoektocht in nationale en internationale literatuur blijkt dat er geen sprake is van een alomvattend effectiviteitsbegrip dat in onderzoek naar rechterlijke vonnissen leidend is. De gehanteerde definitie van effectiviteit blijkt afhankelijk van de doelstellingen die aan de rechtspraak worden toegeschreven. Deze verschillen per rechtsgebied en zijn bovendien door de tijd heen continu aan discussie en verandering onderhevig. Zo worden binnen het strafrechtelijk domein de strafdoelen als uitgangspunt genomen voor de invulling van het effectiviteitsconcept, wordt binnen het civielrechtelijke domein hoofdzakelijk gekeken naar de naleving van civiele vonnissen en richt de bestuursrechtelijke literatuur zich doorgaans op effectiviteit in termen van rechtsbescherming, controle op de overheid en doorwerking van vonnissen.

    Het beschikbare empirische onderzoek blijkt bovendien niet evenredig verdeeld over de rechtsgebieden, met vooral veel aandacht voor recidiveonderzoek binnen het strafrecht en verhoudingsgewijs significant minder aandacht voor effectiviteit van vonnissen binnen de andere twee rechtsgebieden. Hoevenaars identificeert dan ook een aantal lacunes in beschikbare kennis en doet een aantal aanbevelingen voor verder onderzoek.  

    Research Memoranda Nummer 1 / januari 2024 - Effectiviteit van rechterlijke vonnissen (pdf, 848,5 KB)


  • De samenleving vraagt al langere tijd om een andere scheidingsvorm voor ouders met minderjarige kinderen die geschillen met elkaar hebben. De rechtbanken Den Haag en Oost-Brabant hebben op deze behoefte ingespeeld en op basis van bestaande ideeën de Procedure Gezamenlijke Toegang Ouders (PGTO) ontwikkeld. PGTO is bedoeld voor ouders van minderjarige kinderen die uit elkaar gaan en niet tot overeenstemming komen. De gedachte is dat de huidige schriftelijke procedure en de lange duur voor meer conflicten zorgt. Daarom kunnen ouders zich in de pilot met één deelnameformulier samen tot de rechter richten. De procedure geeft versneld toegang tot de rechter en ouders worden aangemoedigd om samen aan een oplossing te werken waardoor schade voor hun minderjarige kinderen wordt beperkt. Deze werkwijze is geëvalueerd door de universiteit Utrecht en van de resultaten is een research memorandum gemaakt. 

    Research Memoranda Nummer 2 / september 2024 - Evaluatieonderzoek Pilot gezamenlijke  toegang voor ouders (pdf, 868,6 KB)

 Research Memoranda 2023

>Alles uitklappen

 Research Memoranda 2022

>Alles uitklappen
  • In 2019 heeft de werkgroep Schulden en rechtspraak het Visiedocument schuldenproblematiek en rechtspraak (pdf, 271,2 KB) gepresenteerd. In dit document wordt kritisch gekeken naar de rol van de rechtspraak binnen het domein van schuldenproblematiek. Eén van de aanbevelingen uit dit visiedocument is dat de rechtbanken schuldenfunctionarissen kunnen aanstellen die als scharnierpunt fungeren tussen de rechtspraak en gemeentelijke schuldhulpverlening. Dit Research Memorandum bevat de uitkomsten van de evaluatie van de inzet van schuldenfunctionarissen bij de rechtbanken Limburg (waar de schuldenfunctionarissen onderdeel uitmaken van de pilot ‘Schuldenloket’), Rotterdam en Den Haag (waar zij onderdeel uitmaken van de pilot ‘Schuldenrechter’). Met deze evaluatie is zicht gekregen op het proces, effecten, kosten-baten en de wenselijkheid tot opschaling van de inzet van schuldenfunctionarissen bij deze drie rechtbanken.
  • Dit Research Memorandum is het resultaat van een lopend promotie-onderzoek naar het gedrag van bedrijven in zaken met financieel belang boven 25.000 euro. Het aantal van deze zaken dat voor de rechter komt, is vanaf 2010 sterk gedaald. Tegelijkertijd is de complexiteit van zaken toegenomen. Aan de hand van data-analyse en interviews hebben de onderzoekers onderzocht welke rol maatschappelijke ontwikkelingen en de juridische infrastructuur hebben gespeeld in de afweging van bedrijven om wel of niet naar de rechter te gaan. Zij gaan in detail in op verschillen tussen typen zaken, typen partijen, geldelijk belang en economische sector en maken daarbij met name een onderscheid tussen de invloed van conjuncturele factoren en structurele veranderingen.

    Research Memoranda - The Decline in Commercial Court Cases in The Netherlands: 2001-2020 (pdf, 929,4 KB)


  • In opdracht van de Raad voor de rechtspraak deed het NSCR onderzoek naar het gebruik van persoonsgegevens van slachtoffers in strafdossiers.

    Voor het onderzoek zijn verschillende strafdossiers geanalyseerd op het gebruik van persoonsgegevens. Er werd gekeken wélke persoonsgegevens van slachtoffers voorkomen in een dossier, waar precies in het dossier en of deze persoonsgegevens altijd strafvorderlijk relevant zijn.

    Research Memoranda Nummer 3 / juni 2022 Jaargang 17 - De strafvorderlijke relevantie van persoonsgegevens van slachtoffers (pdf, 387,3 KB)

  • Onderzoekers van de Radboud Universiteit hebben voor de rechtspraak een (deels internationaal) literatuuronderzoek uitgevoerd naar verklaringen voor de ontwikkelingen van het aantal rechtszaken gedurende de periode 2005-2020 in Nederland.
    Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het project ‘Veranderende rol en domein van de rechter’ uit het programma ‘Effectieve rechtsbescherming’ (Agenda voor Onderzoek en Kennisdeling 2021-2022) van de Raad voor de rechtspraak.
    Er bestaat in Nederland weinig empirisch onderzoek dat ontwikkelingen in specifieke rechtszaken probeert te verklaren. In de literatuur wordt veelal volstaan met de constatering dat er een afname van rechtszaken is en dat daaraan meerdere oorzaken ten grondslag kunnen liggen. Het meeste empirische onderzoek is beschikbaar over handelszaken en strafzaken.
    Voor het verklaren van veranderingen in het beroep op de rechter, varieert het echter sterk per specifiek rechtsgebied welke factoren een belangrijke rol spelen. Het rapport gaat in op details naar rechtsgebied en specifieke zaakstypen.
    Ook hebben de onderzoekers geprobeerd aan te geven waar wat hen betreft lacunes in kennis bestaan die door onderzoek gevuld zouden moeten worden. Vaak heeft dit betrekking op zaken min of meer buiten het zicht van de Rechtspraak; de probleemfrequentie, buitengerechtelijke geschilbeslechting, besluiten en bezwaren bij bestuursorganen, maar ook het voortraject bij politie en OM in de strafrechtketen.

    Research Memoranda Nummer 4 / oktober 2022 - Beroep op de rechter: Ontwikkelingen in het aantal rechtszaken van 2005-2020 (pdf, 941,2 KB)

 Research Memoranda 2021

>Alles uitklappen
  • Dit Research Memorandum bevat de uitkomsten van zeven internationale onderzoeken, ter vergelijking van de kwaliteit van de Nederlandse rechtspraak met die in andere landen. De kwaliteit van de Nederlandse rechtspraak is in het algemeen goed. Nederland scoort relatief zwak op de effectiviteit van het procederen voor bedrijven, de doorlooptijden van grotere civiele zaken en zaken in hoger beroep, de kosten van procederen voor bedrijven en de ICT-faciliteiten voor rechtzoekenden.

    Research Memoranda - Kwaliteit van rechtspraak Een kijk over de grenzen (pdf, 1 MB)

  • In een groot deel van de huiselijk geweldzaken is vaak meer aan de hand dan louter het plegen van een strafbaar feit; zo kan sprake zijn van schuldenproblematiek, psychische problematiek, verslavings- en agressieproblematiek en problematiek ten aanzien van kinderen uit het gezin. Op juridisch vlak kan ook meer spelen dan een strafrechtelijke reactie vanuit het Openbaar Ministerie, vooral als er kinderen betrokken zijn. Zo speelt soms (echt)scheidingsproblematiek, spelen er soms vragen over contact en omgang tussen de kinderen en de ouder die geen hoofdverzorger is en kan bijvoorbeeld sprake zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen uit het gezin waardoor vragen spelen over vrijwillige jeugdhulp of gedwongen hulp via een maatregel van kinderbescherming (doorgaans een ondertoezichtstelling). 

