ECLI:NL:CRVB:2022:2079
Ziekengeldsanctie. Spoor 2. Korte periode na ontstaan benutbare mogelijkheden tot einde wachttijd.
Wet WIA art. 25, 26
De discussie tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de re-integratieactiviteiten vanaf 10 december 2018 tot aan 26 januari 2019, de datum waarop de einde wachttijd is bereikt, voldoende adequaat waren. Met de Werkwijzer Poortwachter probeert het UWV aan werkgevers duidelijkheid te bieden over wat van hen bij de re-integratie van een werknemer wordt verwacht. Aan de in deze Werkwijzer genoemde eisen is voldaan. In het kader van het trajectplan hebben de gebruikelijke begeleiding en onderzoeken plaatsgevonden, in een relatief zeer korte periode. UWV wordt er niet in gevolgd dat de re-integratie-inspanningen van (ex-) werkgever onvoldoende zijn. Niet kan van een werkgever in redelijkheid worden verwacht dat hij in een kort tijdsbestek, zoals in dit geval, naast de reeds uitgevoerde onderzoeken en begeleiding, ook nog feitelijk uitvoering geeft aan verdere stappen om de afstand van de werknemer tot de arbeidsmarkt te verkleinen.
ECLI:NL:CRVB:2022:2171
Melding toegenomen arbeidsongeschiktheid. Bewijslast. Onderzoeksverplichting UWV.
Wet WIA art. 55
Bij de Amber-beoordeling gaat het om de vraag of sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar na 16 juli 2012, zijnde de datum dat de WIA-uitkering is geweigerd. Appellant heeft ter ondersteuning van zijn aanvraag geen medische gegevens ingebracht, die betrekking hebben op de periode van vijf jaar na 16 juli 2012, waaruit volgt dat er een toename is (geweest) van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van dezelfde ziekteoorzaak. Bij een aanvraag in het kader van artikel 55 van de Wet WIA mag van de belanghebbende worden verwacht dat ten minste een begin van bewijs wordt aangedragen dat sprake is van een toename van medische beperkingen. Eerst dan rust op het UWV de verplichting daarnaar een onderzoek in te stellen.
ECLI:NL:CRVB:2022:2172
Psychische klachten. Dezelfde ziekteoorzaak.
Wet WIA art. 55
Na tussenuitspraak heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog steeds niet deugdelijk en inzichtelijk gemotiveerd dat buiten twijfel staat dat de psychische klachten van appellant niet voortkomen uit zijn fysieke beperkingen tijdens de wachttijd. Zoals reeds in de tussenuitspraak is overwogen, is de opmerking van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat een depressieve stoornis per definitie multifactorieel is, waarbij een specifieke oorzaak niet zomaar kan worden aangewezen, een onvoldoende motivering van het standpunt van het UWV. Dat in de literatuur een specifieke relatie tussen functionele beperkingen en depressieve klachten niet wordt beschreven, wil nog niet zeggen dat in dit geval de psychische klachten van appellant niet voortkomen uit de enkelklachten. Een risicofactor houdt in dat sprake is van een factor die de kans vergroot dat bepaalde klachten zich in de toekomst zullen voordoen, maar dat sluit een causaal verband tussen deze factor en de latere klachten niet uit. UWV heeft niet aangetoond dat buiten twijfel staat dat de psychische beperkingen van appellant op 20 september 2017 niet voorkomen uit dezelfde ziekteoorzaak als die op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid.
ECLI:NL:CRVB:2022:2076
Vertrouwensbeginsel. Toezegging.
Wet WIA art. 82
Door het UWV zijn uitlatingen gedaan die bij de werkgever de gerechtvaardigde verwachting hebben gewekt dat de werknemer viel onder de no-riskpolis en dat daarom verhaal van de WGA-uitkering op de werkgever achterwege zou blijven. Niet ter discussie staat dat de toezegging is toe te rekenen aan het UWV. Vervolgens is de vraag of het UWV gehouden is aan de gerechtvaardigde verwachtingen te voldoen, waarbij een belangenafweging plaatsvindt. In dit geval dient het algemeen belang zwaarder te wegen dan het financiële belang van de werkgever. Het vertrouwensbeginsel verzet zich niet tegen verhaal van de WGA-uitkering op de werkgever.
ECLI:NL:CRVB:2022:2167
Beperkende toelichting. Overleg verzekeringsarts en arbeidsdeskundige vereist.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 3, 4, 5
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft, na aanvullend onderzoek aan de knieën, appellant aangewezen geacht op kniesparend werk en nadere beperkingen aangenomen en een beperkende toelichting geplaatst, te weten dat appellant kan knielen/hurken maar dat hij moeite heeft om overeind te komen vanuit knieling of hurk. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport opgemerkt dat in een zogenaamde schuttersputjeshouding geknield kan worden, waarbij er maar op een knie (de gezonde) geknield wordt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ook dit ten onrechte niet besproken met een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze opmerking behelst immers niet alleen een arbeidskundig oordeel, maar ook een medisch oordeel.
ECLI:NL:CRVB:2022:2181
Geen recht op ziekengeld. Einde arbeidsovereenkomst. Niet langer verzekerd.
ZW art. 6, 46
In geschil is of appellant op grond van zijn dienstverband met werkgever 1 recht heeft op ziekengeld. De curator heeft de arbeidsovereenkomst met appellant met inachtneming van een opzegtermijn van zes weken opgezegd. Appellant wordt gevolgd in zijn standpunt dat zijn arbeidsovereenkomst met werkgever 1 niet op 20 juli 2017 is geëindigd, maar op 11 augustus 2017. Gelet op het gesloten stelsel van het ontslagrecht, zoals neergelegd in titel 7.10 van het BW, eindigt een arbeidsovereenkomst niet door het enkele feit dat een arbeidsovereenkomst met een andere werkgever wordt aangegaan. Niettemin heeft appellant per 24 juli 2017 geen recht op ziekengeld. Als gevolg van de opzegging van de arbeidsovereenkomst met werkgever 1 door de curator en zijn indiensttreding bij werkgever 2 per 20 juli 2017 verrichtte appellant in het dienstverband met werkgever 1 geen arbeid meer en hij genoot daaruit evenmin loon. Gelet op artikel 6, tweede lid, van de ZW was appellant vanaf dat moment – en dus ook ten tijde van zijn uitval op 24 juli 2017 – niet langer verzekerd voor de ZW op grond van zijn dienstverband met werkgever 1. Gelet op indiensttreding bij werkgever 2 is geen sprake van nawerking op grond van artikel 46 van de ZW.