Laden...

De Rechtspraak in 2023

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksJaardocumenten > Jaarverslag Rechtspraak 2023 > De Rechtspraak in 2023
In 2023 heeft de Rechtspraak zich verder ontwikkeld om beter in te spelen op de veranderende maatschappij. Er zijn nieuwe projecten gestart, zoals wijkrechtspraak, om mensen beter te kunnen ondersteunen. Ook is de digitalisering verder doorgevoerd. Dit maakt het makkelijker om zaken online af te handelen. Daarnaast werkt de Rechtspraak onder andere aan het versnellen van procedures, zodat rechtzoekenden tijdig en effectief worden geholpen.

Dichtbij met wijkrechtspraak

Innovatie

De maatschappij verandert en de Rechtspraak beweegt mee. Onder de noemer maatschappelijk effectieve rechtspraak wordt met innovatieve projecten ervoor gezorgd dat het werk van de rechter zoveel mogelijk effect heeft.

>Alles uitklappen
  • Wijkrechtspraak is in 2023 uitgebreid. Met de evaluatie van de wijkrechtbank Eindhoven van de rechtbank Oost-Brabant en de positieve ervaringen in Rotterdam en Amsterdam is besloten ook in andere plaatsen te starten met wijkrechtspraak. Daarbij wordt aangesloten bij de krachtwijken van Preventie met gezag, een programma van de rijksoverheid. De Rechtspraak heeft een landelijke programmaorganisatie opgericht die de uitbreiding coördineert en de rechtbanken daarbij faciliteert. Naast wijkrechtspraak Oost-Brabant, wijkrechtspraak op Zuid van de rechtbank Rotterdam en de buurtrechter Venserpolder van de rechtbank Amsterdam, is in 2023 wijkrechtspraak Tilburg van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van start gegaan met de eerste wijkrechtspraakzittingen. In Den Haag zijn de voorbereidingen getroffen om te starten met wijkrechtspraak Den Haag Zuidwest. Daarnaast zijn in Heerlen de mogelijkheden verkend om het Huis van het Recht uit te breiden met wijkrechtspraak. De rechtbanken Noord-Holland (Zaanstad), Gelderland (Arnhem) en Amsterdam (Nieuw-West) bepalen dit jaar de ontwikkeling van nieuwe wijkrechtspraakinitiatieven.
  • Met de inzet van schuldenfunctionarissen helpt de Rechtspraak de schuldenproblematiek terug te dringen. In de rechtszaal kan blijken dat iemand meerdere hoge schulden heeft, maar geen contact heeft met de gemeentelijke schuldhulpverlening. De schuldenfunctionaris, een medewerker van de rechtbank die hiervoor wordt opgeleid, gaat direct in gesprek met de betrokkene. Indien mogelijk en gewenst wordt iemand doorgeleid naar de gemeentelijke schuldhulpverlening. De inzet van een schuldenfunctionaris heeft geen effect op het verloop van de rechtszaak. Naast de rechtbanken Den Haag, Gelderland, Limburg, Overijssel en Rotterdam zijn daar in 2023 Zeeland-West-Brabant, Oost-Brabant, Noord-Holland, Midden-Nederland en Noord-Nederland bijgekomen. Amsterdam werkt met een variant op de schuldenfunctionaris. Daarmee werkt elke rechtbank met de inzet van schuldenfunctionarissen.
  • Voor de werkwijze van het project zorgverzekeringszaken van de rechtbank Amsterdam is veel belangstelling. Het doel van deze procedure, die stoelt op artikel 96 Wetboek van Rechtsvordering, is een goedkoper en effectiever alternatief te bieden dan de huidige dagvaarding-incassoprocedure. Na een positieve evaluatie in 2022 zijn zowel de rechtbank Rotterdam als de rechtbank Noord-Nederland (locatie Leeuwarden) naar het voorbeeld van Amsterdam gestart. Daarnaast is in 2023 een begin gemaakt met de toepassing van deze werkwijze in het kader van wijkrechtspraak in Tilburg en Amsterdam. Ook de wijkrechtspraakinitiatieven in Den Haag en Rotterdam zijn van plan om deze procedure te gaan toepassen.

  • De Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) nabijheidsrechter is na voorbereidend werk eind 2023 in consultatie gegaan, zodat de rechtbanken Den Haag, Overijssel, Rotterdam en Zeeland-West-Brabant per 1 januari 2025 met de werkwijze kunnen starten. Noord-Holland is de controlerechtbank. De voorbereidingen voor deze pilots lopen sinds 2022. Na evaluatie van de pilots Haagse wijkrechter (rechtbank Den Haag) en de Rotterdamse regelrechter (rechtbank Rotterdam) in 2020, en de ervaringen van de rechtbanken Overijssel, Rotterdam en Zeeland-West-Brabant, wil de Rechtspraak onderzoeken of de positieve ervaringen van de eenvoudige civiele procedures ook gelden wanneer slechts een van beide partijen besluit om het geschil voor te leggen aan de rechter. Daarvoor is een tijdelijke wetswijziging nodig. De zaken die behandeld kunnen worden in de pilots zijn kleine geldvorderingen (tot maximaal 5.000 euro) en vorderingen van werknemers uit hoofde van een arbeidsovereenkomst. Het experiment zal lopen tot 1 januari 2028.
  • De evaluatie van het project gezinsadvocaat van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is in 2023 gepubliceerd. Hierbij staan een gezinsadvocaat en een gedragswetenschapper een scheidend paar bij. In de regio Hart van Brabant konden scheidende ouders gedurende 2 jaar een beroep op hen doen. De advocaat en de gedragswetenschapper begeleidden het paar en hun kinderen naar een mogelijk convenant en bijbehorend ouderschapsplan. Uit de evaluatie blijkt dat deze werkwijze beter is voor de betrokken kinderen, sneller en bovendien goedkoper. In wijkrechtspraak Tilburg van de rechtbank Zeeland-West-Brabant zullen naast strafzaken ook complexe scheidingen worden behandeld, zodat meer ervaring kan worden opgedaan met deze werkwijze.

  • De Rechtspraak experimenteert op kleine schaal met een vorm van online dispute resolution, als aanvulling op de huidige rechtspraak. Het doel is vergroting van de toegang tot het recht en de rechter. In 2023 is het platform voorRecht-rechtspraak.nl gelanceerd dat informatie en hulp biedt aan mensen met problemen met een Vereniging van Eigenaren (VvE). Op het platform zijn vergelijkbare zaken te vinden. Het is de bedoeling dat partijen er samen uitkomen, eventueel onder leiding van een zaakbegeleider. Komen zij er niet (helemaal) uit, dan kan de zaak aan de rechter worden voorgelegd.



 
 
 

Rechtszaak: hulp bij zelfdodingen

Een 30-jarige Eindhovenaar heeft talloze mensen zelfdodingspakketjes verkocht, waardoor in ieder geval tien mensen zijn overleden. Hij is de eerste die in Nederland wordt vervolgd voor het op grote schaal verstrekken van zelfdodingsmiddelen.


Trends in wetgeving en beleid

De Raad voor de rechtspraak bracht in 2023 ruim 50 keer advies uit over wetsvoorstellen. In het jaarverslag wordt stilgestaan bij een aantal terugkerende elementen.

>Alles uitklappen
  • Daar waar strafrechtelijke wetsvoorstellen in voorgaande jaren getalsmatig in de meerderheid waren, constateert de Raad in recente jaren – en in het bijzonder sinds de toeslagenaffaire – een significante stijging van het aantal bestuursrechtelijke wetsvoorstellen. In 2023 had meer dan de helft van de door de Raad uitgebrachte wetgevingsadviezen een bestuursrechtelijke inhoud.

    Wat bij deze bestuursrechtelijke wetsvoorstellen opvalt, is dat het steeds vaker gaat om wetgeving die achteraf herstel beoogt te bieden voor onwenselijke effecten van wetgeving en beleid van de overheid. Voorbeelden hiervan zijn:

    • Het wetsvoorstel Participatiewet in balans, dat tot doel heeft de regels en ondersteuning van de Participatiewet te laten aansluiten op de mogelijkheden en omstandigheden van de mensen voor wie ze bedoeld zijn (eenvoudig en passend), de rechtszekerheid te vergroten, zowel qua rechten als plichten (uniform waar het kan en differentiatie waar nodig), en meer handelingsruimte te creëren voor de uitvoerend professional;
    • Het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid, dat beoogt passend handhaven in de sociale zekerheid bij het opleggen van boetes en maatregelen mogelijk te maken. In het wetsvoorstel wordt gekozen voor een uniform handhavingskader voor alle socialezekerheidswetten;
    • Het initiatiefwetsvoorstel maatwerk bij terugvordering, dat de uitzonderingscriteria verruimt bij de wettelijke verplichting tot terugvordering. Gemeenten en uitvoeringsinstanties krijgen de ruimte om in individuele gevallen te beoordelen of er reden is om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvorderingen, ook wanneer betrokkenen de inlichtingenplicht hebben geschonden.