    In Rotterdam is van de ongeveer 1000 huiselijk geweldzaken die jaarlijks in het Zorgen Veiligheidshuis worden besproken, in circa 300 gevallen sprake van andere problematiek in het gezin, waarbij op systeemniveau meerdere juridische procedures lopen, zoals een echtscheiding of ondertoezichtstelling. Situaties van huiselijk geweld die door de rechtbank worden behandeld, worden doorgaans niet integraal aangepakt. Huiselijk geweldzaken waarvoor maximaal gevangenisstraf van één jaar kan worden opgelegd, worden in Nederland door de politierechter behandeld en die doet doorgaans dezelfde dag uitspraak. De civiele procedures worden apart behandeld. De rechters hebben meestal geen inzicht in eventuele andere lopende gerechtelijke procedures. Dit betekent voor het gezin in kwestie dat wanneer er sprake is van een strafzaak en andere lopende procedures, deze niet in samenhang worden beoordeeld. 

    Pilot geïntegreerde aanpak huiselijk geweld 

    De rechtbank Rotterdam en het Zorg- en Veiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond hebben de handen ineengeslagen om verandering aan te brengen in deze situatie. Als onderdeel van het streven van de Rechtspraak naar maatschappelijk effectieve rechtspraak, voeren zij sinds september 2018 een pilot ‘Geïntegreerde aanpak huiselijk geweld’ uit. Het doel van de pilot is het meer integraal behandelen van lichte huiselijk geweldzaken door strafzaken te combineren met civiele zaken in zogeheten combi-zaken op een huiselijk geweldzitting. 

    DSP-groep en Universiteit Leiden voerden een proces- en effectevaluatie uit van de pilot. De pilot werd in twee fases geëvalueerd: van september 2018 tot maart 2020 en tussen oktober 2020 tot maart 2021. De onderzoekers hebben in kaart gebracht welke zaken in het werkproces goed georganiseerd moeten zijn om invulling te kunnen geven aan de geïntegreerde aanpak van huiselijk geweld. Daarnaast hebben zij de effecten op korte termijn – vooral kwalitatief – in kaart gebracht. De looptijd van de pilot en het onderzoek was te kort om ook te kijken naar de effecten op langere termijn. 

    Tussen september 2018 en maart 2020 zijn er 28 strafzaken met een civiele procedure gecombineerd behandeld. Tussen oktober 2020 en maart 2021 waren dit 8 combizaken. Het aantal was door verschillende redenen lager dan van tevoren verwacht. Ondanks het tegenvallend aantal combi-zaken leverde de geïntegreerde aanpak een belangrijk inzichten op. Een integrale aanpak is namelijk meer dan alleen het combineren van verschillende juridische procedures en is ook mogelijk als er geen civiele procedures lopen. De bij de pilot betrokken politierechters behandelen de huiselijk geweldzaak (strafzaak) vanuit het besef dat er bij huiselijk geweld – ook als er geen civiele zaak wordt behandeld – vaak meer aan de hand is dan alleen het strafbare feit. De rechters zijn niet alleen gericht op het afdoen van de strafzaak maar snijden bijvoorbeeld ook de relatieproblemen of problemen met de omgang met de kinderen aan. Zo kijken rechters met een integrale blik naar de onderliggende problematiek in het gezin om bij te dragen aan de oplossing van de problematiek. Door de focus te leggen op de problematiek achter het huiselijk geweld en daar in een zo vroeg mogelijk stadium op in te spelen, kan de schade in het gezin worden beperkt. Het combineren van juridische procedures is daarbij mooi meegenomen maar moet niet het doel zijn. 

    Evaluatie pilot geïntegreerde aanpak huiselijk geweld - fase 2 (pdf, 260,1 KB)
    Samenvatting evaluatie geïntegreerde aanpak huiselijk geweld – fasen 1 en 2 (pdf, 138,4 KB)
    Het resultaat van de evaluatie van de eerste fase

  • Evaluatie probleemoplossende strafrechtspleging bij Wijkrechtbank Eindhoven

    De Wijkrechtbank Eindhoven heeft ten doel om verdachten met problemen op verschillende leefgebieden een kans te bieden om met hulp van hulpverleners te werken aan hun achterliggende problemen, zoals schulden of een verslaving. Alleen bekennende verdachten die gemotiveerd zijn om hun gedrag of situatie te verbeteren, komen hiervoor in aanmerking.Voorafgaand aan de zitting van de wijkrechtbank maken hulpverleners een analyse van de persoonlijke situatie van de betrokkene. Ter zitting voert de rechter een uitgebreid gesprek met de verdachte en met de aanwezige ketenpartners om te komen tot een plan dat herhaling van strafzaken dient te voorkomen. De afspraken worden opgenomen als bijzondere voorwaarden bij de strafoplegging. De rechter houdt door middel van één of twee vervolgzittingen vinger aan de pols.

    Persoonsgerichte aanpak

    Uit het onderzoek blijkt dat deze persoonsgerichte aanpak doel treft. In de meeste zaken wordt een integraal pakket van afspraken gemaakt, gericht op het verstevigen van het vangnet rondom de betrokkene en het reduceren van achterliggende problemen. Het is nog te vroeg om al te kunnen zeggen dat deze aanpak ook leidt tot vermindering van recidive, maar de eerste resultaten laten een gunstig beeld zien. Samenwerking justitiële partners en hulpverleningsorganisaties Bijzonder aan de Wijkrechtbank Eindhoven is de samenwerking met particuliere hulpverleners en organisaties uit het sociaal domein. Daardoor kan ook buiten het justitieel dwangkader hulpverlening ingezet worden. Met toestemming van de betrokkene wordt informatie tussen de hulporganisaties uitgewisseld. Deze samenwerking heeft in de loop van de pilot vaste vorm gekregen en verloopt doorgaans goed. Advocaten hebben als vertrouwenspersoon een belangrijke rol in dit proces en bewaken een eerlijke procesgang.

    Gerichtheid op de wijk

    Het verminderen van overlast in de wijk en het versterken van de band tussen de rechtspraak en de wijk zijn moeilijk realiseerbare doelstellingen gebleken. Vanwege corona heeft de wijkrechtbank maar kort zitting kunnen houden in de wijk Oud-Woensel. Aangezien het lastig bleek om voldoende zaken te genereren uit deze wijk, heeft de wijkrechtbank vanaf de eerste zitting op 18 maart 2019 tot 1 juni 2021 (de einddatum van het onderzoek) uiteindelijk 54 zaken uit heel Eindhoven behandeld. Dat was minder dan waarop men had gehoopt. Uit het onderzoek blijkt dat deze doelstellingen niet goed aansluiten bij de doelgroep van de wijkrechtbank: bekennende verdachten van lichte strafbare feiten met multiproblematiek. Dit zijn doorgaans niet de mensen die de grootste overlast binnen de buurt veroorzaken.

    Verder doordenken ‘probleemoplossende rechtspraak’

    De onderzoekers raden aan om de doelstellingen en achterliggende strafdoelen beter af te stemmen op de doelgroep en de werkwijze van de wijkrechtbank. De sterke punten van de wijkrechtbank (integrale aanpak met behulp van multidisciplinair team) kunnen dan verder ontwikkeld worden en een breder bereik krijgen dan een specifieke wijk.

    Research memoranda - De persoon achter het dossier (pdf, 1,1 MB)

 Research Memoranda 2020

>Alles uitklappen
  • De pilots in Rotterdam en Den Haag zijn in het najaar van 2018 gestart, tegen de achtergrond van het programma Maatschappelijke effectieve rechtspraak (MER) van de rechtspraak. In totaal zijn er 263 zaken in de pilots aangemeld, waarvan er 81 op zitting zijn behandeld. De pilots zijn bedoeld om de toegang tot de rechter voor rechtzoekenden te vergroten. De procedure kenmerkt zich in beide proeftuinen dan ook door laagdrempeligheid: partijen kunnen hun zaken aandragen met een eenvoudig digitaal aanmeldformulier en kunnen zelf het woord voeren op zitting, zaken worden snel op zitting behandeld en griffierechten zijn aanmerkelijk lager dan in een reguliere procedure.

