Mia: ‘Bewind leek mij een goed idee. Ik dacht al snel: ik zou wel de bewindvoerder voor mijn zus willen worden. Ik zou het ook kunnen, dacht ik, want ik ben secretaresse. Ik werk altijd secuur en zoek dingen goed uit. En de rechter zou er toezicht op houden dat ik de administratie goed zou uitvoeren.’
Chantal: ’Ik schrok toen ik las dat we bewind via de rechter moesten regelen, het klonk eng. Zou ik een verhoor krijgen en misschien ook straf voor mijn schulden? Maar we lazen dat dit zeker niet zou gebeuren en dat bewind er puur is om me te beschermen tegen verdere problemen. Ik voelde ook schaamte. Ik vond het zo erg dat ik zelf niet goed voor mijn geldzaken kan zorgen. De afhankelijkheid leek me ook vervelend. Mijn zus zou bepalen hoeveel geld ik maandelijks zou krijgen voor boodschappen en kleding. En als mijn wasmachine kapot zou gaan, zou ik de goedkeuring van Mia nodig hebben om een nieuwe te kunnen kopen. Ze had me vroeger veel bemoederd, ik was zó blij eindelijk zelf alles te kunnen doen en beslissen in mijn leven.’
Mia: ‘Ik begreep dat wel. Ik vroeg me ook wel af of we er geen ruzie over zouden kunnen krijgen als ik weer voor haar zou gaan zorgen. Vroeger vlogen we elkaar vaak in de haren.’