ECLI:NL:CRVB:2022:2426
Ziekmelding tijdens looptijd arbeidsovereenkomst. Weigering ZW-uitkering.
ZW art. 29 lid 2
Appellant was werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht. Op 9 september 2019 heeft hij zich ziek gemeld waarna het UWV ziekengeld heeft geweigerd omdat appellant recht heeft op loondoorbetaling van zijn werkgever. Uit vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 28 juli 2010,
ECLI:NL:CRVB:2010:BN2809) volgt dat artikel 29, tweede lid, van de ZW een limitatieve opsomming bevat van de gevallen waarin een verzekerde aanspraak kan maken op ziekengeld. Ten tijde van de ziekmelding van appellant was sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Van een situatie zoals beschreven in artikel 29, tweede lid, derde volzin en onder c, van de ZW was daarmee geen sprake. Het UWV heeft terecht geen ziekengeld toegekend.
ECLI:NL:CRVB:2022:2424
Urenvermindering. Wijziging bedongen arbeid. Loondoorbetalingsverplichting.
Wet WIA art. 61; BW art. 7:629
Per 3 september 2018 is een nieuwe loondoorbetalingsverplichting is ontstaan. Aanvankelijk werkte de werknemer gemiddeld 37,76 uur per week. Vanaf eind 2016 tot zijn uitval in september 2018 was de werknemer feitelijk werkzaam op vier dagen per week. Bij de re-integratie van werknemer was in februari 2017 een eindresultaat bereikt en dit resultaat – 32 uur per week in zijn oorspronkelijke arbeid – was zowel voor werknemer als voor appellante bevredigend. Uit de stukken blijkt niet dat na februari 2017 nog re-integratieactiviteiten hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft terecht overwogen dat gezien de gang van zaken de urenvermindering een weloverwogen en gezamenlijke keuze van werknemer en appellante is geweest, waarbij afspraken zijn gemaakt over de urenvermindering en men zich vervolgens bestendig naar die gewijzigde situatie heeft gedragen.
ECLI:NL:CRVB:2022:2425
Korošec. Expertiserapport doet geen twijfel ontstaan. Oordeel rechtbank voldoende gemotiveerd.
EVRM art. 6
In zijn uitspraak van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226, heeft de Raad de uitgangspunten uiteengezet voor de toetsing door de bestuursrechter van de medische beoordeling door de verzekeringsartsen van het UWV. De rechtbank heeft deze jurisprudentie juist toegepast. De rechtbank heeft beoordeeld of het expertiserapport van Intven twijfel doet ontstaan aan de beoordeling van het UWV. Daarbij heeft de rechtbank, na het ontvangen van een reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op het rapport van Intven, geoordeeld dat deze twijfel er niet is. Het oordeel van de rechtbank is voldoende gemotiveerd.
ECLI:NL:CRVB:2022:2432
Geen spreekuur door een verzekeringsarts. Niet verschijnen op hoorzitting. Niet is verzocht om een spreekuur op ander moment of andere oplossing.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 3
Medisch onderzoek is voldoende zorgvuldig. Het enkele feit dat appellante niet door een verzekeringsarts is gezien, maakt dat in dit specifieke geval niet anders. Tijdens de hoorzitting was een verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig met het doel om kennis te nemen van de bezwaren van appellante, die met haar te bespreken en appellante zo nodig na afloop van de hoorzitting te onderzoeken. Appellante is niet verschenen en haar gemachtigde heeft niet verzocht om een spreekuur op een ander moment of om een andere oplossing, zoals bijvoorbeeld een huisbezoek. Onder deze omstandigheden dient het feit dat appellante in bezwaar niet is gezien door de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor haar eigen rekening en risico blijven.