    Uit de evaluatie blijkt dat deze doelstellingen van de pilots zijn in belangrijke mate gerealiseerd. Behalve de selectie van zaken, waardoor niet voor de pilots geschikte zaken daar niet in behandeling worden genomen, is ook een goed functionerend bureau van de Wijk- en Regelrechter een belangrijke randvoorwaarde voor succes. Daar komt, in vergelijking met de reguliere procedure, in deze pilotprocedure veel werk terecht, met name voor wat betreft de communicatie met partijen. Verder blijkt dat de pilots breed worden gewaardeerd door zowel rechters, advocaten en juridisch medewerkers als de rechtzoekenden zelf. De pilots spreken bovendien een groep rechtzoekenden aan die anders niet had gekozen voor een reguliere procedure bij de kantonrechter.

    Ook zijn de pilots beide oplossingsgericht. Het doel is om geschillen minder juridisch te benaderen en in samenspraak met partijen afspraken te maken die bijdragen aan de oplossing van het door partijen ervaren probleem. Voor een groot deel van de in de pilots behandelde zaken geldt dat er op zitting afspraken ter beëindiging van het geschil werden gemaakt tussen partijen. In Rotterdam lukte dit in 84% van de zaken die op zitting werden behandeld, voor Den Haag lukte dit voor 61% van de behandelde zaken. In de resterende gevallen heeft de rechter uitspraak gedaan.

    De onderzoekers concluderen dat de pilots een welkome uitbreiding van het repertoire van de civiele rechtspraak zijn. De toegevoegde waarde van de pilotprocedures zit onder meer in het feit dat zaken snel op zitting worden gepland, waarmee verdere juridisering van het geschil wordt voorkomen. De onderzochte pilots kunnen bovendien worden gezien als een antwoord op de veranderingen binnen de kantonrechtspraak. Zij proberen, door vereenvoudiging van het proces en emancipatie van de rechtzoekende, kantonrechtspraak weer terug te brengen naar de nabijheidsrechter die de kantonrechter ooit was. De hoop is dat dit bijdraagt aan grotere zichtbaarheid van de kantonrechter in de samenleving.

    Research Memorandum  - Evaluatie Rotterdamse Regelrechter en Haagse Wijkrechter (pdf, 952,9 KB)

  • Het doel van de regeling in de Wet schuldsanering natuurlijke personen is dat natuurlijke personen die door de rechter tot de regeling worden toegelaten, aan het eind van de regeling schuldenvrij zijn. De schuldsaneringsregeling beoogt de schuldenaar aan te sporen om daartoe (meer) betaalde arbeid te verrichten. Als die prikkel werkt, dan moet toelating tot de schuldsanering van invloed zijn op het hebben van betaald werk, oftewel het arbeidsaanbod van de schuldenaar. Dit Research Memorandum laat zien dat de financiële prikkel waarbij een “schone lei” in het vooruitzicht wordt gesteld, een positief effect heeft op de arbeidsmarktpositie van degenen die worden toegelaten tot de schuldsanering. Daarbij blijken er verschillen in uitkomsten tussen verschillende groepen natuurlijke personen.

    Research Memoranda - Arbeidsmarktconsequenties van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (pdf, 1,3 MB)

 Research Memoranda 2018

>Alles uitklappen

  • Estimating the costs and benefits of the Judiciary: a theoretical approach’ is geschreven door het Rotterdam Institute for Law and economics, in opdracht van de Raad.

    Het onderzoek geeft, op basis van een uitgebreide economische literatuurstudie, een conceptuele beschouwing van de baten van de rechtspraak, met indicaties over de concrete waarderingsmethode van 'winst' in doorlooptijden, voorspelbaarheid van rechtspraak en het al dan niet oplossen van geschillen door de rechtspraak. Daarbij komen herverdelingsgevolgen en de rol van rechtsonzekerheid aan bod. Ook de gevolgen van de door de rechtzoekende zelf te dragen kosten voor het beroep op de rechtspraak en voor de totale kosten en baten van rechtspraak komen aan de orde.

    De conclusies kunnen, in combinatie met beschikbaar empirisch materiaal, als bouwsteen dienen voor een verdere kwantificering van de baten van rechtspraak. Daarbij kan worden aangesloten op  eerder op de Raad uitgevoerde, meer empirisch gerichte, analyses (Van Dijk, Improved performance of the Netherlands Judiciary: assessment of the gains for Society, International Journal for Court Administration, 6 (2014) (pdf, 266,1 KB), p. 1-17  en Van Tulder, In de schaduw van de rechter, Research Memorandum 2014/4 (pdf, 2,7 MB)).


  • Proef met spreekuurrechter succesvol

    Een proef met ‘spreekuurrechters’ die de rechtbank Noord-Nederland heeft gehouden, is succesvol verlopen. Mensen die een eenvoudig geschil aan de rechter wilden voorleggen, konden dat zonder dagvaarding of advocaat doen. De rechter hoorde de strijdende partijen aan en adviseerde over een schikking. In 91 procent van de zaken werd het conflict snel, effectief en tegen een laag tarief opgelost, blijkt uit onderzoek. Intussen experimenteren ook andere rechtbanken met zulke laagdrempelige procedures.

    Alledaagse conflicten

    Alledaagse problemen met de buren, huisbaas, werkgever of bijvoorbeeld een aannemer kunnen veel ellende veroorzaken. Ze komen meestal pas bij de rechter als ze volledig zijn geëscaleerd. De betrokkenen zijn dan veel geld kwijt aan griffierechten en advocaten en komen als eiser en verweerder tegenover elkaar te staan in de rechtszaal, wat niet bevorderlijk is voor een goede relatie. Het streven van de Rechtspraak om zulke geschillen sneller en goedkoper op te lossen, is in de proef met de spreekuurrechters uitgeprobeerd.

    Eenvoudige procedure

    Anderhalf jaar lang waren 7 ervaren kantonrechters in het noorden beschikbaar om als spreekuurrechter op te treden. In totaal hebben zij 64 zaken behandeld, waarvan er 58 eindigden in een schikking tussen de partijen. Het ging vooral om burenruzies, maar bijvoorbeeld ook om conflicten over een verbouwing of een aankoop. Vaak gingen de rechters ter plaatse om met eigen ogen te zien wat er speelde, ook omdat er geen schriftelijke stukken waren waarop zij zich konden baseren. De betrokkenen mochten hun zaak namelijk met een eenvoudige mededeling (zoals ‘de boom van de buren is te hoog’) aanmelden. Als de rechter beide partijen had aangehoord, stuurde hij aan op een

    Tevreden deelnemers

    Van de deelnemers is 80 tot 90 procent (heel) positief over de spreekuurrechter, blijkt uit onderzoek door de Rijksuniversiteit Groningen en onderzoeksbureau Pro Facto. Ze zijn vooral blij met de snelle behandeling, de lage kosten en de menselijke, niet-juridische benadering door de rechter. Ze vonden de zitting wel lang duren; de rechter moest immers eerst ontdekken wat er speelde. Ook hebben sommige mensen druk ervaren om tot een schikking te komen. Daar staat tegenover dat 71 procent ook na verloop van tijd nog tevreden was over het bereikte resultaat.

    Kanttekeningen

    Vooral bij burengeschillen lijkt de spreekuurrechter bij te dragen aan een verbeterde, laagdrempelige toegang tot de rechtspraak, stellen de onderzoekers. Zij plaatsen wel kanttekeningen bij het hoge schikkingspercentage. Slechts 40 procent van de aangemelde zaken is ook echt door de spreekuurrechters behandeld, vooral omdat het lang niet altijd lukte om medewerking van beide partijen te krijgen. Dat is wel een vereiste van het wetsartikel (art. 96 Rv) dat zo’n vereenvoudigde procedure mogelijk maakt. Bovendien konden belangstellenden zich niet zelf melden bij de spreekuurrechter. Enkele rechtsbijstandsverzekeraars en het Juridisch Loket leverden de deelnemers aan. Zij meldden vooral zaken aan die kans van slagen hadden. De spreekuurrechter boog zich dus eigenlijk alleen over zaken die zich relatief goed voor een schikking leenden, concluderen de onderzoekers.

