Dit Wetsvoorstel strekt tot implementatie van de herziene richtlijn consumentenkrediet (hierna: de Richtlijn). Net als Richtlijn 2008/48/EG (hierna: CCDI (Consumer Credit Directive I)) streeft de Richtlijn het bevorderen van de totstandkoming van een interne markt voor krediet na en het waarborgen van een hoog niveau van consumentenbescherming. Net als bij de CCDI, is volledige harmonisatie het uitgangspunt van de Richtlijn om te waarborgen dat alle consumenten in de Europese Unie een hoog en gelijkwaardig niveau van bescherming kunnen genieten.
De Richtlijn breidt het toepassingsgebied uit door de in de CCDI opgenomen ondergrens te laten vervallen. De CCDI was niet van toepassing op consumentenkredietovereenkomsten met een totaal kredietbedrag van minder dan €200 of meer dan €75.000. De bovengrens wordt verhoogd naar €100.000. De uitzonderingen voor (i) huur- of leasingovereenkomsten met een optie tot koop, (ii) kredietovereenkomsten die in de vorm van een geoorloofde debetstand op een rekening worden verleend en die binnen een maand moeten worden afgelost, (iii) kredietovereenkomsten waarover geen rente of andere kosten moeten worden betaald en (iv) kredietovereenkomsten waarbij het krediet binnen drie maanden moet worden terugbetaald en waarvoor slechts onbeduidende kosten worden gerekend, vervallen en vallen nu ook onder het bereik van de Richtlijn.
De Richtlijn schrijft voor kredietgevers en kredietbemiddelaars een vergunningplicht of registratieplicht voor.
De Richtlijn scherpt de eisen aan die gelden voor de inhoud en de wijze waarop precontractuele informatie verstrekt dient te worden en brengt deze in lijn met gedragsinzichten.
Daarnaast verbiedt de Richtlijn a) de verkoop door aanbieders van kredietovereenkomsten en b) het aanbieden door aanbieders van kredietovereenkomsten als onderdeel van een pakket met andere financiële producten of diensten, waarbij de kredietovereenkomst niet afzonderlijk wordt aangeboden.
Verder verbiedt de Richtlijn het ongevraagd verlenen van krediet en het stilzwijgen van de consument als aanvaarding van een kredietaanbod te laten gelden. Dat betekent dat de consument uitdrukkelijk het kredietaanbod dient te aanvaarden.
In de Richtlijn wordt de verplichte kredietwaardigheidstoets uitgebreid. De toets moet in het belang van de consument worden uitgevoerd om onverantwoordelijke leningspraktijken en overkreditering te voorkomen.
De Richtlijn bepaalt verder dat kredietgevers en kredietbemiddelaars in de activiteiten rondom de kredietverlening de rechten en belangen van consumenten in acht dienen te nemen en onder andere op eerlijke, redelijke, transparante en professionele wijze dienen te handelen.
Tot slot schrijft de Richtlijn voor dat lidstaten maatregelen nemen op het gebied van financiële educatie om het op verantwoordelijke wijze lenen van geld en het beheren van schulden te stimuleren.
De Raad voor de rechtspraak heeft geen zwaarwegende bezwaren tegen het Wetsvoorstel, maar geeft in overweging om het Wetsvoorstel op de in dit advies genoemde onderdelen te verduidelijken en/of aan te passen