ECLI:NL:CRVB:2023:364
Grensoverschrijdende situatie. Unierecht. Aanvraag WIA-uitkering. Verplichting UWV om relevante medische stukken op te vragen bij het orgaan van een andere EU-lidstaat. Alleen bij concrete aanwijzingen.
* Het is niet in strijd met artikel 49, tweede lid, van Vo 987/2009 dat het onderzoek naar de mate van invaliditeit in Nederland heeft plaatsgevonden en niet in het woonland België, omdat sprake was van een eerste vaststelling van het recht op uitkering. Dit is vaste rechtspraak van de Raad en het Hof van Justitie van de EU.
* In artikel 49, tweede lid, van Vo 987/2009 is echter ook bepaald dat het bevoegde orgaan rekening moet houden met de documenten en medische rapporten, alsmede met inlichtingen van administratieve aard, die door het orgaan van andere lidstaten zijn verzameld, alsof deze in zijn eigen lidstaat waren opgesteld.
Dit houdt in dat op het UWV in beginsel de verplichting rust om deze informatie op te vragen bij het orgaan van de andere lidstaat. Deze verplichting beperkt zich echter tot de situatie waarin er voor het UWV concrete aanwijzingen zijn dat:
- de betrokkene in een andere lidstaat een aanvraag om een ziekte- of invaliditeitsuitkering heeft ingediend en
- in die lidstaat een medische keuring heeft plaatsgevonden die relevant kan zijn voor de beoordeling die het UWV moet verrichten. Dit betekent onder andere dat het moet gaan om stukken die betrekking hebben op de medische situatie van een betrokkene op of rondom de datum in geding.
Wetsverwijzing(en):
Verordening (EG) nr. 987/2009 art 49 lid 2
ECLI:NL:CRVB:2023:385
Grensoverschrijdende situatie. Unierecht. Werkzaamheden als uitzendkracht. Toepasselijke wetgeving op grond van Verordening 883/2004 in de periodes gelegen tussen nieuwe uitzendovereenkomsten. Wetgeving van het woonland.
Deze uitspraak gaat over de vraag of een uitzendkracht (betrokkene) die met onderbrekingen in Nederland werkt en die woont in een andere EU-lidstaat, in de tussenliggende periodes verzekerd blijft voor de AOW, als betrokkene tijdens die onderbrekingen geen arbeidsverhouding heeft met een werkgever. De uitspraak is een vervolg op een prejudiciële vraag van 17 december 2020 aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) (verwijzingsbeslissing) en het arrest van het Hof van 13 oktober 2022, ECLI:EU:C:2022:782.
Het Hof heeft geantwoorde dat artikel 11, derde lid, onder a en e van Vo 883/2004 zo moet worden uitgelegd dat een persoon in de situatie van betrokkene gedurende de perioden tussen de uitzendopdrachten onderworpen is aan de nationale wetgeving van de lidstaat waar hij woont. Dit betekent dat op betrokkene tijdens de tussenliggende periodes niet de Nederlandse, maar de Duitse wetgeving van toepassing was. De SVB heeft dus terecht vastgesteld dat betrokkene in die periodes niet verzekerd was voor de AOW.
Wetsverwijzing(en):
Verordening (EG) nr. 883/2004 artt. 1 onder a, 1 onder b, 11 lid 3 onder a, 11 lid 3 onder e