    Opmerkelijk is ook de opkomst van wetsvoorstellen die financiële compensatie beogen te bieden als reactie op een crisis, zoals het wetsvoorstel Wet aanvullende regelingen hersteloperatie en de Regeling tegemoetkoming energiekosten. Deze compensatiewetgeving heeft vaak een tijdelijk karakter, wat vermoedelijk samenhangt met het feit dat het om wetgeving gaat die een (uitzonderlijke en tijdelijke) crisissituatie beoogt te aan te pakken.

    De Rechtspraak constateert dat hiermee sprake lijkt te zijn van een verschuiving in de functie van wetgeving, waarbij deze steeds vaker achteraf wordt ingezet als correctiemiddel om maatschappelijke pijn, die mede is veroorzaakt door wetgeving en/of beleid van de overheid, te verzachten.

    Het is goed dat er aandacht is voor de onwenselijke effecten van wetgeving en beleid, maar de opkomst van de herstel- en compensatiewetgeving kan ook een indicatie zijn dat de overheid in haar wetgeving en beleid soms te weinig oog heeft (gehad) voor de rechten en belangen van haar burgers.

    In die zin is de opkomst van deze herstel- en compensatiewetgeving zowel een negatieve als een positieve ontwikkeling. Het is zorgelijk dat deze corrigerende wetgeving achteraf nodig blijkt te zijn. Voorkomen is immers beter dan genezen. Maar de opkomst van deze wetgeving kan er ook op duiden dat de overheid nu wel meer aandacht heeft voor de rechten en belangen van burgers.

  • In een aantal wetsvoorstellen waarover de Raad in 2023 heeft geadviseerd, was sprake van een samenloop tussen verschillende handhavingsregimes. Voorbeelden hiervan zijn het initiatiefwetsvoorstel maatschappelijk en duurzaam internationaal ondernemen, de Uitvoeringswet digitalemarktenverordening en de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening.

    De keuze voor de inzet van handhavingsinstrumenten dient altijd zorgvuldig afgewogen te worden. In de toelichtingen werd echter niet altijd duidelijk waarom er naast bestuursrechtelijke en/of civielrechtelijke handhaving ook voor strafrechtelijke handhaving was gekozen. De Raad vindt het belangrijk dat de redenen voor de inzet van een bepaald handhavingsregime, en voor het naast elkaar inzetten van verschillende handhavingsregimes, inzichtelijk worden gemaakt in de toelichting van het wetsvoorstel. De Raad vraagt daarom om meer aandacht voor de onderbouwing van de keuzes op het gebied van de handhaving in de toelichting bij nieuwe wetgeving.

    Het naast elkaar bestaan van meerdere handhavingsregimes kan voor complicaties in de uitvoering zorgen. Denk hierbij aan interpretatieverschillen, rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid. Zo wordt bij het initiatiefwetsvoorstel verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen gekozen voor zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke handhaving (artikel 3.2.3 respectievelijk artikel 3.2.5) van de verplichtingen vastgelegd in artikel 2.6.1, zonder dat duidelijk wordt wat de toegevoegde waarde van het strafrecht is. Ook bij onderwerpen als bestrijding van milieuvervuiling en mensenhandel is het soms onduidelijk wanneer op welke wijze moet worden opgetreden. Zo is bij het wetsvoorstel Wet strafbaarstelling ecocide onvoldoende nagedacht over de onderlinge samenhang en verhouding tussen die handhavingsmechanismen. In het kader van de strijd tegen mensenhandel worden de strafbaarstellingen aangepast (wetsvoorstel modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel) en wordt voorzien in een vergunningenstelsel voor prostituees (wetsvoorstel Wet regulering sekswerk). Ook daar geldt dat het voor de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van belang is van tevoren goed te bedenken wanneer voor welk type handhaving moet worden gekozen. Het is onwenselijk als dezelfde normovertreding in de ene regio leidt tot vervolging en in een andere regio tot een bestuurlijke boete of de intrekking van een vergunning.

    De Raad vraagt daarom meer oog te hebben voor de samenhang tussen verschillende vormen van handhaving bij het opstellen van wetgeving.


  • Een essentiële waarborg voor effectieve rechtsbescherming is het garanderen van voldoende rechtsbescherming in wetgeving. Wanneer de overheid nalaat voldoende rechtsbescherming in wetgeving te bieden, kan de rechter zich genoodzaakt zien om die rechtsbescherming alsnog te bieden door middel van zijn uitspraak. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over de verrekening van schulden aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) voor mensen met AOW. Sinds de invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet op 1 januari 2021 moet maandelijks meer worden afgelost dan voorheen en blijft minder geld over voor de kosten van levensonderhoud. De CRvB oordeelt dat de berekening voor het aflossen van de schuld bij de SVB voorlopig anders uitgevoerd moet worden. Voor AOW-gerechtigden betekent deze uitspraak dat het af te lossen maandelijkse bedrag lager wordt. De CRvB heeft geoordeeld dat de artikelen 3 en 4, tweede lid, van de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen ‘buiten toepassing worden gelaten’. Met andere woorden: zolang de wetgever geen oplossing heeft voor de negatieve effecten van de regeling, mag de SVB de regeling niet toepassen bij het verrekenen van een schuld met AOW (ECLI:NL:CRVB:2024:1).

    Wetsvoorstellen die aan de Raad ter advisering worden voorgelegd, worden standaard beoordeeld op rechtsbeschermingsaspecten. Naar aanleiding van de toeslagenaffaire heeft de Rechtspraak zich voorgenomen om hier extra scherp op te letten. In het Jaarverslag Rechtspraak 2021 heeft de Raad geconstateerd dat de uitwerking van de rechtsbeschermingsaspecten in de toelichtingen van ter advisering voorgelegde wetsvoorstellen vaak tekortschiet. Om de wetgeving op dit punt te verbeteren, heeft de Raad onder meer gepleit voor een afzonderlijke rechtsbeschermingsparagraaf in de toelichting bij nieuwe wetgeving.

    De Raad merkt op dat in de in 2023 voorgelegde wetsvoorstellen sprake lijkt te zijn van een toegenomen aandacht voor de rechtsbescherming. Een afzonderlijke rechtsbeschermingsparagraaf wordt ondanks de op 14 december 2022 aangenomen motie-Van Nispen helaas vaak nog gemist. In deze motie wordt de regering verzocht om bij nieuwe wetgeving een specifieke rechtsbeschermingsparagraaf op te nemen die ingaat op de gevolgen van het wetsvoorstel voor de rechtsbescherming, de waarborgen tot adequate toegang tot rechtsbescherming en de maatregelen om de rechtsbescherming te bevorderen.

    De Raad blijft onverkort van mening dat een afzonderlijke rechtsbeschermingsparagraaf in nieuwe wetgeving bevorderlijk is voor de rechtsbescherming. Inzicht en helderheid over de rechtsbescherming en de toegang daartoe draagt bij aan het vertrouwen tussen burgers en hun overheid. De Rechtspraak roept daarom nogmaals op om de rechtsbeschermingsaspecten in de toelichtingen bij wetgeving in een aparte rechtsbeschermingsparagraaf op te nemen.

  • Daar waar in voorgaande jaren de Raad slechts sporadisch werd benaderd voor advisering over initiatiefwetgeving, adviseerde de Raad het afgelopen jaar over 4 initiatiefwetsvoorstellen:

    Net als wetsvoorstellen die van de regering uitgaan, kunnen wetsvoorstellen die leden van de Tweede Kamer doen (initiatiefwetsvoorstellen) aanzienlijke gevolgen hebben voor de rechtspleging. De Raad vindt het dan ook positief dat initiatiefwetsvoorstellen vaker ter advisering aan de Raad worden voorgelegd. Op die manier kan het potentiële effect op de rechtspleging tijdig in kaart worden gebracht en kunnen de uitvoerbaarheid en effectiviteit van het initiatiefwetsvoorstel worden vergroot.

    Het valt echter op dat bij sommige verzoeken om advisering enkel om een inschatting van de financiële gevolgen voor de gerechten wordt gevraagd. Hoewel werklastgevolgen een belangrijk onderdeel zijn van de advisering van de Raad, doet dit geen recht aan de wettelijke adviestaak van de Raad. De adviestaak van de Raad omvat ook inhoudelijke aspecten. Is de rechtsbescherming voldoende gewaarborgd en is de uitwerking daarvan in het wetsvoorstel duidelijk? Respecteert het voorstel de grondrechten? Is het voorstel uitvoerbaar voor de rechter en voor de griffie? Verwacht de Raad dat het voorstel effectief is?

