‘Met de meeste verdachten kun je prima in gesprek’, zegt Dalila Riani el Achhab (37), sinds 2018 politierechter bij de rechtbank Midden-Nederland.
Politierechter Dalila Riani el Achhab [foto's: Bas Kijzers]
‘Ik ervaar niet dat je als politierechter wat ouder moet zijn en veel ervaring moet hebben om contact te kunnen maken met een verdachte. Het draait om vaardigheden. Er zijn rechters die het altijd op dezelfde manier doen. Dat werkt soms, en soms helemaal niet. Er zijn ook politierechters die zich goed kunnen aanpassen aan de zaak. Toen ik nog griffier was, wilde ik later zo’n rechter worden. Dat is lastig hoor. Het is veel gemakkelijker om jezelf een bepaalde stijl aan te meten. Ik probeer mijn aanpak echt te laten afhangen van de zaak. Door goed te luisteren wil ik een sfeer creëren waarbinnen mensen zich op hun gemak voelen om hun verhaal te doen. Als ik in het dossier heb gelezen dat er veel speelt en dat dit raakvlakken heeft met de zaak, bedenk ik soms van tevoren dat ik begin met iemands persoonlijke omstandigheden. Maar doorgaans bedenk ik de aanpak van de zaak pas op zitting. Als iemand heel zenuwachtig is vraag ik bijvoorbeeld: “Hoe gaat het nu met u?” De verdachte kan dan even zijn verhaal kwijt. Vervolgens ga ik met hem in gesprek over de verdenking.’
Verhaal
‘Soms zie je dat iemand in het publiek, bijvoorbeeld een familielid van de verdachte, echt iets kwijt wil. Dan wil ik nog weleens zeggen: “Eigenlijk hebt u vandaag geen rol, maar ik heb de indruk dat u iets wilt zeggen. Ik kijk even naar de officier en de verdediging of zij het goed vinden dat u even wat zegt.” Ik vraag ze dat omdat je niet weet wat iemand gaat zeggen. Misschien schaadt het de procespositie van de verdachte wel. Je moet daar dus zorgvuldig mee omgaan, maar ook niet te formeel. Als iedereen het prima vindt, waarom zou je iemand in de zaal dan niet even het woord geven? Je laat daarmee zien dat je open staat om het hele verhaal te horen. Dat is belangrijk voor de verstandhouding met de verdachte. Ik kan mij overigens niet herinneren dat ik door het verhaal van iemand uit de zaal anders over een zaak ben gaan denken.’
Beeld
‘Je gaat als rechter met een voorlopig idee over de zaak een zitting in. Dat is onvermijdelijk als je het dossier hebt gelezen. Daar is niets mis mee, zolang je er maar voor open staat dat je voorlopige idee kan veranderen. Een voorlopig idee hoeft geen vooringenomenheid te zijn. Het is een beeld van de zaak en dat toets je op zitting. Het gebeurt zeker dat je beeld verandert en dat je tot een vrijspraak of een bewezenverklaring komt, terwijl je vooraf geneigd was het andere te doen. Je gaat vooral anders denken over de strafmaat als je op zitting meer achtergronden hoort en de actuele situatie aan bod komt. Het is daarom over het algemeen goed voor een verdachte om te verschijnen. Met de meeste verdachten kun je prima in gesprek. Dat is lastiger als een verdachte geen advocaat heeft, want je maakt bij alles wat hij zegt toch een juridische vertaalslag. Je waakt er ook voor dat zijn positie ten opzichte van de officier van justitie niet te verzwakt is. Je bent daardoor wat minder gefocust op het gesprek.’
Stap
‘Ik geloof niet dat het uitmaakt dat ik een jonge vrouw van half Marokkaanse afkomst ben. Voordat ik als rechter begon, heb ik er wel over nagedacht hoe bijvoorbeeld jongens van Marokkaanse afkomst op mij zouden reageren. Ik heb nog geen zitting meegemaakt waarbij ik het gevoel had dat een verdachte een probleem met mij had. Zeker voor verdachten die nog niet zo vaak in de rechtbank zijn geweest, is de setting indrukwekkend genoeg. Ze zijn door de toga die je draagt ook niet zo bezig met wie daarin zit. Het feit dat verdachten onder de indruk kunnen zijn van de omgeving, kan het lastig maken om een gesprek te voeren. Je moet dan echt het ijs breken, zonder amicaal te worden. Ik ben niet van je en jij. Ik heb meegemaakt dat een politierechter aan een verdachte van 21 vroeg of hij je en jij mocht zeggen. “Ja, hoor”, was het antwoord, “als ik ook je en jij mag zeggen.” Die collega vond dat goed. Voor mij is dat een stap te ver.’