    Nieuwe experimenten

    De Rechtspraak vindt het belangrijk om verder te experimenteren met laagdrempelige procedures. In het hele land zijn ideeën bedacht die ervoor zorgen dat het werk van de rechter zoveel mogelijk effect heeft. Initiatieven die succesvol blijken te zijn, kunnen landelijk worden ingevoerd zodra het kabinet daar geld voor beschikbaar stelt. Zo is in Rotterdam en Dordrecht half september de ‘regelrechter’ begonnen, waar zowel burgers als bedrijven zich kunnen melden om conflicten snel en goedkoop op te lossen. En in Den Haag trekken rechters de wijk in om te helpen de leefbaarheid te vergroten. ‘Wijkrechters’ houden zich vooral bezig met overlast, burenruzies, woninggebreken; alles wat te maken heeft met prettig wonen in de wijk. Anders dan de spreekuurrechters werken zij niet met doorverwijzers; iedereen die de rechter wil spreken, kan zich zelf melden.

  • Stap naar rechter vaak geen puur rationele keuze

    Achter de keuze om naar de rechter te stappen gaat vaak geen puur rationele afweging schuil. Emoties, zelfredzaamheid en mentale weerbaarheid zijn voor mensen medebepalend bij het al dan niet starten van een rechtszaak.  Dit blijkt uit onderzoek van het Verweij Jonker Instituut en de Hogeschool van Amsterdam in opdracht van de Raad voor de rechtspraak.

    Drempels

    Het onderzoek is uitgevoerd omdat het nog onvoldoende duidelijk is welke drempels mensen precies ervaren bij de gang naar de rechter. Om hier meer zicht op te krijgen spraken de onderzoekers met 40 rechtzoekenden en 8 rechtshulpverleners. Uit de gesprekken blijkt dat rechtzoekenden over het algemeen niet bewust aansturen op een rechtszaak. De gang naar de rechter vermijden zij het liefst omdat het veel onzekerheid met zich meebrengt. De onderzoekers omschrijven het als een toneelstuk waarvan rechtzoekenden het script niet kennen. Daarnaast spelen ook de kosten en de moeite die een rechtelijke procedure met zich meebrengt een rol bij de afweging die iemand maakt.
    Op basis van de rol die rationele en minder rationele overwegingen spelen, onderscheiden de onderzoekers 3 verschillende type rechtzoekenden: de rechtvaardigheidszoeker, de rechtszoeker en de ontgoochelde.

    Rechtvaardigheidszoeker

    De rechtvaardigheidszoeker laat zich vooral leiden door zijn rechtsvaardigheidsgevoel. Deze emotie maakt dat hij niet altijd een realistische en evenwichtige inschatting maakt van zijn positie in een rechtszaak. Dit kan tot gevolg hebben dat iemand te snel naar de rechter stapt, wat vervolgens weer tot teleurstelling kan leiden omdat hij overtrokken verwachtingen heeft van de uitkomst.

    Rechtszoeker

    De rechtszoeker is de meest rationele van de 3. Hij weegt materiële - en immateriële kosten af en besluit op basis daarvan zijn strategie. Op het gebied van materiële kosten speelt het al dan niet hebben van een rechtsbijstandverzekering vaak een doorslaggevende rol.

    Ontgoochelde

    De ontgoochelde is minder goed in staat om voor zichzelf op te komen. Het lukt hem vaak niet om concrete stappen te zetten waardoor zijn situatie zou kunnen verbeteren. Om die reden is hij snel geneigd het ‘erbij te laten zitten’. De ontgoochelde heeft daarbij ook het gevoel dat de Rechtspraak er niet voor hem is. Door dit alles kan het zo zijn dat hij niet naar de rechter stapt terwijl dit wel in zijn voordeel zou kunnen werken.

    Vervolg

    Toegankelijkheid van rechtspraak staat hoog op de agenda van de Rechtspraak. Het onderzoek laat zien waar deze toegankelijkheid zou kunnen worden verbeterd. De onderzoeker geven hierbij ook praktische oplossingen zoals een beslisboom op de rechtspraak.nl of een persoonlijk adviesgesprek. De Raad hoopt dat de individuele gerechten de handschoen zullen oppakken om – geïnspireerd door het onderzoek – initiatieven te ontwikkelen die de toegankelijkheid te vergroten. Ook bekijkt de Raad hoe de onderzoeksresultaten kunnen helpen bij initiatieven op het terrein van communicatie en dienstverlening.

    Research Memorandum 2018 nr. 3 - Motieven van burgers om (niet) naar de rechter te gaan. (pdf, 329 KB)

  • In het najaar van 2017 heeft de Raad voor de rechtspraak de Rijksuniversiteit Groningen opdracht gegeven te verkennen aan welke voorwaarden moet worden voldaan om te kunnen voorzien in een laagdrempelige procedure voor geschilbeslechting inzake schadeafhandeling van aardbevingszaken en om te verkennen hoe deze procedure het beste kan worden vormgegeven.
    Deze opdracht vond plaats tegen de achtergrond dat er vanaf 31 maart 2017 geen nieuwe zaken meer konden worden aangemeld bij de Arbiter Bodembeweging (AB) in afwachting van een nieuw Schadeprotocol dat was aangekondigd door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Dat protocol was gepland voor 1 juli 2017, maar heeft uiteindelijk tot 31 januari 2018 op zich laten wachten.
    Het hiaat in de rechtsbescherming dat was ontstaan omdat het Schadeprotocol uitbleef, en de onwenselijkheid van deze situatie, vormde de aanleiding voor het onderzoek. Daarbij werd er vanaf het begin af aan rekening mee gehouden dat gedurende het onderzoekstraject duidelijkheid zou ontstaan over het nieuwe Schadeprotocol. Dat is ook gebeurd en in het onderzoek zijn de contouren van het nieuwe Schadeprotocol meegenomen.
    Het onderzoek gaat in op de procedure bij de AB, de nieuwe procedure bij de Tijdelijke Commissie en eventuele vervolgstappen bij de rechtspraak.
    Met het uiteindelijke advies van de Raad op basis van het onderzoek, beoogt de Raad de rechtbank Noord-Nederland handvatten aan te reiken voor een effectieve behandeling van aardbevingszaken. En wel zo dat gedupeerden de rechtbank zien als een instantie die hen van heldere informatie voorziet, hen faciliteert bij het doorlopen van de procedure zodat zij die ervaren als laagdrempelig, eenvoudig en snel en die, indien daartoe mogelijkheden bestaan, resulteert in overeenstemming. Een dergelijke klantvriendelijke en probleemoplossende opstelling vergroot het vertrouwen van de samenleving in de
    rechtspraak. Dat is zeker in de ingewikkelde context van aardgaswinningsdossier in Noord-Nederland van groot belang.

  • Effectieve leermethoden voor het dichten van de kloof tussen traditionele kennis en technische realiteit.

    Het onderzoek Deskundigheidsbevordering ICT in de Rechtspraak betreft de effectiviteit van verschillende leermethoden (e-learning, hoorcollege, werkcollege, online intervisie en werkbezoeken) voor het overdragen van ICT-kennis aan rechters en rechtbankmedewerkers. De speciaal voor dit onderzoek ontwikkelde cursussen zijn voorafgegaan door een voormeting en afgesloten met een nameting. Het onderzoek toont aan de verhoging van ICT-kennis onder rechters nodig is. Daarbij wordt duidelijk dat e-learning het sterkste leereffect heeft van alle onderzochte methoden. Alle cursussen worden achteraf als voldoende tot ruim voldoende geëvalueerd, waarbij de voorkeur uitgaat naar de meer traditionele leermethoden zoals hoorcolleges en werkcolleges. Werkbezoeken werken zeer enthousiasmerend. De aanbeveling die aan het onderzoek is verbonden is dan ook om verder te gaan op de ingeslagen weg van blended-learning en e-learning.