    De constatering over het toegenomen aantal adviesaanvragen met betrekking tot initiatiefwetgeving grijpt de Raad tevens aan om op te merken dat veel initiatiefwetsvoorstellen nog jaren na indiening bij de Tweede Kamer op de plank blijven liggen, zonder dat daarin enige noemenswaardige voortgang lijkt te worden geboekt. Voor de buitenwereld is dan onduidelijk wat de status is van deze initiatiefwetsvoorstellen. Dit kan zorgen voor onzekerheid over het al dan niet rekening moeten houden met de inwerkingtreding van deze wetgeving en de noodzaak van het al dan niet treffen van voorbereidingen met het oog op de implementatie ervan. De Raad geeft daarom in overweging om, net als in andere landen, initiatiefwetsvoorstellen die al enige tijd stilliggen na verloop van tijd in te trekken of te laten vervallen. Dit vergroot volgens de Raad het overzicht en de duidelijkheid over de bij het parlement aanhangige wetgeving.

  • Net als in 2022 ontving de Raad in 2023 veel adviesaanvragen die betrekking hadden op de invoering van EU-wetgeving. Een vijfde van de ter advisering voorgelegde wetsvoorstellen betrof wetgeving ter invoering van EU-wetgeving.

    De Raad waardeert dat invoeringswetgeving van EU-wetgeving steeds vaker ter advisering wordt voorgelegd. Ondanks het feit dat de algemene kaders al in EU-verband zijn neergelegd, zit er wel degelijk ruimte in de manier waarop verordeningen, en in nog sterkere mate richtlijnen en kaderbesluiten, worden geïmplementeerd. Zo heeft de Raad de afgelopen jaren meermalen geadviseerd over de wijze waarop Kaderbesluit 2002/584/JBZ beter moet worden geïmplementeerd (advisering wetsvoorstel herimplementatie Europees arrestatiebevel, EAB en het wetsvoorstel herimplementatie Europees strafrecht).

    Er kunnen aanzienlijke gevolgen voor de implementatie, werklast en IT voortvloeien uit de invoering van EU-wetgeving. Het is dus van belang om de Raad de gelegenheid te geven om hierover te adviseren.

  • In het algemeen valt bij de ter advisering voorgelegde wet- en regelgeving op dat deze vaak een hoog technisch/specialistisch karakter heeft. Dat komt de begrijpelijkheid en leesbaarheid veelal niet ten goede. In het bijzonder bij invoeringswetgeving van EU-wetgeving valt op dat het vaak gaat om zeer technische en moeilijk te doorgronden materie.

    De Raad realiseert zich dat het niet altijd makkelijk is om complexe materie op een voor iedereen toegankelijke wijze in wet- en regelgeving te vatten. In een steeds complexer wordende samenleving is het bovendien niet verwonderlijk dat ook de wet- en regelgeving complexer wordt. Ook realiseert de Raad zich dat de wetgever rekening heeft te houden met het bestaande in (EU-)wetgeving en jurisprudentie ontwikkelde juridische begrippenkader. De leesbaarheid en begrijpelijkheid van wetgeving verdient gelet op deze complexiteit de grootst mogelijke aandacht, zodat wet- en regelgeving voor zoveel mogelijk burgers toegankelijk is.

    Begrijpelijkheid en leesbaarheid dragen bij aan een betere toegang tot het recht en tot de rechter. Binnen de Rechtspraak zijn er dan ook diverse initiatieven om de begrijpelijkheid en leesbaarheid van uitspraken te vergroten, zoals onder andere de uitreiking van de Klare Taalbokaal en de verankering van begrijpelijke taal in de professionele standaard Schrijven van de civiele afdelingen van de hoven. De Raad meent dat de begrijpelijkheid en leesbaarheid van wetgeving ook bijdragen aan de begrijpelijkheid en leesbaarheid van rechterlijke uitspraken. Daarom roept de Raad hierbij ook de wetgever op om aandacht te hebben voor de begrijpelijkheid en leesbaarheid van wetgeving.

 
 
 

Rechtszaak: doodrijden gezin

Een 33-jarige man raast op 10 maart 2023 over de A59. Hij heeft te veel op, rijdt 250 km per uur en filmt zichzelf. Hij knalt op een inhalende auto. Een heel gezin komt om het leven. Heeft hij het gezin opzettelijk gedood?


Knelpunten in wetgeving en uitvoering

Rechters en Rechtspraakmedewerkers zien waar het recht in de dagelijkse praktijk knelt, waar processen vastlopen en waar onrechtvaardigheid het rechtssysteem binnendringt. Daarom benoemt de Rechtspraak in haar jaarverslag knelpunten in wetgeving en uitvoering.

>Alles uitklappen
  • In het Jaarverslag Rechtspraak 2022 is de no cure no pay-problematiek uitgebreid aan de orde gesteld. Per 1 januari 2024 is wetgeving van kracht geworden die invloed heeft op het verdienmodel van no cure no pay-gemachtigden in zaken over de Waardering onroerende zaken (WOZ), belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) en Mulderzaken. Wel wordt erop gewezen dat de nieuwe wet alleen betrekking heeft op de genoemde 3 zaaksoorten, terwijl deze problematiek zich ook bij parkeerbelastingen voordoet. Daarnaast is het goed mogelijk dat no cure no pay-bureaus hun werkterrein verleggen en dat het probleem van hoge aantallen no cure no pay-procedures zich op andere terreinen zal gaan voordoen.

  • Wijziging artikel 8:25 Algemene wet bestuursrecht

    Binnen het belastingrecht en het bestuursrecht ontbreekt de wettelijke mogelijkheid om in de beroepsfase gemachtigden die de belangen van hun cliënten in een rechtszaak niet goed behartigen voor een bepaalde periode te weigeren. Het weigeren van een gemachtigde is in de beroepsfase alleen per zaak mogelijk. Dit wordt gezien als een knelpunt. Vanuit de bestuursrechtspraak leeft dan ook de wens om een wetswijziging te realiseren om een gemachtigde voor langere tijd te kunnen weigeren. Dit zou in overeenstemming zijn met de bestaande bevoegdheid die de kantonrechter heeft. Deze bevoegdheid is nu neergelegd in artikel 81 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit artikel zou de basis kunnen vormen voor de aanpassing van artikel 8:25 in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met dien verstande dat ook wordt opgenomen dat de bestuursrechter in de beschikking motiveert wat de aanleiding is geweest voor de weigering. Deze motivering kan de appèlrechter beoordelen, zonder dat daarvoor een nadere toelichting nodig is.

    Beroepen niet tijdig beslissen

    In het Jaarverslag Rechtspraak 2022 is gemeld dat meerdere uitvoeringsorganisaties er niet in slagen om binnen geldende termijnen besluiten te nemen. Als gevolg daarvan dienen veel justitiabelen een zogenoemd beroep niet tijdig beslissen in (ook wel BNTB’s genoemd). Bestuursrechters doen een uitspraak op deze BNTB’s en stellen bij gegrondverklaring een beslistermijn vast met een bijbehorende dwangsom. Vervolgens belanden deze zaken weer bovenop de stapel bij de uitvoeringsinstanties, waardoor andere zaken langer blijven liggen en de uitvoering nog verder in de knel komt. Ook bij de gerechten vergen deze zaken tijd en treedt een zogenoemd verdringingseffect op. Daarnaast gaat het om grote aantallen zaken. BNTB’s spelen bij de gerechten met name in vreemdelingenzaken en zaken van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT). Ook in 2023 stroomden onverminderd veel BNTB’s in bij de rechtbanken en bleef de problematiek in feite ongewijzigd. In vreemdelingenzaken zijn in 2023 bijvoorbeeld 13.000 BNTB’s in asielzaken en reguliere vreemdelingenzaken ingestroomd. De eerste maanden van 2024 laten een stijgende lijn in deze instroom zien. De Raad wil nogmaals aandacht vragen voor de grote gevolgen hiervan.

    Artikel 2.7, tweede lid, Wet natuurbeheer

    In het Jaarverslag Rechtspraak 2022 werden 2 problemen gesignaleerd ten aanzien van artikel 2.7, tweede lid, Wet natuurbeheer: het vervallen van de verslechteringsvergunning en de vergunningsplicht voor intern salderen. Helaas bestaan deze problemen nog steeds omdat de benodigde wetgeving om deze problemen op te lossen (nog) ontbreekt.

