ECLI:NL:CRVB:2025:1598
Afwijzing aanvraag. Bijzondere bijstand voor reiskosten vanwege tandheelkundige behandelingen. Geen noodzakelijke kosten. Afwijzing verzoeken om schadevergoeding. Overschrijding redelijke termijn. In hoofdzaak hetzelfde onderwerp. Zeer gering financieel belang. Belangenafweging. Aansluiting bij rechtspraak Hoge Raad.
Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de tandheelkundige zorg die hij in dit geval nodig had, niet door een tandarts uit of in de buurt van Heerenveen had kunnen worden geleverd. In de door appellant in dit verband overgelegde stukken vindt de Raad voor dat standpunt geen steun.
De Raad sluit zich in beginsel aan bij de rechtspraak van de Hoge Raad, waarin tot uitgangspunt is genomen dat zich een bijzondere omstandigheid voordoet, wanneer het financiële belang bij de procedure minder dan € 1.000,- bedraagt en de redelijke termijn met niet meer dan twaalf maanden is overschreden. In dat geval kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. Indien sprake is van een zeer gering financieel belang en de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden is overschreden, dient een belangenafweging plaats te vinden. Bij het voorgaande wordt geëxpliciteerd dat er gevallen kunnen zijn waarbij deze uitgangspunten niet op gaan, gezien de specifieke aard van de geschillen op het terrein van het sociaal domein. In die gevallen wordt geen bijzondere omstandigheid aangenomen wanneer het financiële belang een lager bedrag dan € 1.000,- betreft. In deze zaak is sprake van een zeer gering financieel belang en kan, na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen en omstandigheden, worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn met een jaar en twee maanden is overschreden. Appellant procedeert veel over afgewezen aanvragen om bijzondere bijstand en het financieel belang ligt hier ruim onder de € 1.000,-. Dit weegt zwaarder.
PW art. 35; EVRM art. 6
ECLI:NL:CRVB:2025:1597
Afwijzing aanvraag. Bijzondere bijstand voor tandheelkundige behandelingen. Beleidsregels. Geen uitstelbare behandeling. Zelf voorzien. Afwijzing verzoek om schadevergoeding. Overschrijding redelijke termijn. Zeer gering financieel belang. Aansluiting bij rechtspraak Hoge Raad.
In hoger beroep ligt alleen ter beoordeling voor of sprake is van een niet uitstelbare behandeling in de zin van de beleidsregels. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, kan de verklaring van het CTM van het UMCG niet anders worden opgevat dan dat de tandheelkundige behandelingen waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd niet uitstelbare behandelingen betroffen. Uitstel zou immers tot gezondheidsschade bij appellant hebben geleid.
De Raad sluit zich in beginsel aan bij de rechtspraak van de Hoge Raad, waarin tot uitgangspunt is genomen dat zich een bijzondere omstandigheid voordoet, wanneer het financiële belang bij de procedure minder dan € 1.000,- bedraagt en de redelijke termijn met niet meer dan twaalf maanden is overschreden. In dat geval kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. In deze zaak is van die situatie sprake.
PW art. 35; EVRM art. 6
ECLI:NL:CRVB:2025:1594
Niet-ontvankelijkverklaring beroep. Geen belang. Schade op voorhand onaannemelijk. Afwijzing verzoek om schadevergoeding. Overschrijding redelijke termijn. Zeer gering financieel belang. Belangenafweging. Aansluiting bij rechtspraak Hoge Raad.
Vaststaat dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd zich ten tijde van de uitspraak van de rechtbank niet meer voordeden. Dat de kosten zich ten tijde van het primaire besluit nog wel voordeden, maakt dat niet anders. Het mislopen van een dwangsom levert ook geen procesbelang op. Dat appellant schade heeft geleden doordat het college geen bijzondere bijstand heeft verleend voor de kosten van griffierecht heeft hij niet geconcretiseerd. Bij gebreke van enig concreet gegeven over mogelijke schade wordt op voorhand onaannemelijk geacht dat appellant als gevolg van het bestreden besluit schade heeft geleden.
