Laden...

CRvB - Nieuwsbrief Jurisprudentie 10, jaargang 2023

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksOrganisatie > Centrale Raad van Beroep > CRvB - Nieuwsbrief Jurisprudentie 10, jaargang 2023

Nummer 10, gepubliceerde uitspraken 2e helft mei jaargang 2003

De Nieuwsbrief Jurisprudentie van de CRvB komt twee keer per maand uit en bevat een overzicht van de belangrijkste uitspraken die zijn gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit nummer bevat een selectie van uitspraken die, op een uitzondering na, in de tweede helft van mei 2023 zijn gepubliceerd.

De uitspraken worden per (deel)rechtsgebied aangeboden. Door in onderstaande inhoudsopgave op het onderwerp van voorkeur te klikken komt u direct bij de uitspraken op het desbetreffende rechtsgebied. De essentie van de uitspraak wordt beknopt weergegeven. De link onder het ECLI-nummer leidt door naar de volledige tekst van de uitspraak.

Afzender: Wetenschappelijk Bureau, afdeling Informatie, Documentatie en Bibliotheek.

Uw reactie graag naar: wb@rechtspraak.nl 

 

 Inhoud nieuwsbrief

>Alles uitklappen
  • ECLI:NL:CRVB:2023:909

    Schadeverzekeraar is geen belanghebbende. 

    De schadeverzekeraar is geen belanghebbende bij het bestreden besluit. De schadeverzekeraar is uitsluitend via de met een contractuele relatie gelijk te stellen verhouding met appellanten betrokken bij het bestreden besluit. De rechtspositie van de schadeverzekeraar wordt los daarvan niet geraakt.

    Awb art. art. 1:2

     

    ECLI:NL:CRVB:2023:897

    Voorschot. Procesbelang. Beroep werkgever terecht niet-ontvankelijk verklaard. 

    De werknemer is een voorschot toegekend omdat UWV niet tijdig een besluit kon nemen over de WIA. De werknemer is per 24 november 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend en dit is doorberekend in de premie van de werkgever. De werkgever heeft echter met succes bezwaar gemaakt tegen het toekenningsbesluit waardoor alsnog een IVA-uitkering is toegekend. Dit betekent dat de werkgever met het beroep tegen het voorschotbesluit niet het door hem beoogde doel kan bereiken en dat de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Een louter formeel of principieel belang bij de vraag of het voorschot rechtsgeldig was, is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. Het verzoek van de werkgever om vergoeding van schade maakt dit niet anders. Schade op voorhand onaannemelijk.

    Awb art. 4:95, 8:1

     

    ECLI:NL:CRVB:2023:1009

    Procesbelang. Inzage medische stukken. Garantsteller.

    Appellante heeft na het ontvangen van de medische stukken geen (medisch-)inhoudelijke gronden aangevoerd tegen de herziening van de WIA-uitkering van betrokkene. Een beoordeling van dat besluit is niet aan de orde. Het gaat appellante alleen om een antwoord op de vraag of de gemachtigde van de garantsteller in bezwaar terecht de kennisname van de medische stukken is geweigerd. Omdat de rechtbank, na de toestemming van betrokkene, de medische stukken die aan het bestreden besluit ten grondslag hebben gelegen aan de gemachtigde van de garantsteller heeft toegezonden, is de inzage in die medische stukken hem feitelijk verleend en is de vraag of die kennisname hem in bezwaar al door het UWV had moeten worden toegestaan alleen nog van formele betekenis. Van een actueel voldoende procesbelang is dan ook geen sprake meer. Dit brengt mee dat het hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

    Awb art. 8:1

     

    ECLI:NL:CRVB:2023:930

    Proceskosten in beroep. Reiskosten te laag vastgesteld.

    De rechtbank heeft de vergoeding voor de door appellante gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting te laag vastgesteld. Appellante woonde toen in Groningen.

    Appellante had voorafgaand aan de zitting geen adreswijziging doorgegeven aan de rechtbank. Maar dit betekent niet dat er dan zonder meer van kan worden uitgegaan dat appellante ten tijde van de rechtbankzitting nog in Maastricht woonde. In de opgave van reiskosten op het proceskostenformulier had de rechtbank aanleiding moeten zien om tijdens de zitting aan appellante te vragen waar zij op dat moment woonde. Dit heeft de rechtbank nagelaten.

    Awb art. 8:75

     

    ECLI:NL:CRVB:2023:969

    Medische bijlage uitspraak rechtbank.

    De rechtbank heeft de overwegingen over de medische grondslag van het bestreden besluit opgenomen in een bijlage bij de uitspraak, waarbij is vermeld dat deze bijlage niet aan de ex-werkgeefster mag worden doorgezonden. Het in een niet openbare bijlage bij de uitspraak opnemen van de motivering die over de medische gegevens gaat, is in strijd met de artikelen 8:77, 8:78 en 8:79 van de Algemene wet bestuursrecht. Uit deze artikelen volgt dat de uitspraak de gronden van de beslissing vermeldt, dat de uitspraak openbaar is en dat partijen daarvan een afschrift krijgen. Vastgesteld wordt dat de aangevallen uitspraak hieraan niet voldoet. Omdat niet is gebleken dat partijen hierdoor zijn benadeeld, worden aan schending van deze artikelen geen consequenties verbonden.