    Verslechteringsvergunning

    De vergunningplicht voor projecten die enige maar geen significante gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden (de zogenoemde verslechteringsvergunning) is met de komst van artikel 2.7, tweede lid, Wet natuurbeheer vervallen. Dit leidt tot verlies aan rechtszekerheid bij ondernemers en natuurorganisaties. Het betreft nagenoeg alle bedrijven (bijvoorbeeld agrariërs) in de nabijheid van Natura 2000-gebieden die willen uitbreiden of hun bedrijfsvoering hebben veranderd. Een voorbeeld dat in het Jaarverslag Rechtspraak 2022 ook werd genoemd is de zaak van de Efteling (ECLI:NL:RBOBR:2022:279) waarin het probleem van handhaving wordt uitgelegd

    Intern salderen

    Bij intern salderen leidt de nieuwe situatie niet tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de huidige situatie. De Rechtspraak benadrukt het belang om het intern salderen weer vergunningsplichtig te maken, waardoor de rechtszekerheid voor betrokkenen toeneemt.

  • Algemeen

    De in het Jaarverslag Rechtspraak 2022 opgenomen knelpunten op het terrein van het socialezekerheidsrecht zijn nog niet opgelost. Naast deze knelpunten worden de volgende knelpunten op dit terrein gesignaleerd:

    Tweewoningenregel uit de AOW

    De tweewoningenregel betreft 2 ongehuwde AOW’ers die ieder een eigen woning huren, of in eigendom hebben, die hen vrij ter beschikking staan en waar geen andere mensen staan ingeschreven of feitelijk bij hen inwonen. Als zij ieder volledig de kosten van hun woning dragen en op het adres van die woning staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen, is geen sprake van een gezamenlijke huishouding, zodat ieder van de AOW-gerechtigden een AOW-uitkering van 70 procent zal ontvangen. Dat geldt echter niet voor geregistreerde partners (of gehuwden), terwijl de feitelijke situatie gelijk kan zijn. De SVB heeft dit punt als knelpunt onder de aandacht gebracht bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Tweede Kamer, zie ECLI:NL:RBOBR:2024:96 (vanaf nummer 15). Ook vanuit de Rechtspraak wordt aandacht gevraagd voor dit knelpunt.

  • Jaarlijkse verhoging bedragen verkeersboetes

    Graag vragen we aandacht voor de jaarlijkse verhoging van boetebedragen (per 1 januari 2024 zelfs met een recordpercentage van 10 procent) en de van rechtswege inwerkingtredende verhogingen van de boetebedragen bij niet-tijdige betaling van de boete (eerste verhoging van 50 procent en tweede verhoging van 100 procent van het boetebedrag). De verhogingen leiden ertoe dat de hoogte van deze boetes uit de pas gaat lopen met boetes voor strafbare feiten, wat de maatschappelijke acceptatie niet ten goede komt. Bovendien worden rechters die zich bezighouden met verkeersboetes (Mulderrechters) soms geconfronteerd met schrijnende zaken van mensen met schulden, wier problemen alleen maar groter worden bij soms torenhoog oplopende verschuldigde bedragen. De Mulderrechter heeft niet veel vrijheid om daar iets aan te doen, aangezien tot nu toe steeds is geoordeeld dat de toegepaste verhogingen van de boetebedragen binnen de door de wetgever geboden ruimte blijven (recentelijk nog: ECLI:NL:GHARL:2023:9284) en tegen de verhogingen van artikelen 23 en 25 in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) geen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.

  • Ontruiming terwijl sprake is van een sociale noodsituatie

    Kantonrechters worden regelmatig geconfronteerd met knellende situaties (ontbindingen en ontruimingen, schulden, psychische problemen, etc.) waarbij eerder sprake is van een niet goed werkend sociaal-maatschappelijk vangnet dan van knellende wetgeving. Bijvoorbeeld overlast door psychische problematiek die niet wordt opgelost omdat de hulpverlening maar niet op gang komt

    Een voorbeeld van een zaak waarbij sociaal-maatschappelijke problematiek en een niet goed werkend maatschappelijk vangnet aan de orde waren, is het kort geding over een ontruiming na een tijdelijk huurcontract van 2 jaar op grond van een sociale noodsituatie (ECLI:NL:RBGEL:2023:6595). Omdat de wetgever er nadrukkelijk voor heeft gekozen om binnen de sociale verhuur het sluiten van tijdelijke huurovereenkomsten mogelijk te maken en in toekomstige wetgeving te behouden, en de gedaagde door het verstrijken en tijdig aanzeggen daarvan inmiddels zonder recht of titel in de gehuurde woning verbleef, heeft de rechter de ontruiming bevolen, maar de gedaagde een langere ontruimingstermijn dan gebruikelijk gegeven in verband met de sociale noodsituatie waarin hij verkeerde.

    In kantonzaken waarbij sprake is van sociaal-maatschappelijke problematiek(en een niet goed werkend sociaal-maatschappelijk vangnet) kan het wettelijke kader, hoewel op zichzelf niet knellend, soms als knellend worden ervaren.

    Werknemers met long covid-klachten bij arbeidsconflicten

    Bij arbeidsconflicten waarbij sprake is van een werknemer met long covid-klachten kunnen zich soms situaties voordoen die als knellend worden ervaren. Er zijn zaken waarbij de bedrijfsarts in het kader van re-integratie adviseert dat de zieke werknemer het aantal werkuren volgens een tijd-contingent hervattingsschema kan uitbreiden, terwijl de werknemer juist meent dat dit niet overeenstemt met het grillige ziekteverloop en dat overmatige inspanning voorkomen moet worden. Is de werknemer of werkgever het niet eens met het advies van de bedrijfsarts, dan kan een deskundigenoordeel bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) worden aangevraagd, bijvoorbeeld over de vraag of de werknemer de re-integratieverplichtingen voldoende nakomt. Van partijen kan in beginsel worden verlangd dat ze de adviezen van de deskundigen opvolgen, tenzij er aanwijzingen zijn om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Het is voor een zieke werknemer met long covid-verschijnselen tot op heden vrij moeilijk om deze aanwijzingen aan te dragen.

    Ook de rechter moet in beginsel afgaan op het oordeel van de verzekeringsarts. Als de verzekeringsarts het oordeel van de bedrijfsarts volgt en van oordeel is dat de werknemer onvoldoende meewerkt aan re-integratie, dan kan de werkgever de rechter verzoeken om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. In het verlengde daarvan moet de rechter ook oordelen over de vraag of de werknemer door onvoldoende mee te werken aan re-integratie (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld. Dit kan ertoe leiden dat de werknemer om die reden geen aanspraak kan maken op de wettelijke transitievergoeding. Ook kan het UWV zich op het standpunt stellen dat aan de zijde van de werknemer sprake is van een benadelingshandeling en dat daarom een Ziektewetuitkering moet worden geweigerd.

    Omdat nog veel onbekend is over de oorzaak en behandeling van long covid-klachten, kan de rechter voor een dilemma komen te staan met betrekking tot de vraag of het deskundigenoordeel van het UWV zonder meer gevolgd moet worden of dat de werknemer (deels) gelijk heeft met de stelling dat re-integratie-inspanningen tot een verminderde kans op herstel zullen leiden. Dat dilemma weegt zwaar vanwege het feit dat het rechterlijk oordeel op verschillende gebieden (werk, Ziektewetuitkering) grote gevolgen heeft voor de werknemer. Voor een voorbeeld van een zaak waar dit dilemma speelde, zie: ECLI:NL:GHDHA:2023:118.

    De Rechtspraak hoopt dat de recente ontwikkelingen op medisch terrein meer houvast zullen bieden bij arbeidsgeschillen waarbij de werknemer long covid-klachten heeft.

    Griffierechten en proceskosten

    In een brief van 1 december 2023 heeft de minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer laten weten af te zien van het wetsvoorstel Wet verlaging griffierechten. De Rechtspraak betreurt dit. Dit wetsvoorstel voorzag in een algehele verlaging van de griffierechten met 25 procent in zowel het civiel recht als het bestuursrecht. De Rechtspraak hoopte dat met dit wetsvoorstel een aantal door de Rechtspraak ervaren knelpunten ten aanzien van de griffierechtsystematiek zouden worden aangepakt. In zijn advies van 6 december 2022 met betrekking tot dit wetsvoorstel heeft de Raad een drietal situaties geschetst waarbij de huidige griffierechtsystematiek als knellend wordt ervaren.

    De Rechtspraak gaat ervan uit dat een beperkt aantal verbeteringen van de griffierechtensystematiek (verlaging van de griffierechten in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord (Whoa) en vrijstelling van griffierechten bij betalingsonmacht in het bestuursrecht) conform de aankondiging van de minister voor Rechtsbescherming in zijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 27 juni 2023 alsnog ter hand worden genomen. Hoewel de Rechtspraak verheugd is met de aankondiging van deze voornemens, blijft een groot aantal van de eerder gesignaleerde knelpunten actueel. In het bijzonder de proceskostenveroordeling van een natuurlijk persoon in de proceskosten van een niet-natuurlijk persoon (met bijbehorend hoger griffierecht voor niet-natuurlijke personen) wordt daarbij als knellend ervaren.

