Advies wijziging van de politiewet in verband met de samenvoeging van de politieregio's (06 oktober 2010) (pdf, 137 KB)
Het Wetsvoorstel betreft de de samenvoeging van de politieregio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland tot de nieuwe politieregio Gooi-Flevoland.
De Raad wijst erop dat het Wetsvoorstel zal leiden tot zogenoemde territoriale incongruentie. De nieuwe politieregio komt in twee arrondissementen te liggen, terwijl de behandeling van de strafzaken uit deze regio wordt opgedragen aan de rechtbank van een derde arrondissement. De maatschappelijke noodzaak om op dit moment over te gaan tot samenvoeging van de betrokken politieregio’s is afwezig. Het kabinet heeft immers reeds een standpunt ingenomen inzake de herziening van de gerechtelijke kaart, waaruit blijkt dat het de bedoeling is te komen tot een nieuw arrondissement Flevoland-Utrecht. Hiertoe is reeds wetgeving in voorbereiding. Het huidige wettelijke kader vormt daarnaast geen belemmering voor intensieve samenwerking tussen de twee regio’s, de korpsleidingen van de beide korpsen zijn reeds sinds april 2010 samengevoegd. Het spoedeisende karakter van de voorgestelde wetswijziging kan dan ook sterk worden gerelativeerd. De Raad adviseert dan ook om de voorgestelde samenvoeging van politieregio’s tegelijk met de herziening van de gerechtelijke kaart te realiseren.
Het Wetsvoorstel is er – blijkens de memorie van toelichting – op gericht de Hoge Raad in staat te stellen zich als cassatierechter te concentreren op zijn kerntaken, te weten het bewaken van de rechtseenheid, het bevorderen van de rechtsontwikkeling en het verlenen van rechtsbescherming op de aan de Hoge Raad toebedeelde rechtsgebieden (burgerlijk recht, strafrecht en belastingrecht). Een adequate uitvoering van deze kerntaken staat onder druk door cassatieberoepen in zaken die zich niet lenen voor een beoordeling in cassatie, en doordat sommige soorten zaken waarin een uitspraak van de Hoge Raad wenselijk is, de Hoge Raad niet of niet tijdig bereiken. Het Wetsvoorstel strekt ertoe de cassatierechtspraak te versterken door andere en nieuwe eisen te stellen aan advocaten die als procesvertegenwoordiger optreden voor de Hoge Raad en door de introductie van de mogelijkheid tot niet-ontvankelijkverklaring van een cassatieberoep door de Hoge Raad aan het begin van de procedure.
De Raad heeft met instemming kennisgenomen van het Wetsvoorstel. Het is aannemelijk dat het Wetsvoorstel zal leiden tot een vermindering van de werklast van de Hoge Raad en het parket bij de Hoge Raad. Deze werklastvermindering zal vervolgens leiden tot een verkorting van de gemiddelde doorlooptijd in de cassatiefase. Als sneller op een cassatieberoep kan worden beslist, wordt eerder duidelijk hoe de Hoge Raad denkt over de aan de orde zijnde rechtsvragen, wordt eerder duidelijk of de zaak onherroepelijk is afgedaan en kan, indien wordt gecasseerd en verwezen, eerder met de behandeling in feitelijke aanleg worden voortgegaan aan de hand van de door de Hoge Raad gegeven vingerwijzingen. Als gevolg van de verwachte werklastvermindering zal de Hoge Raad beter dan thans kunnen functioneren als richtinggevende rechter, en daarmee beter uitvoering kunnen geven aan zijn kerntaken op het gebied van rechtseenheid en rechtsontwikkeling. Hierdoor zal meer recht kunnen worden gedaan aan de (maatschappelijke) behoefte aan tijdigheid en rechtseenheid. Dit wordt voor de rechtspraktijk en voor het gezag en de legitimiteit van de rechtspraak in het algemeen als zeer gewenst beschouwd. Het Wetsvoorstel geeft de Raad voorts aanleiding tot het maken enkele specifieke opmerkingen.