‘Je hebt overal haviken en duiven, ook bij ons’, zegt Jacco Boek (61), sinds 2011 politierechter bij de rechtbank Rotterdam.
Politierechter Jacco Boek [foto's: Bas Kijzers] ‘Je moet als politierechter nieuwsgierig zijn. Je moet willen weten hoe een zaak in elkaar steekt, maar je moet niet overdrijven. Je moet jezelf kunnen beheersen, want je gaat niet over alles. Je gaat alleen over het kleine stukje dat de officier van justitie heeft opgeschreven. En je moet echt naar een oplossing willen zoeken. Je bent soms net een soort dorpsoudste. Daarom is het wel goed als een politierechter wat ouder is en ervaring heeft. Je hebt dan wat meer overwicht en kun je mensen gemakkelijker aanspreken. Zo van: “Joh, hou daar nou eens mee op.” Zeker als het slachtoffer in de zaal zit. Die spreek ik ook gewoon aan. “Hier is een ruzie, en we weten allemaal dat 2 schuld hebben als er 2 vechten’”
Gevangenis
‘Als dorpsoudste moet je oplossingen hebben voor problemen. Als je niet gelooft dat het anders kan, dan moet je stoppen als politierechter. Ik heb straks een zaak met een mijnheer die ervan wordt beschuldigd dat hij met de politie vecht en ze uitscheldt. Hij leeft op straat, is verslaafd en zorgt voor overlast. De politie zegt dat-ie weg moet, maar dat doet-ie niet. Hij scheldt ze uit voor kankerlijers en draait de duim van een politieagent om. Hebben we weer een zaak. Ik ga echt proberen om ervoor te zorgen dat die mijnheer niet verder wegzakt. Het lijkt erop dat de gemeente en de reclassering hem een héél klein beetje op het goede pad hebben gekregen. Eindelijk is beschermd wonen in zicht. Als ik hem naar de gevangenis stuur, dan raakt hij alles weer kwijt. Voor wie doen we dat? Ik weet dat strengere collega’s, ook in Rotterdam, zeggen: “Dit staat ervoor, moet je het maar niet doen, moet je maar nadenken.” Je hebt overal haviken en duiven, ook bij ons.’
IJs
‘Ik las eens een artikel over het feit dat Nederlanders zulke slechte acteurs zijn. Dat levert slechte televisie op, behalve bij series over rechtbanken. Want: in rechtbanken wórdt toneel gespeeld. Als daar toneel wordt gespeeld, ziet het er heel echt uit. Een politierechterzitting is geïmproviseerd toneel. Het gaat er informeler aan toe dan bij een meervoudige zitting. Ik heb als politierechter de vrijheid om een zaak te behandelen zoals ik denk dat een dorpsoudste dat zou moeten doen. Bij een politierechterzitting probeer ik, nog voordat we met de zaak beginnen, contact te maken met de verdachte. Iets zeggen over het weer of over de straat waarin de verdachte woont. Je wilt zo snel mogelijk het ijs breken, want een zitting duurt maar 20 minuten en je doet onmiddellijk uitspraak. Soms begin ik meteen met de persoonlijke omstandigheden, nog voordat de officier van de justitie de zaak heeft voorgedragen. “Hoe gaat het met u?” Als iemand eerst een vracht beschuldigingen over zich heen krijg, dan ben ik hem kwijt. En dat wil ik niet. Ik wil met hem praten. Ik wil dat hij wat zegt.’
Bewijs
‘Ik lees voor het begin van de zaak het dossier. Voor de efficiency is dat een voordeel, maar voor mijn onbevangenheid als politierechter is het een nadeel. Het zou ook beter zijn als de officier van justitie zou beginnen met uit te leggen waarom hij of zij vindt dat de verdachte het heeft gedaan. Nu draagt de officier de zaak voor en houd ík de verdachte het bewijs voor. Dat is raar, want de politierechter moet er juist onafhankelijk over beslissen. Het zou beter zijn als de officier van justitie zou zeggen: “Ik vind dat het bewezen is, want: die getuige heeft dit gezegd, die heeft dat gehoord en de politie heeft dit geconstateerd.” Daarna zou ik met de verdachte moeten kunnen praten over het hoe en vooral het waarom.’
Podium
‘Ik ben als politierechter de middelste figuur in een gezelschapje inwisselbare types. Voor de mensen die de rechtszaal binnenkomen, zijn we allemaal de vijand. Hoe vaak een verdachte niet tegen mij zegt: “Maar, uw collega zegt net dit.” En dat is dan de officier. De officier van justitie hoort ook eigenlijk niet op het podium te zitten. Dat is iets van vroeger, van het inquisitoire proces, waarbij de verdachte geen gelijkwaardige procespartij was. De officier hoort thuis aan de kant van de rechtszaal, op gelijke hoogte met de advocaat. De politierechter behoort wél op het podium te zitten. Hij staat boven de partijen. Hij moet ook kunnen zien wat er in de zaal gebeurt. Hij kijkt daarmee wel neer op de verdachte, dat is dan weer een nadeel.’