ECLI:NL:CRVB:2022:1744
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens detentie.
PW art. 13 lid 1 onder a, 17
Appellant heeft de op hem rustende inlichtingenverplichting geschonden. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem onmogelijk was om het college te informeren over zijn verblijf in detentie. Uit het bevel van beperkingen blijkt niet dat de raadsman van appellant het college niet van zijn detentie op de hoogte had kunnen en mogen stellen. Ook is niet gebleken dat appellant toestemming heeft gevraagd aan de officier van justitie om schriftelijk, telefonisch of via internet een melding te mogen doen bij het college over zijn detentie. Daarbij komt dat appellant, nadat de beperkingen zijn opgeheven, bij het college evenmin een melding van zijn detentie heeft gemaakt.
ECLI:NL:CRVB:2022:1703
Bijstand ten onrechte ingetrokken en teruggevorderd. Hoofdverblijf.
PW art. 17, 54, 58
Zeer laag gas- en elektriciteitsverbruik is een aanwijzing dat een betrokkene niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning op dat adres. Maar die omstandigheid maakt dat nog niet aannemelijk. In zo'n geval is aanvullend bewijs nodig om aannemelijk te maken dat een betrokkene zijn hoofdverblijf niet heeft in die woning. Het beschikbare aanvullend bewijs is niet zodanig dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat appellante in de te beoordelen periode niet het zwaartepunt van haar persoonlijk leven heeft gehad op het uitkeringsadres.
ECLI:NL:CRVB:2022:1723
Terugvordering van bijstand na erfenis onjuist berekend.
PW art. 58 lid 2 onder f
Voor de toepassing van artikel 58, tweede lid, onderdeel f, ten eerste, van de PW en het bepalen van de hoogte van de terugvordering dient achteraf op de peildatum een fictieve vermogensvaststelling plaats te vinden, waarbij de ontvangen middelen, teruggerekend naar de peildatum, opgeteld bij de op dat moment aanwezige overige vermogensbestanddelen moeten worden betrokken. Deze beoordeling dient te geschieden aan de hand van artikel 34 van de PW.