Paul: ‘Het verzorgingshuis had de situatie vaker meegemaakt met bewoners en adviseerde ons dat ik bewindvoerder voor mijn vrouw zou worden. Ik regelde altijd al de geldzaken van ons beiden, maar op de website van de Rechtspraak las ik dat ik de verkoop van ons huis kon regelen als ik bewindvoerder zou worden. Ik zou dan niet voor al haar geldzaken bewindvoerder worden, maar alleen voor de verkoop van ons huis. Beperkt bewind heet dat.
Het voelde wel wat dwingend vanuit De Rozenhaag, alsof ik geen keuze had en wel bewindvoerder moest worden voor mijn vrouw. Ik wilde er even goed over nadenken of ik het zelf wel aankon met mijn drukke baan of dat ik het onze zoon zou vragen.
De Rozenhaag had ons ook verteld over mentorschap. Als we tegelijk met bewind ook mentorschap zouden aanvragen, zou ik als mentor kunnen beslissen over persoonlijke zorg voor Margriet. Maar dat leek ons niet nodig om aan te vragen, want als Margriet vanwege dementie niet meer in staat zou zijn over haar zorg te beslissen, zou ik dat als haar partner sowieso voor haar mogen doen. En tot die tijd kan ik nog samen met Margriet overleggen en keuzes maken daarin.'