De Raad sluit zich in beginsel aan bij de rechtspraak van de Hoge Raad, waarin tot uitgangspunt is genomen dat zich een bijzondere omstandigheid voordoet, wanneer het financiële belang bij de procedure minder dan € 1.000,- bedraagt en de redelijke termijn met niet meer dan twaalf maanden is overschreden. In dat geval kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. Indien sprake is van een zeer gering financieel belang en de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden is overschreden, dient een belangenafweging plaats te vinden. In deze zaak is sprake van een zeer gering financieel belang en kan, na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen en omstandigheden, worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn met twee jaar en iets meer dan elf maanden is overschreden. Zwaarder weegt in dit geval dat appellant slechts heeft (door)geprocedeerd om een dwangsom te verkrijgen, terwijl de procedure over de aanvraag voor de kosten van een postmaster-opleiding al in 2021 is geëindigd.
PW art. 35; EVRM art. 6
ECLI:NL:CRVB:2025:1591
Afwijzing aanvraag. Bijzondere bijstand voor incassokosten behandelingen. Schuld. Bijzondere bijstand voor tandheelkundige behandelingen. Beleidsregels. Uitstelbare behandeling. Afwijzing verzoek om schadevergoeding. Overschrijding redelijke termijn. Zeer gering financieel belang.
Partijen zijn alleen nog verdeeld over het antwoord op de vraag of het college aan appellant op grond van de beleidsregels bijzondere bijstand had moeten verlenen. Met de rechtbank beantwoordt de Raad die vraag ontkennend. Anders dan appellant aanvoert, staat in de brieven van de tandarts niet dat de behandelingen met betrekking tot gebitselementen 14 en 24 niet uitstelbaar waren en kan dit daar ook niet uit worden opgemaakt.
De Raad sluit zich in beginsel aan bij de rechtspraak van de Hoge Raad, waarin tot uitgangspunt is genomen dat zich een bijzondere omstandigheid voordoet, wanneer het financiële belang bij de procedure minder dan € 1.000,- bedraagt en de redelijke termijn met niet meer dan twaalf maanden is overschreden. In dat geval kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. In deze zaak is van die situatie sprake.
PW art. 35; EVRM art. 6
ECLI:NL:CRVB:2025:1572
Intrekking van bijstand. Herziening. Terugvordering. Schending inlichtingenverplichting. Bijschrijvingen en stortingen op diverse bankrekeningen. Inkomen. Aanschaf en tenaamstelling oude auto. Recht vaststellen. Geen aanknopingspunten voor onbekende inkomstenbron. Opdracht nieuw besluit.
Door de aanschaf van de oude auto met een hoge kilometerstand en de tenaamstelling niet te melden heeft appellant de inlichtingenverplichting geschonden. Het dagelijks bestuur heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. De enkele stelling dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt hoe hij de auto heeft gefinancierd zegt niets over het bestaan van een onbekende inkomsten- of vermogensbron. Het dagelijks bestuur heeft hier ten onrechte geen onderzoek naar gedaan.
PW art. 17 lid 1, 31, 54 lid 3, 58 lid 1
ECLI:NL:CRVB:2025:1566
Afwijzing aanvraag. Bijzondere bijstand beheerkosten pgb. Geen noodzakelijke kosten.
De Raad stelt voorop dat het hier niet gaat om de vraag of het beheren van het pgb in het geval van appellant noodzakelijk was, maar om de vraag of het pgb zelf noodzakelijk was. De rechtbank heeft met juistheid gewezen op vaste rechtspraak dat kosten van beheer van een pgb geen noodzakelijke kosten zijn als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de PW indien deze kosten vermijdbaar zijn, omdat betrokkene had kunnen kiezen voor ZIN en daarom niet was aangewezen op een pgb. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat ZIN in zijn geval niet mogelijk is. Appellant heeft geen onderzoek gedaan naar andere oplossingsmogelijkheden dan ondersteuning die wordt ingekocht met een pgb. De enkele stelling dat er overal wachtlijsten zijn en dat een geschikte ZIN-plek niet beschikbaar was, is ook in hoger beroep niet met controleerbare gegevens onderbouwd.
PW art. 35