  • Knelpunten vorig jaarverslag

    In het Jaarverslag Rechtspraak 2022 werden de volgende onderwerpen als knelpunt aangemerkt: kinderbeschermingszaken en nader onderzoek, het perspectiefbesluit, de termijn voor hoger beroep en het uniform hulpaanbod in familiezaken. Op deze onderwerpen is voortgang geboekt, maar ze vragen nog steeds de aandacht van de wetgever en de ketenpartners in het familierecht. De Rechtspraak doet een beroep op de verschillende betrokken partijen om de ingezette trajecten met voortvarendheid voort te zetten.

    In aanvulling hierop vraagt de Rechtspraak aandacht voor de volgende onderwerpen:

    De ondertoezichtstelling (OTS) als doorlopende maatregel

    Iedere rechtszaak in het kader van een ondertoezichtstelling (OTS) – dat wil zeggen een verlenging, of een nieuw verzoek in het kader van een lopende OTS – wordt gezien als een nieuwe procedure. In het dossier bevinden zich de stukken die op die ene procedure betrekking hebben. De rechter kan daardoor niet kennisnemen van eerdere beschikkingen en mag er zelf geen oude dossiers bij betrekken. Ouders en kinderen gaan er echter juist vanuit dat de rechter goed geïnformeerd is en op de hoogte is van de voorgeschiedenis.

    De Rechtspraak vindt dat zulke procedures niet als opzichzelfstaande procedures zouden moeten worden beschouwd, maar onderdeel zijn van één en dezelfde procedure. De Rechtspraak bepleit daarom de OTS als een doorlopende maatregel te kwalificeren en dit wettelijk te regelen. Hierbij kan een parallel worden getrokken met de rechtsgebieden curatele, bewind en mentorschap.

    Ondersteuning van het kind: de kindbehartiger en de bijzondere curator

    Op zitting neemt een kind soms een zogeheten kindbehartiger mee. De kindbehartiger is er speciaal op gericht de belangen van het kind te behartigen en het kind tijdens de zitting te ondersteunen. Familierechters zien deze figuur als een mooie, laagdrempelige aanvulling op het hulpverleningsaanbod. Hij heeft echter geen basis in het Burgerlijk Wetboek, waardoor het soms lastig is de kindbehartiger in te passen in een procedure en een eigen plek te geven. De positie van de kindbehartiger zou beter kunnen worden gegarandeerd.

    Ook bijzondere curatoren vervullen een belangrijke rol bij de ondersteuning van een kind in een procedure. Zij worden door de rechter benoemd. Bijzondere curatoren kunnen zowel een juridische als een niet-juridische achtergrond hebben. Bij de eerste categorie gaat het om advocaten, bij de tweede categorie valt te denken aan gedragswetenschappers en ontwikkelingspsychologen. De Rechtspraak signaleert dat het aantal bijzondere curatoren met een niet-juridische achtergrond beperkt is. Ze zijn lastig te vinden. Mogelijk hangt dit samen met de vergoeding die zij hiervoor van overheidswege ontvangen. Een grotere beschikbaarheid zou wenselijk zijn.

  • Knelpunten vorig jaarverslag

    In het Jaarverslag Rechtspraak 2022 werden 3 knelpunten genoemd op het gebied van het strafrecht: het taakstrafverbod, de ongewenstverklaring van terbeschikkinggestelden en het niet verlenen van schorsende werking bij een bezwaar tegen omzetting taakstraf. Deze knelpunten zijn nog altijd aanwezig. Over het laatste onderwerp zijn gesprekken gaande.

    Het taakstrafverbod hindert de rechter bij het leveren van maatwerk, omdat het de oplegging van een enkele taakstraf bij bepaalde delicten verbiedt (artikel 77ma Sr en artikel 22b lid 1 Sr). Zeker in het jeugdrecht, waar de toepassing van het strafrecht ook een pedagogisch doel dient, wordt dit als knellend ervaren. Bij meerderjarigen geldt het taakstrafverbod bovendien als (kort gezegd) in de vijf jaren voor het betreffende strafbare feit al eens een taakstraf is opgelegd (artikel 22b lid 2 Sr). Deze beperking leidt ertoe dat niet de meest passende straf kan worden opgelegd en wordt als zeer knellend ervaren.

    Wetgeving met betrekking tot de GBM (de gedragsbeïnvloedende maatregel of maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige van artikel 77w Sr)

    De complexiteit van de wetgeving met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) is een volgend knelpunt. Indien de minderjarige zich niet aan de GBM houdt, kan op 3 manieren worden gereageerd:

    • Tenuitvoerlegging door de officier van justitie (zonder tussenkomst van de rechter, tenzij een bezwaarschrift wordt ingediend);
    • Indienen van een vordering tenuitvoerlegging bij de rechter-commissaris;
    • Indienen van een vordering time-out bij de raadkamer.

    Er zijn niet alleen onduidelijkheden per traject, ook is onhelder wanneer voor welk type terugmelding moet worden gekozen.

    Capaciteitstekort in de geestelijke gezondheidszorg

    De Raad heeft in het kader van de Rechtsstaatpoort naar voren gebracht bezorgd te zijn over de capaciteitstekorten en lange wachtlijsten voor de geestelijke gezondheidszorg. De Rechtsstaatpoort is een initiatief van de Nationale Politie, het Openbaar Ministerie (OM) en de Raad. Het uitblijven van hulp kan ertoe leiden dat mensen ontsporen en (ernstige) strafbare feiten plegen, die mogelijk te voorkomen waren geweest. Vaak is er dan sprake van (ernstige) mentale problematiek, wat bovendien maakt dat die strafzaken complexer worden en meer behandeltijd kosten. Het plegen van (dus deels te voorkomen) strafbare feiten door verwarde, verslaafde of anderszins geesteszieke personen kan bijdragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving en draagt bij aan verstopping in de gehele, toch al belaste strafrechtketen. Dit raakt dus niet alleen de Rechtspraak, maar is ook een knelpunt voor de politie, het OM, de reclassering en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).

  • Gebrek aan waarborgen bij uitkering vergoeding kinderopvangtoeslagen aan minderjarige kinderen

    Aan de kinderen van mensen die zijn aangemerkt als slachtoffers van de kinderopvangtoeslagenaffaire is, afhankelijk van de leeftijd van het kind op 1 juli 2023, een vergoeding van enkele duizenden euro’s uitbetaald. Het begint bij 2.000 euro voor een kind van 0 t/m 5 jaar, tot 8.000 euro voor een kind van 15 t/m 17 jaar. Er zijn evenwel geen waarborgen die ervoor zorgen dat dit geld daadwerkelijk ten goede komt van de minderjarige kinderen. De ouder die onder bewind staat kan zelf niet bij de eigen schadevergoeding zonder toestemming van zijn of haar bewindvoerder. Het geld van de kinderen staat op een bankrekening waar de ouder met gezag gewoon toegang toe heeft zolang het kind minderjarig is. In sommige gevallen, als het kind geen eigen bankrekening heeft, is het ook wel overgemaakt op de bankrekening van de ouder.

    In de praktijk ontvangt de Rechtspraak geregeld klachten van bewindvoerders over ouders die de schadevergoeding van hun minderjarige kinderen uitgeven aan allerlei zaken waarvoor die vergoeding niet bedoeld is (betalen van vaste lasten, uitgaven die tot de gewone kosten van de huishouding behoren, vakanties, etc.). Op het moment dat deze klachten bij de Rechtspraak binnenkomen, is het geld van de kinderen al uitgegeven. Soms kan dit in overleg met de ouder weer worden gerepareerd omdat de ouder een deel van de eigen schadevergoeding (soms) nog niet heeft uitgegeven (want daar waakt de bewindvoerder als het goed is over), maar daar moet de ouder dan wel aan meewerken. Voor voorbeelden van deze problematiek, zie ECLI:NL:RBROT:2023:8519 en ECLI:NL:RBDHA:2023:10982

    Het gaat om veel kinderen. Uit de voortgangsrapportage Hersteloperatie Toeslagen mei-augustus 2023 blijkt dat tot en met eind augustus 2023 66.343 kindregelingen werden uitbetaald.

    Hetzelfde probleem doet zich voor bij kinderen van ouders die niet onder bewind staan, maar daar is in de praktijk geen zicht of toezicht op.

    Gebrek aan bescherming voor het vermogen van minderjarigen met een ouder die onder bewind is gesteld

    De wet biedt geen effectieve bescherming voor het vermogen van minderjarige kinderen als hun ouder onder bewind is gesteld. Omdat het bewind over de goederen van de ouder niet tevens het vermogen van zijn of haar minderjarige kind omvat, kan een ouder die onder bewind is gesteld en krap bij kas zit in de verleiding komen om geld te ‘lenen’ uit het vermogen van zijn of haar minderjarige kind. Omdat de wetgeving geen bescherming biedt, zien rechters zich genoodzaakt om ingewikkelde constructies te bedenken om minderjarigen alsnog die bescherming te bieden: ECLI:NL:RBROT:2023:10615.

