Laden...

Nieuwsbrief Jurisprudentie 1, jaargang 2023

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksOrganisatie > Centrale Raad van Beroep > Nieuwsbrief Jurisprudentie 1, jaargang 2023

Nummer 01, gepubliceerde uitspraken 1e helft januari jaargang 2023

De Nieuwsbrief Jurisprudentie van de CRvB komt twee keer per maand uit en bevat een overzicht van de belangrijkste uitspraken die zijn gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit nummer bevat een selectie van uitspraken die, op een uitzondering na, in de eerste helft van januari 2023 zijn gepubliceerd. 

De uitspraken worden per (deel)rechtsgebied aangeboden. Door in onderstaande inhoudsopgave op het onderwerp van voorkeur te klikken komt u direct bij de uitspraken op het desbetreffende rechtsgebied. De essentie van de uitspraak wordt beknopt weergegeven. De link onder het ECLI-nummer leidt door naar de volledige tekst van de uitspraak.

Afzender: Wetenschappelijk Bureau, afdeling Informatie, Documentatie en Bibliotheek.

Uw reactie graag naar: wb@rechtspraak.nl 

 

 Inhoud nieuwsbrief

>Alles uitklappen
  • ECLI:NL:CRVB:2022:2824

    Belanghebbende bij loonwaardevaststelling.

    Awb art. 1:2; PW art. 10d

    De rechtbank heeft het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat appellant geen belanghebbende is bij de loonwaardevaststelling. Een loonwaardevaststelling kan de positie van de betrokkene op de arbeidsmarkt rechtstreeks raken. De betrokkene heeft er om die reden belang bij dat zijn loonwaarde juist wordt vastgesteld. Dit brengt met zich mee dat appellant wel een belanghebbende bij het bestreden besluit is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, ook al heeft dit geen gevolgen voor zijn inkomen.

     

    ECLI:NL:CRVB:2022:2793

    Buitenbehandelingstelling aanvraag. Bijstand. Belangenafweging.

    Awb art. 4:5, 3:4

    De Raad komt in zaken waar het gaat om de buitenbehandelingstelling van een bijstandsaanvraag terug van het uitgangspunt dat de aard en inhoud van het besluit dat strekt tot buitenbehandelingstelling van een aanvraag meebrengen dat in beginsel geen betekenis toekomt aan gegevens of bescheiden die na het nemen van het oorspronkelijke besluit alsnog zijn verstrekt. Bij een belangenafweging moeten in beginsel alle rechtstreeks bij een besluit betrokken belangen worden afgewogen. Indien op basis van de alsnog overgelegde gegevens komt vast te staan dat de aanvrager ook al recht op bijstand had met ingang van de datum van de aanvraag die buiten behandeling is gesteld, heeft de aanvrager een zwaarwegend belang bij het alsnog in behandeling nemen van die aanvraag. Uit de gedingstukken en uit wat het college ter zitting heeft meegedeeld is af te leiden dat het college geen belang meer heeft bij handhaving van de buitenbehandelingstelling van de aanvraag.

     

    ECLI:NL:CRVB:2023:21

    Aanmelding zorgonderneming bij inkoopnetwerk Wmo 2015. Afwijzing. Besluit.

    Awb art. 1:3 lid 1.

    Appellante heeft zich tot de gemeente gewend om haar onderneming aan te melden bij het inkoopnetwerk voor de Wmo 2015. Het gaat hier om civielrechtelijke overheidsinkoop van diensten. De beslissing om appellante niet tot het inkoopnetwerk toe te laten moet in dat kader worden bezien. Van een afzonderlijk bestuursrechtelijk traject met een publiekrechtelijke grondslag is geen sprake. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de in de brief neergelegde beslissing geen besluit in de zin van de Awb is.

  • ECLI:NL:CRVB:2022:2851 

    Inlichtingenplicht. Op geld waardeerbare activiteiten.

