ECLI:NL:CRVB:2022:1113
Verzendadministratie. Voorwaardelijke schikking.
Awb art. 3:41, 6:7, 6:8
Het bezwaar tegen besluit 1 is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het verzendproces, zoals dat te herleiden is uit de print van de batchgegevens, het aanbiedformulier en de facturering door Van Straaten Post, biedt geen toereikende waarborg dat besluit 1 daadwerkelijk op 7 juni 2019 is verzonden. Er is geen sprake van een deugdelijke verzendadministratie.
De Raad heeft met partijen ter zitting gesproken over wat er zou moeten gebeuren in het geval de Raad tot het oordeel zou komen dat het college de verzending van besluit 1 niet aannemelijk zou hebben gemaakt. Partijen hebben voor dat geval een nader standpunt ingenomen en een aantal afspraken gemaakt. Gelet op de door partijen gemaakte afspraken kan de Raad volstaan met het vaststellen van de terugvordering op een bedrag van € 3.000,-.
ECLI:NL:CRVB:2022:1106
Verzoek om terug te komen van in rechte vaststaand besluit. Toetsingskader. Afwijzing herzieningsverzoek niet evident onredelijk.
Awb art. 4:6
De rechtbank moest beoordelen of het besluit tot afwijzing van het herzieningsverzoek evident onredelijk was. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat beoordeeld moet worden of de oorspronkelijke besluiten evident onredelijk zijn en daarmee een onjuiste toetsingsmaatstaf aangelegd. Als gevolg daarvan heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat het dagelijks bestuur nader moest onderzoeken of de oorspronkelijke besluiten evident onredelijk zijn.
Gelet op alle in aanmerking te nemen belangen leidt wat betrokkene heeft aangevoerd niet tot het oordeel dat het besluit om het herzieningsverzoek af te wijzen evident onredelijk is. Als een oorspronkelijk besluit onmiskenbaar onjuist is, dan kan dat worden betrokken bij de beoordeling of de afwijzing van het herzieningsverzoek evident onredelijk is. Maar voor zover betrokkene heeft willen betogen dat de oorspronkelijke besluiten onmiskenbaar onjuist zijn, treft dat betoog geen doel.
ECLI:NL:CRVB:2022:1159
Bekendmaking besluit via 'Mijn UWV'. Geen verschoonbare termijnoverschrijding.
Awb art. 6:7, 6:8, 6:11, 3:40, 2:17 lid 1; Wet SUW art. 32e; Beleidsregel elektronische communicatie UWV art. 2
Het UWV heeft het besluit van 22 juni 2021 op die datum op 'Mijn UWV' geplaatst. De rechtspraak van de Raad van 9 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2174 (Berichtenbox-uitspraak) is hier niet van toepassing. Het UWV heeft appellante in de bevestigingsmail die zij na het digitaal indienen van haar aanvraag om herleving van haar WW-uitkering heeft ontvangen, geadviseerd zich aan te melden voor de Berichtenbox van MijnOverheid. Appellante heeft dit advies niet gevolgd. Daarnaast heeft de gemachtigde van appellante haar erop gewezen dat het UWV besluiten op 'Mijn UWV' plaatst en appellante het advies gegeven om 'Mijn UWV' te raadplegen. Het ontbreken van een e-mailnotificatie – wat daar verder van zij – heeft er in dit geval niet aan in de weg gestaan om tijdens de bezwaartermijn frequent 'Mijn UWV' te raadplegen. Gelet op het feit dat appellante op 2 juni 2021 de aanvraag om herleving van haar uitkering had ingediend, kon zij na 2 juni 2021 een besluit op die aanvraag verwachten. Dat appellante desondanks eerst op 17 augustus 2021 bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 22 juni 2021, komt onder deze omstandigheden voor haar rekening en risico. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is daarom geen sprake.