    De minister voor Rechtsbescherming heeft verschillende keren aangekondigd dat hij de bedoeling heeft om een wetsvoorstel in consultatie te brengen waarin onder meer wordt geregeld dat als de goederen van volwassenen onder bewind worden gesteld het bewind ook het vermogen van hun minderjarige kinderen omvat. Door beperkte capaciteit is dit wetsvoorstel helaas nog niet tot stand gekomen. 

    De Rechtspraak heeft al eerder aangegeven het wenselijk te vinden dat het vermogen van een kind ook onder het bewind komt bij de bewindvoerder van de ouder indien deze onder beschermingsbewind komt te staan. De Rechtspraak is nog steeds van mening dat wetgeving die het vermogen van minderjarigen effectiever beschermt zeer gewenst is, en hoopt dat de eerder aangekondigde wetgeving spoedig tot stand komt.


Digitale toegang tot de rechter


De toegang tot de rechter is een grondrecht. Het is daarom belangrijk dat de Rechtspraak voor iedere rechtzoekende goed bereikbaar is: fysiek, telefonisch en digitaal. Online-dienstverlening is voor rechtzoekenden en hun (juridische) vertegenwoordigers hét middel om de toegang tot de rechter te vergroten. In nauwe samenwerking met gerechten, advocatuur en andere ketenpartners hebben steeds meer procespartijen in 2023 de mogelijkheid gekregen om te procederen via het webportaal Mijn Rechtspraak.


Kwaliteit

>Alles uitklappen
  • De visitatie is een van de belangrijkste instrumenten van het kwaliteitszorgsysteem van de Rechtspraak. Iedere 4 jaar vraagt de Rechtspraak een onafhankelijke visitatiecommissie onderzoek te doen naar de zorg voor kwaliteit binnen de rechterlijke organisatie. Op 5 september 2023 werd het Visitatierapport van de Rechtspraak 2022-2023 Kwaliteit van rechtspraak: versterking door samenwerken uitgebracht. Het onderzoek richtte zich deze keer in het bijzonder op de professionele standaarden. De visitatiecommissie constateert dat de Rechtspraak de afgelopen jaren een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt. Er is steeds meer oog voor de rechtzoekende en het effect van rechtspraak op de maatschappij. Er wordt geprobeerd om rechtszaken begrijpelijker te maken, sneller af te handelen en toe te snijden op individuele situaties. Tegelijkertijd staat de Rechtspraak onder druk. Zaken zijn complexer geworden en er zijn te weinig mensen om het werk te doen. Het handelen van de rechter ligt bovendien steeds meer onder een vergrootglas. Toch lukt het om de vakinhoudelijke kwaliteit te behouden.

    De commissie geeft verschillende aanbevelingen in het rapport om de kwaliteit van de Rechtspraak en in het bijzonder de professionele standaarden te verbeteren. Vakinhoud en de bedrijfsvoering kunnen elkaar meer versterken, samenwerking tussen rechters en gerechtsjuristen verdient aandacht en waar mogelijk moet wetenschappelijk onderzoek dienen als onderbouwing voor de oplossingen die het best werken. De Rechtspraak is met de aanbevelingen aan de slag gegaan.

  • In 2023 is het plan Professionele reflectie vastgesteld. Het doel is enerzijds om professionele reflectie structureler in te bedden in de gerechten en anderzijds om de organisatie van reflectie-activiteiten te verankeren.

    Bestuursrecht

    In het reflectietraject dat eind 2021 uitmondde in het rapport Recht vinden bij de rechtbank, hebben eerstelijns bestuursrechters gereflecteerd op de vraag wat hun rol is geweest in de toeslagenaffaire en hoe zij effectieve rechtsbescherming kunnen bieden. In dit rapport worden diverse aanbevelingen opgesomd. In de bestuursrechtspraak is mede hierdoor een duidelijke ontwikkeling zichtbaar waarbij bestuursrechters actief de feiten, het bewijs en de gevolgen van besluiten onderzoeken en de besluiten van bestuursorganen meer indringend aan het evenredigheidsbeginsel toetsen.

    Deze ontwikkeling is zichtbaar in veel bestuursrechtelijke uitspraken en betekent kort gezegd dat de eerstelijns bestuursrechter toetst of de nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding met het beoogde doel van dat besluit. Door deze ontwikkeling zijn de eerstelijns bestuursrechters van toetsingsrechters meer rechtsbeschermingsrechters geworden en is er meer ruimte voor de menselijke maat (zie bijvoorbeeld de jurisprudentie over de verschoonbare termijnoverschrijding). Deze ontwikkelingen zijn ook zichtbaar in zaken rond de Opiumwet (sluiting huis) en de socialezekerheidswetgeving. Wanneer de evenredigheidstoetsing ontoereikend is, kan dit bijvoorbeeld leiden tot een (motiverings)vernietiging van het besluit of tot een tussenuitspraak waarin gelegenheid wordt geboden tot herstel.

    Verder heeft in het kader van samenspraak en tegenspraak een dialoogtraject plaatsgevonden tussen bestuursrechters en ouders en kinderen die te maken hebben gehad met de kinderopvangtoeslagaffaire. De inzichten die daarbij zijn opgedaan werken we verder uit. Het streven is dat dit verder bijdraagt aan de beweging naar de rechtsbeschermingsrechter en dat het bewustzijn binnen de rechtbanken hierover verder wordt versterkt.

    Familie en jeugd

    Het rapport Recht doen aan kinderen en ouders verscheen in februari 2023 en reflecteert op de werkwijze van familie- en jeugdrechters in de rechtbanken en de gerechtshoven. Een groot aantal conclusies en aanbevelingen gaat over het bieden van rechtsbescherming aan ouders en kinderen.

    Om de implementatie van de aanbevelingen extra kracht bij te zetten, hebben het Landelijk Overleg Vakinhoud Familie- en Jeugdrecht van de rechtbanken (LOVF) en het Landelijk Overleg Vakinhoud Familie- en Jeugdrecht van de hoven (LOVF-Hoven) in de loop van het jaar het projectteam DURF (Doorvoeren en Uitvoeren Reflectie Familie en Jeugd) ingesteld en voor hen een projectopdracht geformuleerd. DURF biedt advies, ondersteuning, begeleiding en nazorg bij de invoering van de aanbevelingen uit het rapport van de reflectiecommissie van familie- en jeugdrechters.

    Het LOVF en het LOVF-Hoven hebben in aanloop naar de oprichting van het projectteam een prioritering voorgesteld. Met voorrang worden 4 onderwerpen opgepakt: het afschaffen van de meldbriefprocedure, meer tijd op zitting, een landelijk eenduidige leeftijd horen minderjarigen en onderzoek naar het vertalen van oproepbrieven. Om een aantal aanbevelingen (eventueel in combinatie met andere aanbevelingen) sneller te kunnen invoeren, treffen de gerechtshoven voorbereidingen om minderjarigen vanaf 8 jaar uit te nodigen in alle zaken waarin conform het procesreglement minderjarigen voor een kindgesprek worden uitgenodigd. Een aantal gerechten is daar al mee begonnen.

    2024 staat in het teken van het opstellen en uitvoeren van een landelijk coördinatie-, uitvoerings- en ondersteuningsplan. Er wordt in kaart gebracht welke partijen betrokken moeten worden bij de invoering en het opstellen van de plannen van aanpak, zoals de diverse expert- en werkgroepen, de advocatuur, controllers, redactieraden wetgevers. Een belangrijk aspect bij de invoering van in ieder geval een deel van de aanbevelingen is de financiering.

  • Onafhankelijk klantonderzoek onder rechtzoekenden en professionals geeft inzicht in de waardering over het functioneren van de Rechtspraak en geeft aanknopingspunten voor verbetering. In 2023 is gewerkt aan een nieuwe filosofie voor klantonderzoek waarmee het mogelijk wordt om de verschillende klanten zowel landelijk als lokaal gericht en vaker te vragen naar hun ervaringen en daarvan te leren. Het klantonderzoek nieuwe stijl kan na de aanbesteding in 2024 van start gaan.

  • Op basis van het onderzoeksrapport Voortgang van Organisatie van kennis dat in opdracht van de Rechtspraak in 2022 is uitgevoerd, is in 2023 een Agenda Kennishuis Rechtspraak 2023-2024 opgesteld. Hierin staan concrete handvatten en prioriteiten om kennis te delen via het digitale platform Mijn Kennisomgeving. Medewerkers met een sleutelrol in kwaliteit en kennis, zoals informatiespecialisten en kwaliteitscoördinatoren, worden op die manier in hun werk ondersteund. Uitgangspunt is dat goede uitwisseling van kennis rechtstreeks bijdraagt aan de kwaliteit van het werk, en daarmee aan het gezag van de Rechtspraak.