    Wet WIA art. 27 lid 1, 76, 77

    De onderzoeksbevindingen van het UWV bieden onvoldoende grondslag de WIA-uitkering van betrokkene te herzien over de periode van (onder meer) 1 april 2018 tot 29 augustus 2018. De besluitvorming van het UWV voor wat betreft deze periode is met name gebaseerd op de verklaring van betrokkene van 12 december 2018, waarin betrokkene onder andere aangeeft dat hij bijvoorbeeld in april 2018 veel achter de balie in de tabakswinkel heeft gestaan. Deze verklaring is op zichzelf staand, zonder enig ander bewijs, onvoldoende voor het oordeel dat betrokkene op geld waardeerbare activiteiten verrichtte in de tabakswinkel. Uit deze verklaring blijkt niet duidelijk wat betrokkene daar deed en of dit op geld waardeerbare activiteiten waren. Ook volgt uit de verklaring niet of betrokkene in de periode daarna, tot 29 augustus 2018, activiteiten verrichtte in de tabakszaak en waar deze uit bestonden. Het UWV heeft wel aannemelijk gemaakt dat betrokkene in de periode van 29 augustus 2018 tot en met 31 december 2018 in de tabakswinkel op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht.

     

    ECLI:NL:CRVB:2022:2820 

    Niet verschijnen spreekuur verzekeringsarts. Geen sprake van laakbaar toedoen. 

    ZW art 28, 30a, lid 1 onder c, 45, lid 1 onder c

    Het UWV heeft de ZW-uitkering van appellant met ingang van 7 november 2018 beëindigd wegens het niet verschijnen op spreekuren. Het UWV is in beginsel gehouden een ZW-uitkering te beëindigen indien een geneeskundig onderzoek door toedoen van de verzekerde niet kan plaatshebben en het recht op uitkering als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld. Naar vaste rechtspraak (onder meer de uitspraak van de Raad van 19 februari 1992, ECLI:NL:CRVB:1992:AK9553) moet onder 'toedoen' worden verstaan: een laakbaar handelen of nalaten van de verzekerde. De Raad acht in dit geval van laakbaar toedoen van appellant terzake van het niet verschijnen op de spreekuren van 7 november 2018 en 26 november 2018 geen sprake. De beëindiging van de ZW-uitkering per 7 november 2018 kan om die reden geen stand houden. 

     

    ECLI:NL:CRVB:2022:2815

    Vaststelling maatmanomvang en maatmaninkomen. Refertejaar. Representatieve periode. Werkzaamheden als oproepkracht.

    Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 7a 

    In de periode tot en met 31 december 2016 was sprake van 69 respectievelijk 48 verloonde uren per vier weken. Vanaf 1 januari 2017 heeft appellant een bestendige periode van negen aaneengesloten aangiftetijdvakken gewerkt in een vrijwel volledige werkweek. Daarmee onderscheidt appellant zich van andere oproepkrachten. Anders dan bij oproepkrachten gewoonlijk het geval is, diende in deze periode de arbeid zich niet (standaard) met pieken en dalen aan, maar was sprake van een min of meer vaste urenomvang die zich structureel op een hoger niveau bevond dan gedurende de twee aangiftetijdvakken vóór 1 januari 2017. De aangiftetijdvakken tot en met 31 december 2016 zijn niet representatief en ten onrechte bij het vaststellen van het maatmaninkomen in aanmerking genomen. 

  • ECLI:NL:CRVB:2022:2745 en ECLI:NL:CRVB:2022:2794

    Schattenderwijs vaststellen. Vermogen. Onroerend goed in buitenland. Beginselconforme uitleg.

