ECLI:NL:CRVB:2022:2727
Dagloon. Medische afzakker. Garantiebepaling.
Wet WIA art. 13 lid 1, 13 lid 3; Dagloonbesluit werknemersverzekeringen art. 13, 16
Met zijn stelling dat zijn situatie gelijk kan worden gesteld met de situatie van een medische afzakker beoogt appellant niet dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, de wachttijd en de ingangsdatum van de WIA-uitkering anders moeten worden vastgesteld dan door het UWV is gedaan. De artikelen 13 en 23 van de Wet WIA verzetten zich er echter tegen dat de referteperiode voor de dagloonbepaling wordt losgekoppeld van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag (zie CRvB 21 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2869). Het Dagloonbesluit biedt hiervoor evenmin een grondslag.
Gelet op dit dwingendrechtelijke wettelijk kader is er voor een analoge toepassing van de rechtspraak over de medische afzakker in het kader van het dagloon, zoals door appellant gewenst, geen ruimte. De besluitgever heeft een garantiebepaling zoals voor het WW-dagloon voor het WIA-dagloon bewust achterwege gelaten.
ECLI:NL:CRVB:2022:2835
Wijziging dienstverband kort voor uitval. Uitbreiding werkzaamheden na referteperiode.
Ziektewet art. 15; Dagloonbesluit werknemersverzekeringen art. 12b, 12c, 12d, 12e
De dagloonregels pakken voor appellante nadelig uit. Door haar overgang van werkgever A naar werkgever B, waarbij zij, kort voor zij ziek werd, haar dienstverband voor 0,6 met werkgever A had beëindigd, telt alleen haar dienstverband met werkgever B voor het dagloon. Daarbij komt dat dat dienstverband in de referteperiode slechts een deeltijdfactor van 0,105 besloeg. Pas na het einde van de referteperiode heeft zij haar uren bij werkgever B uitgebreid. Uit de memorie van toelichting bij de wijziging van artikel 15 van de ZW blijkt dat de wetgever uitdrukkelijk gekozen heeft voor het uitsluitend betrekken van de dienstbetrekking waaruit de werknemer ziek is geworden voor de vaststelling van het dagloon. Gelet op deze bewuste, gemotiveerde keuze van de wetgever ziet de Raad geen aanleiding de op artikel 15 van de ZW gebaseerde bepaling in het Dagloonbesluit in het geval van appellante buiten toepassing te laten op de grond dat deze in strijd zou komen met het beginsel van een niet evenredige belangenafweging.
ECLI:NL:CRVB:2022:2848
Dagloon WIA-uitkering na WW.
Wet WIA art. 23; Dagloonbesluit werknemersverzekeringen art. 15, 16
De Raad heeft eerder over artikel 15 van het Dagloonbesluit geoordeeld dat de tekst, de systematiek, noch de nota van toelichting bij het Besluit concrete aanknopingspunten bieden om een reguliere uitbetaling van een WW-uitkering, die na correcte toepassing van artikel 33, eerste lid, van de WW is gedaan na afloop van het refertejaar, te beschouwen als te zijn gedaan in het refertejaar. Daarbij is van belang geacht dat de in artikel 15 van het Dagloonbesluit neergelegde keuze om voor het moment waarop loon – waaronder ook uitkeringen worden verstaan – wordt genoten, uit te gaan van de opgave aan de Belastingdienst, een politiek-bestuurlijke afweging is, die door de rechter slechts terughoudend kan worden getoetst (vgl. CRvB 31 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2195). De wijze van aangifte bij de Belastingdienst door het UWV van de uitbetaling van WW-uitkeringen geeft geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken. De Raad onderkent dat deze wijze van vaststelling tot een negatief en blijvend effect op het WIA-dagloon kan leiden, doordat een maand WW-uitkering niet wordt meegeteld. Het is echter niet aan de rechter maar aan de besluitgever om hierover keuzes te maken en desgewenst de regeling aan te passen.