Tijdige en voorspelbare rechtspraak

>Alles uitklappen
  • De Rechtspraak startte eind 2019 met het programma Tijdige rechtspraak. De inzet: binnen 3 jaar tijdige en voorspelbare rechtspraak realiseren, waardoor acceptabele werkvoorraden ontstaan en rechtzoekenden beter weten waar ze aan toe zijn.

    Eind 2023 waren er in de samenleving en binnen de Rechtspraak nog steeds zorgen over de lange duur van procedures en grote achterstanden. Ook op het punt van voorspelbaarheid is de klus nog niet geklaard. De Rechtspraak werkt er daarom nog steeds aan dat rechtszaken niet te lang op de plank blijven liggen. Dit is van groot maatschappelijk belang, want rechtzoekenden kunnen vaak pas verder met hun leven na een uitspraak van de rechter.

    Er is in 2023 hard gewerkt aan tijdige en voorspelbare rechtspraak en het programma is een eind op weg. Toch zijn de gestelde doelen nog niet behaald. Factoren die hierin een grote rol hebben gespeeld zijn:

    • De start van het programma viel samen met de coronacrisis. De gerechten moesten de deuren sluiten en de nadruk kwam te liggen op het behandelen van de meest urgente zaken, de digitale inrichting hiervan en het thuiswerken. De gerechten kwamen hierdoor veel later op gang met het verbeteren van de werkprocessen en het wegwerken van de achterstanden;
    • Er zijn te weinig rechters. Inmiddels worden meer rechters geworven en opgeleid, maar het duurt een aantal jaren voordat zij volledig inzetbaar zijn;
    • De complexiteit van zaken neemt toe.
  • Iedereen binnen de Rechtspraak ziet het belang van tijdige en voorspelbare rechtspraak. Er zijn tal van initiatieven ontstaan en in de gerechten wordt gewerkt aan verbeteringen en procesoptimalisatie. Maar de werkdruk is hoog en zorgt ervoor dat de uitvoering complex is. De initiatieven en projecten die zijn gestart zijn nog niet volledig afgerond of hebben nog geen vaste plek in de organisatie. Ook om ervoor te zorgen dat tijdigheid en voorspelbaarheid een structurele plek krijgen binnen de Rechtspraak, is het programma met 2 jaar verlengd. De zogeheten landelijke inloopkamer blijft voorlopig bestaan om de zaken die (te) lang op de plank liggen over te kunnen nemen van gerechten.

  • Alle gerechten hebben in 2023 actief gewerkt aan het vergroten van de tijdigheid en voorspelbaarheid en doen dit op hun eigen wijze, met verschil in aanpak en intensiteit. Er is een landelijk netwerk opgericht waarin gerechten de succesvolle werkwijzen, kennis en ervaring uitwisselen. Van de 17 gerechten hebben 12 gerechten gebruikgemaakt van (externe) ondersteuning op het gebied van projectmanagement en/of procesoptimalisatie. Doordat werkprocessen in kaart worden gebracht en duidelijk wordt waar ruimte is voor verbetering, kan het werk verder worden gestructureerd.

  • Bij ieder gerecht wordt gewerkt aan het inlopen van achterstanden. Zij worden hierbij ondersteund door een landelijke inloopkamer. Deze inloopkamer bestaat uit 5 inloopteams die zaken van een gerecht kunnen overnemen. In 2023 waren inloopteams actief voor familierecht, civiel recht (zowel eerste aanleg als hoger beroep), strafrecht en bestuursrecht. In totaal hebben zij in 2023 ruim 10.000 zaken voor verschillende gerechten afgehandeld.

  • Het roosteren van zittingen en het plannen van zaken is in alle gerechten een cruciaal onderdeel van het werkproces. De gerechten ontwikkelen daarom het bestaande rooster- en planproces naar professioneel capaciteitsmanagement. Deze aanpak zorgt ervoor dat het rooster- en planproces binnen de Rechtspraak continu wordt verbeterd. Alle gerechten gaan hiermee in de periode 2023-2025 aan de slag.

  • Verbetering van de communicatie met rechtzoekenden blijft een van de belangrijkste speerpunten van de Rechtspraak. In 2023 is daarom verder gewerkt aan het herschrijven en opnieuw vormgeven van onze brieven. Met als bijlage een stappenplan over de procedure weten rechtzoekenden beter waar ze aan toe zijn. Daarnaast worden teams door middel van workshops geholpen om samen te kijken naar concrete stappen die zij zelf kunnen zetten om te werken aan voorspelbaarheid en wordt gekeken hoe voorspelbaarheid een vaste plek krijgt in de verschillende opleidingstrajecten.

  • Om goed te kunnen sturen op de doorlooptijden, is gedegen managementinformatie nodig. Pas dan is zichtbaar hoe het staat met de rechtszaken en waar eventueel vertraging ontstaat in een procedure. Voor vrijwel alle rechtsgebieden zijn de dashboards in 2023 verder ontwikkeld waardoor omvang, locatie en ouderdom van de zaken beter inzichtelijk zijn.



 
 
 

Rechtszaak: mogen asielzoekers langer werken?

Een Nigeriaanse asielzoeker stapt naar de rechter omdat hij van het UWV geen nieuwe werkvergunning krijgt. De Wet arbeid vreemdelingen bepaalt namelijk dat asielzoekers niet meer dan 24 weken per jaar mogen werken, en dat wil de man.

Samenwerken in netwerken

>Alles uitklappen
  • Het werk in de strafrechtketen bestaat kort gezegd uit opsporing (politie), vervolging (OM) en berechting (Rechtspraak) van verdachten en de uitvoering van opgelegde straffen. Ook andere organisaties, zoals de reclassering, zijn daarbij betrokken. De verschillende instanties hebben hierbij hun eigen taken en bevoegdheden. Zij werken vanuit hun eigen verantwoordelijkheid institutioneel en organisatorisch landelijk en lokaal samen.

    De strafrechtketen is een complex geheel van logistiek en vakinhoudelijk van elkaar afhankelijke instanties met ieder een eigen taak en rol in het strafproces. Vanwege de organisatorische onderlinge afhankelijkheid is samenwerking een noodzakelijke voorwaarde voor een goed functionerende strafrechtketen.

    De Rechtspraak heeft de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet in het bijdragen aan de verbetering van deze netwerkaanpak. De Rechtspraak neemt deel aan het Bestuurlijk Ketenberaad (BKB), waarbij ketenorganisaties en het ministerie van JenV op strategisch niveau afspraken maken over de samenwerking en de beoogde prestaties van de strafrechtketen. Belangrijke thema’s zijn de aanpak van zaakvoorraden en doorlooptijden (waaronder zedenzaken), digitalisering, wijkrechtspraak en voorbereiding op het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering.

    Onder de paraplu van het BKB werd op 1 januari 2023 het Programma Digitalisering Strafrechtketen (PDSK) afgerond. Met dit programma zijn belangrijke stappen in de digitalisering van de strafrechtketen gezet. Het programma is vanaf 2023 door de betrokken BKB-instanties structureel voortgezet in het Duurzaam Digitaal Stelsel (DDS).

    In opdracht van het BKB is het Actieplan Strafrechtketen opgesteld in een brede samenwerking tussen politie, OM, Rechtspraak, ministerie van JenV, Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en overige executiepartners zoals de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), de 3 reclasseringsorganisaties (3RO) en de Raad voor de Kinderbescherming.

    In het structurele overleg tussen het OM en de Rechtspraak wordt de omvang en de ontwikkeling van de voorraden strafzaken besproken aan de hand van de gezamenlijk ontwikkelde monitor. Deze monitor, die aan de gerechten en parketten wordt toegestuurd, geeft inzicht in de in- en uitstroom van strafzaken en geeft een overzicht van de zaakvoorraden. Dit overzicht is bedoeld om te worden gebruikt bij de samenwerking tussen gerechten en parketten.

  • De zorgen die in eerdere jaarverslagen zijn geuit duren onverminderd voort. Ouders en vooral kinderen krijgen regelmatig niet of te laat de noodzakelijke hulp. Rechterlijke beslissingen worden regelmatig onvoldoende of te laat uitgevoerd. Sommige gevolgen zijn onomkeerbaar. Rechters luidden de noodklok middels een brandbrief aan de verantwoordelijke bewindslieden over de toenemende zorgen over het jeugd(straf)recht. Naast het feit dat de opvang en begeleiding van kinderen binnen het jeugdrecht adequaat en veilig dient te zijn, is het essentieel voor het vertrouwen in de Rechtspraak dat vonnissen en beschikkingen ook (op tijd) worden uitgevoerd. De Rechtspraak blijft in gesprekken met de bewindslieden en ketenpartners aandacht vragen voor deze problematiek.