    PW art. 34, 54 derde lid, 58 eerste lid

    In beginsel moet er van worden uitgegaan dat de actuele waarde van een onroerende zaak gelijk of hoger is dan de waarde van die zaak in het verleden. Dit betekent dat ook indien alleen een betrouwbare waardebepaling heeft plaatsgevonden aan het eind van of na de te beoordelen periode de waarde van de onroerende zaak in de gehele te beoordelen periode schattenderwijs moet worden vastgesteld met inachtneming van het feit van algemene bekendheid dat in het algemeen de waarde in lokale valuta van (een aandeel in) een onroerende zaak in de loop der jaren stijgt. De reparatoire terugvordering, zoals die gelezen wordt in artikel 58, eerste lid, van de PW betreft een beginselconforme uitleg van deze bepaling met toepassing van het evenredigheidsbeginsel. Bij deze bepaling wordt “ten onrechte verleende bijstand" uitgelegd als “materieel ten onrechte verleende bijstand". 

     

    ECLI:NL:CRVB:2022:2792

    Onrechtmatig verkregen bewijs. Bankafschriften. Indruisregel. 

    PW art. 53a; EVRM art. 8

    Het buiten medeweten van betrokkene rechtstreeks bij de bank opvragen van bankafschriften over een lange periode is in de gegeven omstandigheden in strijd met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Er is sprake van een niet-gerechtvaardigde inbreuk op het recht op respect voor het privéleven. De uit de bankafschriften verkregen gegevens zijn onrechtmatig verkregen bewijs. Het college ontneemt alle kracht aan de bescherming van art. 8 EVRM door de bevindingen uit de onrechtmatig verkregen bankafschriften ten grondslag te leggen aan de besluitvorming. Dit druist zozeer in tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. 

  • ECLI:NL:CRVB:2023:1, 04-01-2023

    Weigering pgb te verlenen. Gewaarborgde hulp. Niet in staat om het pgb op een verantwoorde wijze te beheren.

    Wlz art. 3.3.3 lid 5 onder d.

    Gezien 4.2 en 4.3 heeft het zorgkantoor zich op het standpunt mogen stellen dat de gewaarborgde hulp niet voldoet aan de vereisten die aan een gewaarborgde hulp worden gesteld. Het zorgkantoor heeft terecht geweigerd aan appellant een pgb te verlenen.

     

    ECLI:NL:CRVB:2022:2858, 23-12-2022

    Weigering pgb te verlenen. Niet duidelijk of op doelmatige wijze zal worden voorzien in toereikende zorg van goede kwaliteit.

    Wlz art. 3.3.3 lid 4 onder a.

    In de bij de aanvraag overgelegde stukken is geen zorgverlener vermeld bij wie zorg zal worden ingekocht. Ook zijn geen bedragen ingevuld en is niet inzichtelijk gemaakt hoe verzoeker van plan is het pgb te besteden. Dat in het budgetplan op sommige plaatsen 'wanneer u dit al weet' is vermeld, maakt dit niet anders. Ook in hoger beroep heeft verzoeker geen stukken overgelegd waaruit blijkt welke zorg hij met een pgb wil inkopen of kunnen toelichten hoe hij het pgb wil besteden. Het zorgkantoor heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat niet duidelijk is of met het pgb op doelmatige wijze zal worden voorzien in toereikende zorg van goede kwaliteit en heeft terecht geweigerd een pgb te verlenen.

  • ECLI:NL:CRVB:2023:19

    Verlaging kinderbijslag op grond van woonlandbeginsel. Uitgezonden diplomatiek ambtenaar. Woonlandfactor Oeganda. Gelijkheidsbeginsel. Feitelijke woonplaats kinderen doorslaggevend.

    AKW art. 12 lid 2; Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer

    De kinderbijslag is terecht verlaagd naar het kostenniveau van het land waar de kinderen wonen. Geen strijd met het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer. De wetgever heeft bewust geen uitzondering gemaakt op het woonlandbeginsel voor uitgezonden ambtenaren en hun gezinsleden. Ook geen sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat met Oeganda geen bilateraal verdrag is gesloten. Voor de vaststelling van de hoogte van de kinderbijslag is de woon- en feitelijke verblijfplaats van de kinderen doorslaggevend (ECLI:NL:CRVB:2017:2697). De hoogte van de woonlandfactor voor Oeganda van 40% is niet onjuist berekend.