    Research memorandum 2018 nr. 1 - Deskundigheidsbevordering ICT in de Rechtspraak (pdf, 1 MB)

 Research Memoranda 2017

>Alles uitklappen

 Research Memoranda 2016

>Alles uitklappen
  • Research memorandum 2016 nr. 3 - Financieel belang van rechtszaken

    Er wordt per jaar rond de 30 miljard euro in goede banen geleid in de Nederlandse samenleving door rechters. Dat blijkt uit onderzoek door onderzoeksbureau Ecorys in opdracht van de Raad voor de rechtspraak. Het Ecorys-onderzoek is onderdeel van een breder onderzoeksprogramma van de Rechtspraak. Doel van dit programma is het economische belang van de Nederlandse rechtspraak meer inzichtelijk te maken. Uit verschillende onderzoeken bleek eerder dat goede rechtspraak bijdraagt aan de economie van een land. Meer inzicht in het economisch belang van rechtspraak, helpt bij het verder verbeteren van de organisatie.

  • Research Memorandum 2016 nr. 2 - Zwaarder gestraft?

    Allochtone daders krijgen vaker een gevangenisstraf opgelegd dan autochtone daders, maar daar staat tegenover dat ze een kleinere kans hebben op bijvoorbeeld een werkstraf of geldboete. Daarnaast zijn de opgelegde straffen even zwaar. Dit is de conclusie uit onderzoek Zwaarder gestraft? dat is uitgevoerd in opdracht van de Raad voor de rechtspraak.

  • Research Memorandum 2016 nr. 1 - Motieven voor en waardering van hoger beroep

    Mensen gaan vooral in hoger beroep omdat ze hopen op een voor hen betere uitspraak. Dit blijkt uit onderzoek dat is uitgevoerd door Regioplan en de Rijksuniversiteit Groningen in opdracht van Raad voor de rechtspraak. Het klinkt als een open deur, maar wetenschappelijk gezien is het helemaal niet zo vanzelfsprekend. De uitkomst van dit onderzoek is voer voor een lang lopende discussie: wat doet er meer toe, procedurele - of uitkomst rechtvaardigheid?

 Research Memoranda 2015

>Alles uitklappen
  • Research Memorandum 2015 Kengetallen (pdf, 2,7 MB)

    Sinds 2006 brengt de Rechtspraak jaarlijks een publicatie uit met kengetallen over het functioneren van de afzonderlijke gerechten. Elk gerecht maakt een analyse van de uitkomsten van het betreffende gerecht en het bureau van de Raad maakt een landelijke analyse waarin gerechten op afzonderlijke kengetallen met elkaar worden vergeleken. De rapportage wordt jaarlijks gepubliceerd op rechtspraak.nl. De kengetallenrapportage vormt een aanvulling op het Jaarverslag van de Rechtspraak, waarin verantwoording wordt afgelegd over de Rechtspraak als geheel.

    Onderzocht is in hoeverre de Kengetallenrapportage zou kunnen worden verbeterd, aan de hand van de volgende algemene onderzoeksvraagstelling.

    • Welke samenhang tussen (karakteristieken van) de inzet van personeel en andere middelen, productie en kwaliteit (voorzover gemeten) is in de Kengetallen te ontdekken? Welke bestuurlijk bruikbare informatie kan hieruit worden gedestilleerd? Is periodieke herhaling van deze analyse volgens een vast analyse-stramien wenselijk?
    • Op welke punten zou verbetering of uitbreiding van de bestaande kengetallen en eventueel de daarvoor noodzakelijke achterliggende informatievoorziening duidelijke meerwaarde hebben?
    • In hoeverre draagt de bestaande publicatie van Kengetallen optimaal (efficiënt en effectief) bij aan inzicht en verantwoording over het functioneren van de individuele gerechten en de Rechtspraak als totaal? Het gaat daarbij zowel om het geleverde inzicht en de verantwoording binnen de Rechtspraak zelf als de verantwoording naar de samenleving.

    Het onderzoek is uitgevoerd door Economisch onderzoeksbureau APE onder leiding van R. Goudriaan.

  • Etnisch gerelateerde verschillen in de straftoemeting (pdf, 2,9 MB)

    Allochtone daders krijgen vaker een gevangenisstraf opgelegd dan autochtone daders. Daarnaast zijn de opgelegde celstraffen vaak langer. Deze verschillen worden grotendeels verklaard door de zwaarte van het misdrijf en de persoonlijke omstandigheden van de dader. Dat blijkt uit het onderzoek 'Etnisch gerelateerde verschillen in de straftoemeting' dat is uitgevoerd in opdracht van de Raad voor de rechtspraak.

  • Het vonnis beter uitgelegd? Maatschappelijke effecten van beter motiveren in de strafrechtspraak (pdf, 2,5 MB)

    De Rechtspraak heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in verbetering van de motivering van strafrechtelijke vonnissen. Belangrijk doel was om de verdachte, de raadsman, andere betrokkenen en de maatschappij als geheel een beter inzicht in het denkproces van de rechter te geven. Dit onderzoek brengt in kaart of dit daadwerkelijk heeft geresulteerd in een beter inzicht van genoemde partijen. Ook brengt het onderzoek in beeld hoe de beoogde kwaliteitsimpuls bij betrokkenen buiten de Rechtspraak wordt gewaardeerd.
    De algemene conclusie van de onderzoekers is dat zowel in de ervaringen van procesdeelnemers als bij het brede publiek, het geven van meer informatie over de motivering van de vonnissen leidt tot meer inzicht en meer acceptatie. Dit betreft met name de bewezenverklaring. Wat betreft de straf lijkt echter geen sprake van meer acceptatie. Mogelijke oorzaak hiervan is dat in het algemeen de redenering van de rechter over de strafsoort en strafmaat relatief summier aan de orde komt.
  • De laatste jaren zijn er duidelijke indicaties dat de werkdruk in de Rechtspraak hoog is. De veronderstelling daarbij is dat dit mede verklaard kan worden toegenomen zaakzwaarte. Het rapport doet verslag van onderzoek naar zaakverzwaring in de periode 2008 – 2014.

    Meer over het onderzoek (pdf, 2,5 MB)

 Research Memoranda 2014

>Alles uitklappen
  • Korte en effectieve kantoncomparities (pdf, 2,8 MB)

    Het rapport ‘Korte en effectieve kantoncomparities?’ betreft een verslag van onderzoek naar de wijze waarop de rechtbanken invulling geven aan de kantoncomparitie. Het onderzoek is in opdracht van de Raad voor de rechtspraak uitgevoerd door Pro Facto en de Rijksuniversiteit Groningen.

    Uit het onderzoek is gebleken dat er sprake is van duidelijke verschillen tussen de gerechten, zowel als het gaat om de wijze van organisatie van kantoncomparitie, het aandeel van zaken waarin een  comparitiewordt gelast, als in de schikkingspercentages. De onderzoekers namen duidelijke stijlverschillen waar tussen de rechters (sturend, lijdelijk en faciliterend), maar constateerden tegelijkertijd dat deze verschillen niet leidden tot grote verschillen in uitkomst (snelheid, aantal schikkingen en ervaren procedurele rechtvaardigheid). De onderzoekers bevelen op grond van hun bevindingen aan dat de gerechten en de rechters meer informatie uitwisselen over de behandeling van kantonzaken en dat discussie wenselijk is over wat de meest gewenste werkwijze ter comparitie is.

  • In de schaduw van de rechter. Individuele en maatschappelijke kosten en baten van de juridische infrastructuur. (pdf, 2,7 MB)

    Dit Research Memorandum past in de lijn van economisch onderzoek naar de rechtspraak bij de Raad. Het in het rapport gepresenteerde model geeft eerst een gestileerde beschrijving van het keuzegedrag van potentiële eisers en gedaagden in zaken waarbij het financieel belang overheersend is. Het model gaat ervan uit dat partijen bij beslissingen tot het aangaan van maatschappelijke transacties, het daarbij eventueel ontstaan van contractbreuken of schades en een eventuele daarop volgende gang naar de rechter een afweging van te verwachten kosten en baten maken. Vervolgens worden de effecten van deze individuele keuzes in termen van maatschappelijke kosten en baten geschat. Het model beperkt zich vooralsnog tot een categorie zaken, waarbij financiële afwegingen de hoofdrol zullen spelen: handelszaken met een financieel belang.
    Bij publicatie van dit onderzoek in het voorjaar van 2014 zijn uit wetenschappelijke kringen uiteenlopende reacties op het model gegeven, van lovend tot negatief. Daarnaast is de modelmatige benadering van individuele kosten-baten afwegingen en de maatschappelijke gevolgen daarvan een vernieuwende benadering van de materie. De Raad heeft daarom besloten een evaluatie van het model en de toepassing daarvan uit te laten voeren. De uitkomst hiervan is nog niet beschikbaar.