    Awb art. 8:77, 8:78 en 8:79

  • ECLI:NL:CRVB:2023:959
    Ingangsdatum IVA. Verzoek herbeoordeling door werkgever. Toepassing artikel 64 Wet WIA. 
    In de situatie waarin de werkgever het UWV verzoekt de arbeidsongeschiktheid van de (ex-) werknemer te beoordelen, is artikel 64, elfde en twaalfde lid, van de Wet WIA van toepassing. Als er geen sprake is van een aanvraag van de verzekerde, wordt in het twaalfde lid geregeld dat het elfde lid van overeenkomstige toepassing is. Daardoor kan de herleving of het later ontstaan van het recht of de verhoging van de uitkering ook in dat geval niet eerder ingaan dan 52 weken voorafgaand aan de dag waarop het UWV dat heeft vastgesteld dat daarvan sprake is. Dit betekent dus dat het recht op een IVA-uitkering van de (ex-)werknemer weliswaar op grond van artikel 48 van de Wet WIA per 1 mei 2012 zou zijn ontstaan, maar dat ook in het geval van een verzoek om herbeoordeling door betrokkene als werkgever de uitkering vanwege de beperkende werking van artikel 64, elfde lid, van de Wet WIA niet kan worden toegekend per die datum, tenzij er sprake is van een bijzonder geval. Het UWV heeft terecht geen bijzonder geval aanwezig geacht. 
    Wet WIA art. 64 

  • ECLI:NL:CRVB:2023:909

    Gevolgen immateriële schadevergoeding voor bijstand.

    Voor de vraag of (een deel van) de ontvangen immateriële schadevergoeding voor blijvende letselschade vanuit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord uitgezonderd kan worden van de middelen moet worden uitgegaan van het ontvangen bedrag aan immateriële schadevergoeding gedeeld door het aantal jaren waarin een betrokkene naar verwachting te leven heeft. Het college heeft in dit geval ten onrechte 2/3 deel van de immateriële schadevergoeding tot de middelen en het vermogen van appellanten gerekend.

    PW art. 31, tweede lid, aanhef en onder m

  • ECLI:NL:CRVB:2023:918
    Assistentiehond. Wachtlijst. Ontbreken overbruggingszorg. Gebleken effect assistentiehond op zelfredzaamheid en participatie. Ten onrechte geweigerd maatwerkvoorziening te verstrekken.
    Het enerzijds niet tot stand komen van de voor appellante ook door het college passend bevonden ondersteuning en het anderzijds in dit specifieke geval daadwerkelijk gebleken effect van de inzet van de assistentiehond vormen voor de Raad aanleiding om in dit bijzondere geval tot de conclusie te komen dat met de opleiding van Skip tot assistentiehond een passende bijdrage is geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van appellante. De weigering om aan appellante een maatwerkvoorziening te verstrekken voor de kosten van deze opleiding kan geen stand kan houden.
    Wmo 2015 art. 2.3.5 lid 3.

  • ECLI:NL:CRVB:2023:1020
    Aanvullende beurs. Loskoppeling. Conflict. Bijkomende omstandigheden.
    De vaststelling dat de relatie tussen ouder en kind fundamenteel en structureel verstoord is, is voor loskoppeling op zichzelf bezien niet voldoende. Er moet sprake zijn van (voldoende) bijkomende omstandigheden die maken dat geoordeeld moet worden dat loskoppeling aangewezen is. In dit geval is daaraan voldaan. Appellante heeft verklaard dat zij na de scheiding van haar ouders in 2006 nog wel naar haar vader toe ging maar vrij snel daarna niet meer. Vanaf 2008 vonden de persoonlijke ontmoetingen tegen haar wil plaats met toestemming van Jeugdzorg. In haar verklaringen heeft appellante beschreven dat haar vader haar jarenlang emotioneel mishandeld heeft. Ook heeft hij haar spaargeld gestolen en geweigerd dierbare spullen uit haar jeugd en erfstukken van de grootouders van moederszijde terug te geven. In 2013 heeft appellante besloten het contact volledig te verbreken om erger te voorkomen en hem het plezier van haar te kwellen niet langer te gunnen. De overgelegde verklaringen van Jeugdzorg, waar appellante tijdelijk onder toezicht en begeleiding heeft gestaan, bieden steun aan de verklaring van appellante over het gedrag van haar vader. Verder komt betekenis toe aan de toegekende uitkering door het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Uit de aanvraag van appellante bij dit fonds volgt dat het psychisch geweld heeft bestaan in gedwongen contactmomenten met haar vader, zonder voorafgaande goedkeuring van de gezinsvoogd. Appellante wilde in die periode haar vader niet zien omdat hij gedreigd had appellante (en haar moeder) te vermoorden, wat onder meer bekend was bij Jeugdzorg. De ernst van het conflict wordt ten slotte ook bevestigd door de gang van zaken rondom het overlijden van de vader van appellante. Appellante was niet uitgenodigd voor de crematie en is eerst door de ontvangst van zijn overlijdenskaart op de hoogte gesteld van zijn overlijden. Haar naam stond niet vermeld op de overlijdenskaart.
    Wsf 2000 art. 3.14, Bsf 2000 art. 6