ECLI:NL:CRVB:2024:699
WIA noch SB dwingt tot betrekken reservefuncties bij schatting.
Op grond van artikel 9, aanhef en onder a, van het Sb wordt de schatting gebaseerd op ten minste drie verschillende in Nederland uitgeoefende functies, die ieder ten minste drie arbeidsplaatsen vertegenwoordigen. Op grond van artikel 10 van het Sb wordt de resterende verdiencapaciteit berekend op basis van het middelste loon van deze functies waarmee betrokkene per uur het meest kan verdienen. Anders dan appellant heeft aangevoerd, verzet de Wet WIA noch het Sb zich tegen het aanzeggen van een (of meerdere) reservefunctie(s) zonder dat deze aan de berekening van de resterende verdiencapaciteit ten grondslag lig(t)(gen).
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 9 onder a
ECLI:NL:CRVB:2024:715
Geen sprake van beperkingen door ziekte of gebrek rond achttiende jaar zodat selectie van specifieke taak niet zinvol is.
Er is geen medische informatie voorhanden die steun biedt voor het standpunt van appellant dat hij rond zijn achttiende verjaardag beperkingen ondervond als gevolg van ziekte of gebrek. Appellant heeft zijn aanvraag ruim zeventien jaar na zijn achttiende verjaardag ingediend. Dat door het tijdsverloop de medische situatie in het verleden niet meer verantwoord kan worden vastgesteld, waardoor niet is vast te stellen of appellant een Wajong-uitkering kan krijgen, komt volgens vaste rechtspraak voor rekening van de late aanvrager.
De grond van appellant dat het Uwv ten onrechte geen taak heeft geselecteerd slaagt niet. De toelichting van het Uwv dat in de situatie als hier aan de orde, waarbij niet gebleken is dat sprake is van beperkingen door ziekte of gebrek rond het achttiende levensjaar, de selectie van een specifieke taak niet zinvol is omdat een betrokkene in staat wordt geacht alle taken te vervullen, wordt niet onjuist geacht.
Wajong art. 1a:1
ECLI:NL:CRVB:2024:726
Ruimere uitleg 'dringende reden' bij herziening en/of terugvorderingsbesluiten.
De Raad legt het begrip dringende reden voortaan ruimer uit, waarbij betekenis toekomt aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het (materiële) zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Voortaan zal niet alleen rekening moeten worden gehouden met de gevolgen van de herziening en terugvordering, maar ook met de oorzaak daarvan. Daarbij dienen alle relevante feiten en omstandigheden te worden betrokken, waaronder de vraag wat het eigen aandeel van het Uwv is in de redenen voor herziening en/of terugvordering. Van belang is ook het eigen aandeel van de betrokkene in de ontstane situatie. Bij de beoordeling van de dringende reden zal het Uwv zich ook rekenschap moeten geven van de gevolgen die de herziening en terugvordering voor de betrokkene hebben. Het Uwv is verplicht een belangenafweging te maken waarvan de uitkomst niet onevenredig mag zijn. Uitgangspunt hierbij is een intensieve toetsing door de bestuursrechter. De Raad volgt de AG De Bock in haar conclusie dat de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 zijn aan te merken als binnenwettelijk beleid.
Wajong art. 2:40, 2:43, 2:44, 2:58, 2:59; Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 art. 3, 4
ECLI:NL:CRVB:2024:789
Loonsanctie. Professionele marge bedrijfsarts.
Het enkele feit dat de verzekeringsarts achteraf oordelend in sociaal-medisch opzicht zelf anders zou hebben gehandeld of tot een afwijkende inschatting van de belastbaarheid komt, is onvoldoende om te kunnen komen tot de conclusie dat de bedrijfsarts de hem toekomende professionele marge heeft overschreden en daarmee sprake is van een tekortkoming in het sociaal-medisch handelen van de bedrijfsarts. In het geval van appellante heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op basis van de (medische) informatie in het dossier die destijds ook voor de bedrijfsarts beschikbaar was, gemotiveerd uiteengezet dat er geen objectief-medische verklaring voor de door de bedrijfsarts aangenomen urenbeperking aanwezig was en dat sprake was van frustraties en onvrede bij betrokkene over de re-integratie, maar dat geen mediation of multidisciplinair traject is ingezet. Het Uwv heeft aannemelijk gemaakt dat appellante zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
Wet WIA art. 25 lid 9, 65
ECLI:NL:CRVB:2024:621
Uitvoeringsbericht SMZ. Termijn hersteldmelding.
Anders dan appellante betoogt volgt uit het Uitvoeringsbericht SMZ van 27 oktober 2017 (UBSMZ 1710-009) niet dat een termijn geldt van maximaal zeven dagen tussen het laatste contact met de verzekeringsarts en de datum van hersteldmelding. Evenmin volgt uit het Uitvoeringsbericht dat bij een overschrijding van de zeven-dagen-termijn de ZW-uitkering moet worden voortgezet. Daar komt bij dat appellante niet heeft betwist dat in haar geval geen sprake is geweest van een wijziging in haar gezondheidstoestand tussen het laatste contact met de verzekeringsarts en de datum van haar hersteldmelding. Ook is niet gebleken van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Uit het door appellante ingediende geanonimiseerde verslag van verzekeringsarts bezwaar en beroep kan niet afgeleid worden wat de bijzonderheden in die casus waren en of de situatie vergelijkbaar was met die van appellante. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt dus niet.
ZW art. 19
ECLI:NL:CRVB:2024:780
Overnamebesluit ZW. Strekking besluit.
De Raad stelt vast dat appellante, ondanks verzoeken daartoe, de ziekmelding van de (ex-)werknemer niet heeft behandeld. Gelet hierop heeft het Uwv zich op het standpunt kunnen stellen dat appellante de aan haar op grond van artikel 63a, eerste lid, van de ZW opgedragen werkzaamheden niet heeft verricht en heeft het Uwv vervolgens terecht de behandeling van de ziekmelding overgenomen. Het besluit waarmee aan de werknemer ZW-uitkering is toegekend, ligt in de onderhavige procedure echter niet voor.
ZW art. 63a