  • Professionele standaarden: een vergelijkend perspectief (pdf, 1,5 MB)

    Rechters kunnen leren van de wijze waarop andere beroepsgroepen hun kwaliteit bewaken. Dit concluderen wetenschappers van de Universiteit Utrecht in een vergelijkend onderzoek naar de professionele standaarden van drie beroepsgroepen: medisch specialisten, accountants en politieagenten. Het blijkt dat deze beroepsgroepen systematisch de kwaliteit van hun vak bewaken. Zij hebben uniforme afspraken voor werkwijzen, voorschriften voor samenwerking, en aandacht voor de naleving ervan. Het onderzoek is gedaan in opdracht van de Raad voor de rechtspraak. De Rechtspraak zoekt naar succesvolle methoden om haar professionele standaarden zichtbaarder vorm te geven. Aanleiding is onder meer de discussie over werkdruk en kwaliteit die door rechters zelf op de agenda is gezet.

  • Systeemwaarborgen voor de kernwaarden van de rechtspraak (pdf, 995,1 KB)

    De onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit van de Nederlandse rechtspraak voldoen aan de Europese normen. Dit blijkt uit een onderzoeksrapport van de Universiteit Leiden in opdracht van de Raad voor de rechtspraak. Tegelijk kan er volgens de onderzoekers verbetering geboekt worden, zoals bij het registreren van de financiële belangen van rechters en het verankeren van integriteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid in de organisatie.

  • Governance in de rechtspraak (pdf, 1,6 MB)

    Eind 2012 stelde een aantal raadsheren van het toenmalige gerechtshof Leeuwarden een manifest op. In het manifest schrijven zij dat zij zich niet vertegenwoordigd voelen door de Raad voor de rechtspraak (de Raad), dat zij de tijdelijke benoemingsprocedure voor nieuwe gerechtsbestuurders als gebrekkig hebben ervaren, en geven zij uitdrukking aan hun zorg dat de Rechtspraak steeds meer gaat lijken op een groot bedrijf, waarin productiecijfers leidend zijn. Het manifest is kort na het verschijnen door de Raad openbaar gemaakt en kreeg steun van meer dan 700 rechters en raadsheren.
    Naar aanleiding van het manifest en de discussie die de Raad daarover uitvoerig in de gerechten heeft gevoerd, heeft de Raad de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) gevraagd onderzoek te doen naar sturing binnen de Rechtspraak en in het bijzonder naar het betrekken van de rechters bij die sturing. De kern van de opdracht aan de NSOB was de Rechtspraak een spiegel voor te houden en een aanzet te geven tot een discussie over de manier waarop de Rechtspraak zichzelf bestuurt. Het rapport biedt een reflectie op de huidige en toekomstige vormgeving van governance in de Rechtspraak. Op basis van een grondige analyse doet de NSOB de Rechtspraak negen aanbevelingen, die vooral zijn bedoeld als een uitnodiging voor discussie in alle geledingen. De Raad voor de rechtspraak herkent de uitkomsten van het rapport en kan zich goed vinden in de aanbevelingen en heeft toegezegd zich in te zetten daar gestalte aan te geven.

    Auteurs: prof. dr. Paul Frissen, prof. dr. Paul 't Hart, mr. drs. Josta de Hoog, Kayleigh van Oorschot MSc, drs. Nancy Chin-A-Fat.
    Research Memoranda, nummer 1-2014

 Research Memoranda 2013

>Alles uitklappen
  • Ouderschapsonderzoek (pdf, 169,5 KB)

    In ongeveer tien procent van de echtscheidingen is er sprake van een ‘vechtscheiding’ waarbij betrokken kinderen ernstig in de knel kunnen komen. Het ouderschapsonderzoek is een interventie waarbij, op verzoek van een rechter, een deskundige bemiddelt tussen de ex-partners, onderzoek verricht en rapporteert aan de rechter. De bemiddeling door de deskundige is verplicht voor de ouders. In de periode 2008 – 2011 is bij verschillende hoven ervaring opgedaan met het ouderschapsonderzoek. De effecten van het ouderschapsonderzoek zijn bestudeerd door Esther Kluwer van de Universiteit van Utrecht.
    Het empirisch onderzoek concentreerde zich op 54 zaken waarin een ouderschapsonderzoek heeft plaatsgevonden en 36 zaken die onderdeel uitmaakten van de controlegroep. Het ouderschapsonderzoek blijkt in vergelijking met de controlegroep niet beter te scoren op de afname van conflicten en onderlinge verhouding. Echter, van degenen die hebben deelgenomen aan het ouderschapsonderzoek bereikt ongeveer vijftig procent (gedeeltelijke) overeenstemming. Degenen die (gedeeltelijke) overeenstemming hebben bereikt, scoren hoger op de kwaliteit van de relatie met de ex-partner en met het kind dan degenen die geen overeenstemming hebben bereikt.
    De betrokkenen die het ouderschapsonderzoek hebben ondergaan, beoordelen de gerechtelijke procedure minder positief - wellicht omdat de bemiddeling verplicht is. Wel positief zijn de ex-partners over de gesprekken met de deskundige. Zowel raadsheren, secretarissen alsmede de deskundigen die het ouderschapsonderzoek hebben uitgevoerd, zijn positief over het instrument. Het is ouderschapsonderzoek fungeert volgens hen als een laatste redmiddel om de relatie te verbeteren tussen personen die al lang en ernstig met elkaar in conflict zijn.

    Auteur: dr. E. Kluwer, Universiteit Utrecht
    Research memoranda nr 1 - 2013

 Research Memoranda 2012

>Alles uitklappen
  • Wraking bottom-up (pdf, 1,2 MB)

    Dit onderzoek betreft een empirische studie naar de aard en omvang van wraking in Nederland, de ervaringen van partijen en advocaten met wraking en omvat tevens een enquêteonderzoek over wraking onder de bevolking. Het onderzoek laat zien dat het aantal gehonoreerde wrakingsverzoeken relatief klein is (36 wrakingen op ruim 600 ingediende verzoeken in 2011). Tevens toont het onderzoek aan dat met name verzoekers zonder advocaat wraking gebruiken als signaal van onvrede. Een andere conclusie is dat burgers, net als advocaten, de voorkeur geven aan een externe beoordeling van wrakingsverzoeken.

    Auteurs: Wibo van Rossum, Jet Tigchelaar en Pieter Ippel
    Research Memoranda, nummer 6-2012
    Raad voor de rechtspraak, december 2012

  • De wrakingsprocedure (pdf, 1,7 MB)

    Deze internationaal rechtsvergelijkende studie doet aanbevelingen voor een zo adequate en efficiënt mogelijke wrakingsprocedure,  op basis van de wijze waarop de wrakingsprocedure in de ons omringende landen is georganiseerd. De onderzoekers adviseren om wrakingsverzoeken door een hogere rechter te laten beoordelen, de schorsende werking bij een wrakingsverzoek op te heffen dan wel te beperken, en bij oneigenlijk gebruik van wraking de mogelijkheid van een boete of proceskostenveroordeling te introduceren.