    In 2021 is geconstateerd dat het Uniform Hulpaanbod (UHA) vanwege de wachtlijsten aan slagkracht verliest. De Rechtspraak heeft daarom het initiatief genomen om samen met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het ministerie van JenV het UHA meer slagkracht te geven. Ook op lokaal niveau vinden binnen de meeste arrondissementen overleggen plaats tussen onder meer jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming en de Rechtspraak. In deze overleggen wordt in algemene zin informatie uitgewisseld over actuele ontwikkelingen en knelpunten.

  • De Rechtspraak maakt al sinds lange tijd deel uit van de Migratieketen. Deze keten wordt in hoge mate, waar het asiel betreft, bepaald door de actuele ontwikkelingen in de wereld maar ook door Europese afspraken en regelgeving. De Rechtspraak denkt mee hoe door goede afstemming in ketenverband met opvolgende ketenpartners zo efficiënt mogelijk vreemdelingenzaken kunnen worden afgedaan. Zo is er structureel overleg over de in- en uitstroomprognoses van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Rechtspraak. Doel daarvan is zo snel mogelijk inzicht te krijgen in het aantal zaken dat bij de ene organisatie in- en uitstroomt en de gevolgen die dat heeft voor de instroom van zaken bij de andere organisatie.

    Ook in 2023 was er een behoorlijke zaakinstroom op grond van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen. Dit betreft zaken waarbij de IND niet binnen de wettelijke termijn beslist en een vreemdeling hiertegen beroep instelt bij de rechtbank.

  • Binnen het domein van het algemene bestuursrecht wordt op arrondissementsniveau met uitvoeringsorganisaties die met regelmaat als procespartij optreden, zoals het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank (SVB), gesproken over mogelijke knelpunten in het proces en/of de samenwerking.

  • Op civiel terrein worden periodiek signaleringsoverleggen gevoerd met belanghebbenden, zoals de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) en de Koninklijke Beroepsvereniging van Gerechtsdeurwaarders (KBvG).

  • Naast de ketenoverleggen die de Rechtspraak heeft met haar ketenpartners om de samenwerking binnen de verschillende rechtsgebieden verder uit te breiden en te verbeteren, zijn er ook overleggen met maatschappelijke partners en organisaties die rechtsgebied overstijgend zijn. Hierbij gaat het in de regel om overleggen waarbij gezamenlijk wordt gezocht naar en nagedacht over manieren waarop de rechtsbescherming van rechtzoekenden of de toegang tot het recht en de rechter voor burgers kan worden verbeterd. Voorbeelden hiervan zijn het signaleringsoverleg met de NOvA en het signaleringsoverleg tussen de Nationale ombudsman, het Juridisch Loket, sociaal raadslieden, de Raad van State en de Rechtspraak.

    De meerwaarde van dit overleg is dat de Nationale ombudsman en het Juridisch Loket vanwege hun plek in de keten eerder kunnen signaleren dat mensen in de knel raken door wetgeving of beleid dat hen onevenredig hard treft. Deze signalen worden gedeeld en geanalyseerd. De Raad van State en de Rechtspraak kunnen dan in een vroeg stadium alert zijn op de instroom van dergelijke zaken bij de rechtspraak. In het najaar van 2023 is de Raad gestart met de voorbereidingen van een vergelijkbaar signaleringsoverleg op het gebied van consumentenrecht.

    Met de Raad voor Rechtsbijstand is jaarlijks bestuurlijk overleg en worden relevante actuele ontwikkelingen uitgewisseld in het domein van rechtspraak en rechtsbijstand. Om op de hoogte te blijven van belangrijke ontwikkelingen op het gebied van de stelselherziening rechtsbijstand, is de Raad aangesloten bij de stuurgroep en kerngroep stelselherziening rechtsbijstand. Deze overleggen vinden op initiatief van het ministerie van JenV plaats met een aantal belanghebbenden, zoals de NOvA, het Juridisch Loket, de Raad voor Rechtsbijstand, de vereniging voor leidinggevenden in het sociaal domein Divosa en de Mediatorsfederatie.

    Ten slotte vinden er tussen het ministerie van JenV, in het bijzonder met het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving, en de Raad meerdere keren per jaar bestuurlijke overleggen plaats. Deze overleggen dienen om relevante actuele ontwikkelingen te bespreken op het terrein van rechtspraak. Ook is er op ambtelijk niveau overleg over innovatieve projecten bij de Rechtspraak en projecten onder de vlag van de stelselherziening rechtsbijstand om de beste ervaringen uit te wisselen en te stimuleren dat ontwikkelingen op elkaar aansluiten.

  • Belang sterke rechtsstaat

    De Nederlandse Rechtspraak zet zich internationaal in voor rechtsstatelijke ontwikkeling en kwaliteitsverbetering van rechtspraak. We werken met projecten en deelname in internationale netwerken aan het behoud en versterking van de democratische rechtsstaat en rechtsbescherming van burgers in de Europese Unie en omringende landen. Daarnaast zijn we actief in Suriname, waarmee de Nederlandse Rechtspraak een historische samenwerkingsrelatie heeft.

    Europese netwerken

    De Rechtspraak neemt op verschillende niveaus deel in Europese netwerken: bestuurlijk, ambtelijk en intercollegiaal. Zo zat Nederland in 2023 in het bestuur van het European Network of Councils for the Judiciary (ENCJ) en heeft het deelgenomen aan verschillende bijeenkomsten van zowel het ENCJ als de Consultative Council of European Judges (CCJE) en de European Commission for the Efficiency of Justice (CEPEJ). De inzet bij de CEPEJ is geïntensiveerd door actievere deelname aan plenaire vergaderingen en nieuwe projecten. Ook levert de Nederlandse Rechtspraak veel informatie voor internationaal vergelijkende vragenlijsten en onderzoeken zoals het Rule of Law-rapport, het European Justice Scoreboard en het Evaluatierapport van de CEPEJ. Dit zet de positie van de Nederlandse Rechtspraak goed in perspectief binnen Europa.

    In 2023 hebben via de Raad, in het kader van multilaterale en bilaterale projecten studiebezoeken, internationale vergaderingen en deelname aan internationale congressen, 45 internationale uitwisselingen plaatsgevonden. Deze Europese bijeenkomsten en uitwisselingen tonen ondanks bestaande verschillen tussen landen het belang van, en de wil tot, samenwerking aan.

    Projecten

    Binnen het ENCJ is Nederland projectcoördinator voor het Digital Justice Forum en het project Quality of the Judiciary. In het kader van het project Quality of the Judiciary organiseerde Nederland samen met Italië een aantal bijeenkomsten rond kwaliteit van rechtspraak, onder andere in relatie tot kwetsbare groepen.

    Het Digital Justice Forum heeft in 2023 onder Nederlandse aanvoering fysieke en digitale bijeenkomsten georganiseerd over Artificial Intelligence (AI), gebruik van data en Europese verordeningen op het gebied van digitaal recht.

    In 2023 is het multilaterale project in Bosnië en Herzegovina voortgezet. Dit is een samenwerkingsproject tussen de Nederlandse en Noorse Rechtspraak. Dit project ziet toe op de versterking van het bestuur van de Raad voor de rechtspraak in Bosnië en Herzegovina en verbetering van de efficiëntie en kwaliteit van de strafrechtelijke afdelingen van de gerechten. Onder Nederlands voorzitterschap is een externe beoordeling gemaakt (en gepubliceerd) van de Raad in Bosnië en Herzegovina.

    Een nieuwe overeenkomst over samenwerking met de Surinaamse Rechtspraak is getekend in 2023. Dit heeft geleid tot drie projecten. Deze projecten zien toe op de theoretische en praktijkgerichte begeleiding van rechters in opleiding en schrijfjuristen en op het professionaliseren van archiefbeheer en communicatie.

Duurzaamheid

In het in 2023 geactualiseerde Actieplan Klimaatneutrale Rechtspraak 2030 staan 33 maatregelen verdeeld over negen thema’s om te komen tot een klimaatneutrale organisatie. Een belangrijk element in de strategie is en blijft verduurzaming van de gebouwen.

Zie tabel 2: www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Jaarverslag%20Rechtspraak%202023.pdf#page=49 


Klik op de afbeelding voor concrete acties die de Rechtspraak  in 2023 op het gebied van duurzaamheid nam.


 
 
 

Rechtszaak: gratis hormonale anticonceptie?

Vijf maatschappelijke organisaties vinden dat vrouwen indirect worden gediscrimineerd omdat de kosten van hormonale anticonceptie vooral voor rekening van de vrouw komen. Zij menen dat de overheid verplicht is een einde te maken aan deze indirecte discriminatie. De rechtbank Den Haag was het daar niet mee eens. Wat vindt het gerechtshof?