[geanonimiseerd]
Uitsluitend per e-mail
datum: 12 september 2024
ons kenmerk: [geanonimiseerd]
onderwerp: [geanonimiseerd]
Geachte [geanonimiseerd],
Bij uw mailbericht van 2 september 2024 heeft u de Raad voor de rechtspraak (de Raad) verzocht informatie openbaar te maken over de zogenaamde “vindbaarheidsonderzoeken” die in de afgelopen tien jaar hebben plaatsgevonden. Aan uw verzoek heeft u de Wet open overheid (Woo) ten grondslag gelegd.
Op 5 september 2024 heb ik de ontvangst van uw verzoek bevestigd. Tevens heb ik u, op grond van artikel 4.1, vijfde lid van de Woo, in de gelegenheid gesteld om binnen een week uw verzoek te preciseren door het begrip “vindbaarheidsonderzoeken” te definiëren en nader te concretiseren welke documenten u wenst te ontvangen. In reactie op mijn verzoek heeft u twee bijlagen overgelegd, waarvan één een brief van de rechtbank Den Haag bevat die aan u is gericht.
Met deze brief wordt op uw twee verzoeken beslist.
Besluit
Ik neem uw verzoek niet in behandeling. Dit oordeel zal ik hieronder motiveren.
Motivering
Artikel 4.6 van de Wet open overheid (Woo) biedt mij de grondslag om een verzoek niet in behandeling te nemen wanneer duidelijk is dat de verzoeker een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie, of wanneer het verzoek geen betrekking heeft op een bestuurlijke aangelegenheid. Oneigenlijke verzoeken leggen een zwaar beslag op de ambtelijke capaciteit, zonder dat daar een maatschappelijk nut tegenover staat. Het is dan ook mijn plicht om misbruik van recht tegen te gaan.
Allereerst wil ik u wijzen op het volgende. Onder "vindbaarheidsonderzoeken" worden onderzoeken verstaan die uitgevoerd worden bij medewerkers (veelal rechterlijk ambtenaren) waarbij de dreigingsinschatting van dien aard is dat de ‘vindbaarheid’ van de betreffende persoon in open bronnen om veiligheidsredenen niet wenselijk is. Op basis van het onderzoek worden onder meer adviezen gegeven over hoe men minder vindbaar kan zijn, en wordt getracht de medewerker en diens omgeving bewust te maken van de risico's. Deze onderzoeken zijn dus gericht op medewerkers van de Rechtspraak en hebben betrekking op gevoelige persoonlijke gegevens.
Ik ben van mening dat uw verzoek kennelijk op een ander doel is gericht dan het verkrijgen van informatie. Dit oordeel baseer ik op de volgende feiten en omstandigheden.
Uit de door u overgelegd brief van de rechtbank Den Haag blijkt dat u in 2022 een rechter van die rechtbank privé heeft benaderd door een brief naar haar woonadres te sturen en een e-mail en WhatsApp-bericht te verzenden. In deze communicatie heeft u de hypotheekgegevens van deze rechter vermeld en ook haar echtgenoot genoemd. Daarbij heeft u een beledigende en bedreigende uitlatingen gedaan.
Gelet op deze achtergrond en de aard van de gevraagde informatie, kan ik niet anders dan concluderen dat u dit Woo-verzoek indient met als doel het verkrijgen van gegevens die direct dan wel indirect herleidbaar zijn tot individuele medewerkers van de Rechtspraak, om deze vervolgens te gebruiken om deze medewerkers te benaderen. Het is zeer aannemelijk dat uw verzoek een ander doel dient dan waarvoor de Woo is bedoeld. Bij deze afweging speelt mee dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) meerdere malen heeft geoordeeld dat u misbruik maakt van het recht door het indienen van oneigenlijke informatieverzoeken (zie onder meer de uitspraken ABRvS 31 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3558 en ABRvS 31 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3555).
In beginsel hoeft een verzoeker bij het indienen van een Woo-verzoek geen belang te stellen. Echter, de jurisprudentie biedt de mogelijkheid om het doel van het verzoek te betrekken bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van misbruik van recht: “Nu misbruik van recht zich kan voordoen indien een bevoegdheid wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, kan het doel van een Wob-verzoek relevant zijn om te beoordelen of misbruik van recht heeft plaatsgevonden”. Zie ECLI:NL:RVS:2018:3555, 201709087/1/A3.
U dient regelmatig Woo-verzoeken in en koppelt deze telkens aan een “voorgenomen publicatie”. Er zijn echter geen publicaties van u te vinden op het internet, wat bevestigt dat u deze verzoeken met een ander doel indient. Om deze reden neem ik uw verzoek niet in behandeling.
Bezwaar
Tegen dit besluit kunt u binnen zes weken na de datum boven dit besluit een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet door u als indiener zijn ondertekend en bevat ten minste uw naam en adres, de datum, een omschrijving van het besluit waartegen u bezwaar maakt en de reden(en) waarom u vindt dat het besluit niet klopt. Dit, door u ondertekende bezwaarschrift, kunt u inscannen en digitaal versturen aan: woo@rechtspraak.nl of per post aan: Raad voor de rechtspraak, bezwaar Woo-besluit, postbus 90613, 2509 LP Den Haag.
Een kopie van het onderhavige Woo-besluit en de bijbehorende documenten zullen geanonimiseerd op onze website worden geplaatst.
Hoogachtend,
De Raad voor de rechtspraak
Namens deze,
O.F.J. Welling
directeur