    Auteurs: Ivo Giesen, François Kristen, Liesbeth Enneking, Evelien de Kezel, Leonie van Lent, Paulien Willemsen
    Research Memoranda, nummer 5-2012
    Raad voor de rechtspraak, december 2012

  • Reputaties gewogen (pdf, 1,3 MB)

    Het onderzoek  verschaft inzicht in de wijze waarop de belangrijke stakeholders van de rechtspraak oordelen over het functioneren van de zittende magistratuur. In het algemeen wordt de Rechtspraak gezien als een ‘sterk merk’ en is het oordeel over het functioneren van rechters positief. Verbeterpunten betreffen het management en bedrijfsvoering (lange doorlooptijden, gebrek aan innovatie, onvoldoende gebruik van digitale mogelijkheden) en bejegening. Tevens is de communicatie door Rechtspraak, zeker bij incidenten, als aandachtspunt geïdentificeerd.

    Auteurs: prof.dr. Paul Frissen, prof.dr. Paul ’t Hart en dr. Stijn Sieckelinck
    Met medewerking van: Nancy Chin-A-Fat MSc, prof.dr. Michel van Eeten,
    drs. Jorren Scherpenisse, prof.dr. Mark van Twist en ir. Ellen Wiemer
    Research Memoranda, nummer 4-2012
    Raad voor de Rechtspraak, oktober 2012

  • Research memorandum 2012, nr 3 (pdf, 2,2 MB)

    Research memorandum 2012, nr. 3 brengt de consequenties van invoering van minimumstraffen in beeld. Aanleiding voor het onderzoek was het door het kabinet Rutte-I in januari 2011 ingediende – en intussen door het kabinet Rutte-II ingetrokken - wetsvoorstel dat beoogde minimumstraffen in gevallen van recidive van zware misdrijven vast te leggen.
    De huidige straftoemeting laat grote variatie zien in opgelegde straffen bij juridisch zwaar gekwalificeerde recidivedelicten. Deze variatie hangt voor een belangrijk deel samen met de praktijk om de straf af te stemmen op specifieke kenmerken van delict en dader. Daarbij past de rechter nu ook regelmatig voorwaardelijke vrijheidsstraf en tbs toe. Dit gebeurt in die gevallen waarvoor hij deze sanctiemodaliteiten – in het algemeen op advies van experts – het meest aangewezen of effectief acht. Het wetsvoorstel beperkt deze mogelijkheden.
    Het wetsvoorstel leidt tot een sterke verhoging van straffen bij zeer specifieke delicten. Deze ingreep zal de consistentie in de straftoemeting niet bevorderen.
    Het wetsvoorstel beoogt bij te dragen aan de 'beveiliging van de samenleving en individuen'. De onderzoeksliteratuur geeft geen aanwijzing dat een verhoging van straffen bij gevallen van zware recidive afschrikkende effecten zal hebben. Bij de betreffende groep recidiverende daders zijn geen specifieke preventie-effecten te verwachten, en ook een preventieve werking op 'first offenders' is niet te verwachten.
    Het wetsvoorstel zal wél leiden tot vermindering van criminaliteit via het effect van extra insluiting. Daaraan hangt echter een aanzienlijk prijskaartje. Alleen bij de zwaarste delictvormen van moord en doodslag lijken de baten van insluiting de kosten ervan te overtreffen. Maar juist bij die delicttypen is het verschil tussen de huidige straftoemeting door de rechter en de voorgestelde minimumstraffen het kleinst.

    Auteurs: Frank van Tulder & Jacqueline van der Schaaf
    Research Memoranda nummer 3-2012
    Raad voor de rechtspraak, september 2012

  • Specialisatie gewenst? (pdf, 1,9 MB)

     In 2010 toonde het onderzoek 'Specialisatie loont?! Ervaringen van grote ondernemingen met specialistische rechtspraakvoorzieningen' (pdf, 2,2 MB) aan dat grote bedrijven zeer tevreden zijn met specialistische rechtspraakvoorzieningen als de Natte kamer (havenzaken), de IE-kamer (octrooizaken), de Ondernemingskamer, het Mededingingsteam en het College van Beroep voor het bedrijfsleven. In het vervolgonderzoek 'Specialisatie gewenst? De behoefte aan gespecialiseerde rechtspraak binnen het Nederlandse bedrijfsleven' (link) is nagegaan welke behoeften bedrijfsleven en advocatuur hebben aan nadere specialisatie op andere gebieden. Onderzocht is het perspectief van gespecialiseerde partijen, niet dat van individuele consumenten of bedrijven die slechts incidenteel een beroep doen op de rechter.
    Het onderzoek is mede gestart in de context van de Herziening van de Gerechtelijke Kaart (HGK). Een belangrijke doelstelling van de HGK, waardoor het aantal rechtbanken vermindert van negentien naar tien en per 1 april 2013 elf en het aantal ressorten van vijf naar vier, is het mogelijk maken van kwaliteitsverbetering door specialisatie. De resultaten van het onderzoek leveren input op voor de invulling van die gewenste kwaliteitsverbetering.
    Uit het onderzoek blijkt dat op bepaalde terreinen inderdaad behoefte bestaat aan nadere specialisatie op het gebied van aanbestedingenrecht, bouwrecht en informaticarecht. Het onderzoeksrapport gaat ook nader in op de mogelijke vormgeving van deze drie specialismen. De onderzoekers geven ter overweging een vorm van landelijke concentratie mee, maar noemen ook de mogelijkheid van gespecialiseerde rechters op meerdere locaties. Voor de respondenten geldt dat het belangrijker is dát er een specialistische voorziening komt, dan de exacte vormgeving ervan.
    Het onderzoek wordt afgesloten met een essay van Rieme-Jan Tjittes, hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en advocaat. Dit essay beoogt bij te dragen aan de verdere discussie over de gewenste wijze van geschilbeslechting bij de aangetroffen behoeften aan gespecialiseerde rechtspraak. Hij presenteert daarbij arbitrage als alternatief voor rechtspraak.

    Auteurs: dr. ir. T. Havinga, prof. mr. C. Klaassen en N. Neelis
    Research Memoranda, nummer 2-2012
    Raad voor de rechtspraak, oktober 2012

  • Sociaalpsychologische determinanten van strafrechtelijke besluitvorming (pdf, 2,3 MB)

    Met de verschijning van Research memorandum 2012, nr. 1, 'Sociaalpsychologische determinanten van strafrechtelijke besluitvorming' wordt verslag gedaan van een, door de Raad verstrekte, 'bijzondere onderzoeksopdracht'. Deze opdracht biedt gerenommeerde wetenschappers een meerjarig kader om binnen hun eigen onderzoeksdomein een door de Raad aangereikt thema theoretisch en empirisch nader te verkennen. De uitvoering van het onderzoek lag in handen van dr. Carsten de Dreu, hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Amsterdam die tezamen met dr. Femke ten Velden het onderzoek heeft verricht.
    Aanleiding voor het onderliggende sociaalpsychologische onderzoek naar besluitvorming was de behoefte aan wetenschappelijke inzichten als het gaat om de kwaliteit van het beslisproces door rechter, en dan met name als het gaat om de wijze van informatieverwerking door de meervoudige kamer. Het onderzoek richtte zich daarbij specifiek op de sociaalpsychologische processen bij besluitvorming door groepen.
    Uit het onderzoek blijkt dat meervoudige besluitvorming een meerwaarde boven enkelvoudige besluitvorming heeft als er sprake is van een complex probleem waarbij er een grote hoeveelheid informatie verwerkt moet worden. Dit is het geval bij zaken die meervoudig worden afgedaan. Deze meerwaarde kan volgens de onderzoekers echter teniet worden gedaan door het gebruik van vuistregels. Het gebruik hiervan kan namelijk als consequenties hebben dat informatie onvolledig wordt verwerkt, rechters (statistische) denkfouten maken en selectief aandacht besteden aan wat beschikbaar is in het geheugen. Daarbij geldt in het bijzonder dat tijdsdruk een sterk negatief effect heeft op de kwaliteit van besluitvorming.
    De conclusies van de onderzoekers zijn van belang voor de rechtspraak, onder meer omdat blijkt dat het adagium dat groepsbesluitvorming automatisch kwalitatief betere besluiten oplevert niet altijd opgaat. Dit vraagt om bewustwording van onderhavige resultaten door individuele rechters en om gedachtevorming binnen de gerechten over maatregelen die eraan bijdragen dat de kans op het gebruik van vuistregels afneemt. Daarbij dient prioriteit te worden gegeven aan het doen afnemen van tijdsdruk en het bevorderen van de overlegcultuur tussen de leden van de meervoudige kamer. Ook wordt door de onderzoekers opleiding en training van rechters aanbevolen.
    De resultaten van onderhavig onderzoek zijn, in samenhang met een onderzoek naar de meerwaarde van meervoudige besluitvorming bij complexe zaken, reeds in december 2011 gepresenteerd tijdens de ‘Dag van het Oordeel’, een gezamenlijk initiatief van de SSR en de Raad van de rechtspraak. Laatstgenoemde onderzoek naar 'de betekenis van meervoudig beslissen in strafzaken' (pdf, 502,2 KB) is uitgevoerd door dr. Frans van Dijk, dr. Joep Sonnemans en prof. dr. Eddy Bauw. Een door de SSR opgesteld verslag over de 'Dag van het Oordeel' (SSR.nl) (pdf, 9,3 MB) treft u hier aan.

