ECLI:NL:CRVB:2024:216
Voor ingebrekestellingen geen openstelling voor elektronische weg. Differentiatie mogelijk.
Wat betreft de openstelling van de elektronische weg maakt de staatssecretaris een onderscheid tussen bezwaarschriften en ingebrekestellingen. De staatssecretaris heeft toegelicht dat de ingebrekestellingen niet worden afgehandeld door de behandelaars van de bezwaarschriften, maar door ander ondersteunend personeel en dat de werkprocessen daarop zijn ingesteld. Ook is toegelicht dat inmiddels wel een elektronische weg is geopend voor de ingebrekestellingen, namelijk een webformulier, maar dat ook nu nog steeds geldt dat een per e-mail verzonden ingebrekestelling niet geaccepteerd wordt.
De Raad acht de gehanteerde werkwijze en het onderscheid dat wordt gemaakt niet onredelijk. De staatssecretaris heeft dan ook in redelijkheid mogen besluiten om de per e-mail verzonden ingebrekestelling niet te accepteren en in behandeling te nemen. Hierbij acht de Raad ook van belang dat, na ontvangst van het e-mailbericht met de ingebrekestelling, appellant meteen is geïnformeerd dat de elektronische weg niet openstond en dat de ingebrekestelling per post moest worden verzonden, met vermelding van het postadres.
Awb art. 2:15
ECLI:NL:CRVB:2024:159
Bekendmaking op andere geschikte wijze. Bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
De vraag wat een andere geschikte wijze van bekendmaking is als niet aan de hoofdregel van het eerste lid van artikel 3:41 van de Awb kan worden voldaan, is een vraag die aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden van het individuele geval moet worden beoordeeld. Door de vier besluiten niet aan het e-mailadres van appellant te sturen, heeft het college in de individuele omstandigheden van dit geval die besluiten niet op de meest geschikte wijze als bedoeld in artikel 3:41, tweede lid, van de Awb bekendgemaakt. De termijn voor het indienen van bezwaar is daarom niet aangevangen op de dag volgend op de dag van publicatie in de Staatscourant. Het bezwaar is tijdig ingediend.
Awb art. 3:41
ECLI:NL:CRVB:2024:186
Buitenbehandelingstelling aanvraag om bijstand. Zwaarwegend belang. Bestuurslast.
Anders dan het college in de uitspraak van 13 december 2022 leest, heeft een aanvrager – die stelt in bijstandbehoevende omstandigheden te verkeren – een zwaarwegend belang bij het alsnog in behandeling nemen van de aanvraag om bijstand, ook als het recht op bijstand op dat moment niet vaststaat. De omstandigheid dat meerdere aanvragen van appellante voorafgaand aan en na afloop van aan de orde zijnde aanvraag buiten behandeling zijn gesteld, doet aan dit zwaarwegende belang niet af.
Dat het college na het verstrekken van alle bankafschriften, alsnog verder onderzoek zal moeten doen naar het recht op bijstand van appellante, betekent anders dan het college stelt, niet dat hier sprake is van een aanzienlijke bestuurslast aan de kant van het college. Ook als appellante de bankafschriften tijdig zou hebben ingediend, had het college dit onderzoek moeten verrichten. Van een zwaarwegende bestuurslast is dan ook geen sprake. Het college heeft bij afweging van alle betrokken belangen in bezwaar de buitenbehandelingstelling van de aanvraag redelijkerwijs niet kunnen handhaven.
Awb art. 4:5