Kinderrechter Jans Olthof gelooft in snel ingrijpen als jongeren dreigen te ontsporen. ‘Anders ben je te laat. Je zegt toch ook niet tegen je kind: jij krijgt geen zakgeld in november omdat je in de zomer snoep hebt gepikt?’
Kinderrechter Jans Olthof [foto's: Serge Ligtenberg] Dat hij rechter zou worden, had plattelandsjongen Jans Olthof nooit gedacht. Andere kinderen op zijn dorpsschool in Bergentheim gingen aan het werk zodra dat kon, maar een leraar spoorde Jans aan om door te leren. Na zijn rechtenstudie moest hij in dienst en werd ingezet als secretaris van de krijgsraad in Arnhem. ‘Zo kwam ik op het spoor van de rechtspraak terecht.’ Olthof, sinds 1986 rechter in Almelo, kreeg 3 jaar geleden een lintje vanwege zijn bijzondere inzet voor het jeugdrecht.
Maatschappelijk werker
‘Ik was net begonnen en moest nog veel leren toen de enige kinderrechter in Almelo mij vroeg hem op te volgen. Een kinderrechter krijgt een hoop ellende op zijn bord en neemt zware beslissingen, maar hij is toch een beetje een maatschappelijk werker in toga; juridisch valt er niet altijd veel te verhapstukken. Daarom stelde ik voor de helft van de week als kinderrechter te werken en daarnaast andere rechtszaken te doen.’ Na enkele jaren werd hij voor de helft kantonrechter. ‘Tussen verkeersovertredingen en vissen zonder vergunning door moest ik ook oordelen over kinderen die zich niet aan de leerplicht hielden. Daar ging het vaak slecht mee.’
Geen prioriteit
Spijbelaars voor de rechter brengen had geen prioriteit voor de officier van justitie. ‘Het kon wel een jaar duren voordat zo’n zaak op zitting kwam. Intussen ging het thuis steeds slechter met die kinderen, ze hingen op straat, blowden, belandden soms in de criminaliteit. Als kinderrechter kreeg ik jongeren voor me die zo ver waren weggegleden dat ik ze op verzoek van de kinderbescherming uit huis moest plaatsen, of op verzoek van de officier van justitie in de jeugdgevangenis. Maar waar begint het probleem? Meestal op school. Dus zet nou in op die leerplicht, dacht ik, dan ben je er snel bij.’
Spijbelrechter
Zo werd Olthof in 2004 spijbelrechter, wat in de rest van het land navolging vond: ‘We hebben speciale themazittingen opgezet waarbij de leerplichtambtenaar aanwezig is met recente informatie, de Raad voor de Kinderbescherming voor onderzoek, de jeugdreclassering voor begeleiding. Zo’n 100 spijbelaars per jaar komen snel op zitting. Ik leg voorwaardelijke straffen op, waardoor ik 2 jaar hulpverlening mee kan geven via de reclassering. Als ze na verloop van tijd hun overgangsbewijs of diploma laten zien, gaat de straf niet door. Dat gaat heel vaak goed, het is een mooie methode.’ Soms krijgt Olthof jaren later, als de zaak allang is afgedaan, nog een kopie van een diploma toegestuurd. ‘Dan stuur ik een kaartje terug: goed gedaan!’
Vaderlijke benadering
Hij praat op een vaderlijke manier over kinderen die (dreigen te) ontsporen. ‘Snel ingrijpen is belangrijk, net als in de opvoeding. Je zegt toch ook niet tegen je kind: jij krijgt geen zakgeld in november omdat je in de zomer snoep hebt gepikt? Lik op stuk, met de pedagogische aanpak die bij jeugdrecht hoort, daar hebben zowel kinderen als hun ouders het meeste aan.’ Zo ontstond begin deze eeuw ook de ‘Almelose aanpak’ in het jeugdstrafrecht. Kinderen die een licht vergrijp pleegden waar volgens de kinderbescherming forse problemen achter schuilgingen, werden voorgeleid voor de rechter. Niet om streng te straffen, maar juist om dat te voorkomen. Want kinderen opsluiten vindt Olthof verschrikkelijk. ‘Ik schorste dan bijna altijd de bewaring, met voorwaarden om het gedrag te beïnvloeden en toezicht van jeugdreclassering. Zo gebruikten we het strafrecht eigenlijk om snel hulp op gang te brengen.’
Loverboy
Tot Olthofs teleurstelling stopte dat na een reorganisatie van het OM in 2013. De enthousiaste jeugdofficieren werden onderdeel van het grote parket Oost-Nederland, dat alleen kinderen wilde voorgeleiden na een ernstig delict. ‘Eigenlijk gooit het OM hiermee veel jeugdigen over de schutting naar de kinderrechter en de jeugdzorg. Het duurt nu langer voordat problemen zichtbaar worden, jongeren krijgen meer tijd om af te glijden. Dat vergroot het risico op uithuisplaatsing.’
Een open jeugdinstelling biedt niet altijd voldoende bescherming. Olthof vertelt over een 13-jarige jongen wiens moeder in een buitenlandse cel zit vanwege een drugsdelict. ‘Ze gaf haar kind via WhatsApp opdracht om thuis drugs op te halen en te verkopen. Die jongen liep met 6000 euro op straat.’ Hij moet meer kinderen naar een gesloten jeugdinstelling sturen dan voorheen. ‘Dat vind ik vreselijk, maar als ik ’s nachts word gebeld omdat de politie een meisje heeft weggehaald bij haar vriend van wie ze die avond 5 keer seks moest hebben met vreemde mannen, geef ik toch een machtiging. Ik wil niet dat ze voor de 6e keer wordt verkracht.’
Moeders
De Almelose aanpak verdween, maar het principe dat de kinderrechters hun eigen dossiers bij zich houden bleef in stand. Olthof (inmiddels 67) komt nu moeders in de rechtszaal tegen die hij als kind onder toezicht heeft gesteld. ‘Vandaag ook weer: 2 zussen die thuis niet veilig waren en nu allebei kampen met geweld in hun eigen gezinnen. Dat gaat vaak van generatie op generatie.’ Die kinderen-van-vroeger vinden het fijn om hun vertrouwde rechter te treffen en het geeft hem de mogelijkheid om enigszins te sturen. Bijvoorbeeld richting familie als een kind onverhoopt uit huis geplaatst moet worden, met een goede omgangsregeling voor de ouders. ‘Kinderbescherming is lastige materie, je kunt niet alles oplossen. Maar zolang ik iets positiefs kan bijdragen, werk ik graag nog een paar jaar door.’