 Research Memoranda 2011

>Alles uitklappen
  • Rechtspraakverslaggeving in een veranderend medialandschap (pdf, 2,4 MB)

    De Persrichtlijn 2008 is een geactualiseerde versie van de in 2003 geïntroduceerde Persrichtlijn en heeft tot doel gerechten en journalisten inzicht te verschaffen in de belangen die bij de openbaarheid van rechtspraak spelen en hoe en door wie die belangen worden afgewogen. De richtlijn schept voorts duidelijkheid over wat de pers van de medewerkers van de gerechten mag verwachten en op welke wijze de gerechten de pers behoren te voorzien van informatie voorafgaande, tijdens en na rechtszaken. Tevens wordt een aantal praktische zaken uitgewerkt. Bij het vaststellen van de Persrichtlijn 2008 is besloten dat het functioneren hiervan na verloop van tijd via onderzoek zou worden geëvalueerd.
    Het onderhavige Research Memorandum doet verslag van deze evaluatie in de vorm van een literatuurstudie en een empirische studie, bestaande uit een enquête onder gerechtsmedewerkers en journalisten en een inhoudsanalyse van de berichtgeving over een drietal (spraakmakende) rechtszaken. De evaluatie maakt duidelijk dat de Persrichtlijn uit 2008 een duidelijke verbetering is ten opzichte van de Persrichtlijn uit 2003. Ook blijkt dat deze als voorwaardenscheppend instrument voldoet aan de beoogde doelstelling om journalisten in staat te stellen informatie over de rechtspraak te ontsluiten. Twee belangrijke knelpunten betreffen het gebrek aan uniforme interpretatie van de Persrichtlijn door gerechten en het gegeven dat de Persrichtlijn nog niet is toegesneden op technologische ontwikkelingen, zoals digitale verslaglegging via Twitter en weblogs. Vandaar dat de Raad voor de rechtspraak zich beraadt, in samenspraak met de gerechten, over de wijze waarop het mediabeleid beter toegesneden kan worden op de snelle technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Voorts zullen de uitkomsten van de evaluatie als uitgangspunt dienen bij een herziening van de Persrichtlijn 2008.

    Auteurs: dr. O. Scholten, dr. B. Kester, dr. P.C. Ruigrok, mr. N. Ismaïli & M. Goudswaard (Universiteit van Amsterdam & Erasmus Universiteit Rotterdam)
    Research Memoranda, nummer 5-2011
    Raad voor de rechtspraak, maart 2012

  • DE proeftuin 2010 organiseren en verantwoorden door de strafrechter (pdf, 2,1 MB)

    In 2010 vond bij de strafsector van het gerechtshof Arnhem het experiment ‘De proeftuin’. De kern van het experiment, dat stoelt op het gedachtegoed van prof. mr. M. Otte, bestaat eruit dat de professional -  in dit geval de strafrechter - meer autonomie krijgt in zijn werk en meer zeggenschap over de wijze waarop hij zijn rechtsprekende werk dient te verrichten. De Arnhemse manier van werken sluit tevens aan bij het

    Bijzonder aan de werkwijze volgens de “proeftuinmethode” is dat de strafrechter (weer) de integrale verantwoordelijkheid krijgt voor een eigen contingent strafzaken en hij daarover verantwoording aflegt aan het bestuur. Het gaat daarbij niet, zoals gebruikelijk, om een inspanningsverplichting (het aantal zittingen), maar om een resultaatverplichting (het aantal zaken). Om die resultaatsverplichting te halen gaat de strafrechter pro-actief te werk. Het karakter van het organisatorische werk verschuift daarmee in substantiële mate naar de voorfase van het strafgeding, onder decentrale verantwoordelijkheid van de strafkamer. Het rapport gaat uitvoerig in op verschillende strafvorderlijke nova die samenhangen met het experimentele verantwoordelijkheidsmodel.

    In de evaluatie wordt het experiment positief beoordeeld en inmiddels is deze manier van werken een  van de reguliere werkwijzen geworden binnen het Arnhemse hof. Het experiment, dat aansluit bij de bedoelingen van het vernieuwde Wetboek van Strafvordering, voorziet in een aanpak die zowel kan bijdragen aan een grotere efficiëntie, een grotere effectiviteit (waaronder een positief oordeel over het proces door procespartijen) als een toename van werktevredenheid onder zowel rechters als de administratieve en juridische ondersteuning.

    Auteur: mr. R. Robroek, stafjurist bij gerechtshof Arnhem en verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen.
    Research Memoranda, nummer 4-2011
    Raad voor de rechtspraak, december 2011 

  • rechtspraakbrede streven om de (regie)rol van de rechter te vergroten, de doorlooptijden te verbeteren en de productie te verhogen.  In dit Research Memorandum wordt verslag gedaan van het experiment door mr. drs. R. Robroek, stafjurist bij het gerechtshof in Arnhem en wetenschappelijk medewerker aan de Rijksuniversiteit Groningen.

    Recidiverisico en straftoemeting (pdf, 2,6 MB)

    Wat bepaalt de hoogte van de straf die een rechter geeft en welke rol speelt daarbij de inschatting van de kans dat de veroordeelde in de toekomst weer een misdrijf zal plegen (het 'recidiverisico')? Dat is het onderwerp van dit onderzoek, uitgevoerd door de Universiteit Leiden in opdracht van de Raad voor de rechtspraak.
    Veel factoren spelen een rol bij de straftoemeting. Belangrijke zijn het aantal en de ernst van de gepleegde delicten en het strafrechtelijk verleden van de veroordeelde, dus het gedrag dat deze feitelijk heeft vertoond. De inschatting van het recidiverisico speelt daarbij niet zo’n duidelijke eigen rol. De rechter gebruikt die inschatting met name voor de gedetailleerde afstemming van de straf.
    De inschatting van het recidiverisico baseert de rechter niet zozeer op de drie klassen die de Reclassering hiervoor hanteert (risico laag, gemiddeld of hoog), maar meer op de onderliggende justitiële documentatie en de achtergrondinformatie die zij over de veroordeelde in haar rapportages vermeldt. Het gaat dan bijvoorbeeld om informatie over zijn opleiding, drugs- en alcoholgebruik, huisvesting, relaties met partner, gezin, familie, vrienden en kennissen en (hoe de veroordeelde omgaat met) zijn inkomen.

    Auteurs: drs. S.G.C. van Wingerden, prof. dr. mr. M. Moerings en dr. J. van Wilsem van de Universiteit Leiden.
    Research Memoranda, nummer. 3 - 2011
    Raad voor de rechtspraak, december 2011

  • De jeugdstrafzitting een pedagogisch perspectief (pdf, 2,6 MB)

    Auteurs: S. Rap en I. Weijers
    Research Memoranda, nummer 2-2011
    Raad voor de rechtspraak, september 2011

  • De goede procesorde in beeld (pdf, 2,4 MB)

    Auteurs: M. Barendrecht, S. van Gulijk, M. Gramatikov, P. Sluijter
    Research Memoranda, nummer 1-2011
    Raad voor de rechtspraak, juli 2011

Archief

Bekijk de Research Memoranda van 2005 t/m 2010.

 

    

 

Heeft u een vraag?

Voor meer informatie of hulp, bezoek de contactpagina. Daar vindt u antwoorden op veelgestelde vragen en informatie over hoe u ons kunt bereiken.