ECLI:NL:CRVB:2023:346
Niet voldaan aan de 25 jaren-eis van de tijdelijke Regeling Vervoegde Uittreding sector Politie. Onderscheid tussen ambtenaar die politietaak uitvoert en buitengewoon opsporingsambtenaar.
De Politiewet maakt onderscheid tussen de ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak enerzijds, en de buitengewoon opsporingsambtenaar anderzijds. Dat aan de tweede categorie de meeste bevoegdheden – maar niet die in het kader van het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven – kunnen worden, of, in het geval van artikel 8, zijn toebedeeld, die ook toekomen aan de eerste categorie, maakt niet dat beide categorieën op één lijn zijn te stellen. Volgens de systematiek van de Politiewet is de Douaneambtenaar nu juist géén ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak. Dit volgt overigens ook uit het zesde lid van artikel 29c van het Bbp, waarin is bepaald dat de dienstjaren van de Douaneambtenaar mede worden aangemerkt als politiedienstjaren. Die bepaling zou zonder betekenis zijn als met de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, mede de opsporingsambtenaren van de Douane worden bedoeld. De korpschef heeft dus terecht geconcludeerd dat betrokkenen niet aan de 25 jaren-eis van artikel 29c, derde lid, onder a, van het Bbp voldoen.
Bbp art. 29c lid 3 onder a
ECLI:NL:CRVB:2023:491
Strafontslag wegens niet melden nevenwerkzaamheden tijdens arbeidsongeschiktheid. Toelaatbaarheid camera-observaties. Sprake van ernstig plichtsverzuim.
Het college heeft appellant strafontslag opgelegd. Appellant is met name verweten dat hij, terwijl hij volledig arbeidsongeschikt was, werkte voor het bedrijf van zijn echtgenote. Hij bezorgde sushibestellingen met de auto. Appellant heeft dit niet gemeld aan het college of de bedrijfsarts.
Appellant heeft onder meer betoogd dat het inzetten van camera-observaties onrechtmatig is. Dit betoog slaagt niet. Het college had, op grond van een melding, het vermoeden dat sprake was van onrechtmatig handelen. De zorg bestond dat appellant niet eerlijk zou zijn in een gesprek. De camera-observaties waren daarom een geschikt middel om vast te stellen of appellant zich inderdaad aan plichtsverzuim schuldig maakte. Verder is daarbij van belang dat het cameratoezicht slechts gedurende een korte periode is ingezet en dat de observatiecamera daarbij uitsluitend vanaf de openbare weg is ingezet.
De Raad is verder van oordeel dat het niet melden van de nevenwerkzaamheden en het proberen te verbloemen van die werkzaamheden ernstig plichtsverzuim oplevert en dat dit plichtsverzuim de oplegging van strafontslag kan dragen.
ECLI:NL:CRVB:2023:534
Bedrijfsongeval/dienstongeval. Oorlogsnabootsende omstandigheden.
Appellante, werkzaam bij de Koninklijke Landmacht, heeft in het kader van een opleiding deelgenomen aan een twee weken durende gevechtscursus. Tijdens een meerdaagse oefening stapte zij in een kuil bij een tactische verplaatsing te voet door bosachtig terrein. Daarbij heeft zij haar kuit- en scheenbeen gebroken. De staatssecretaris heeft dit ongeval aangemerkt als een bedrijfsongeval en niet als een dienstongeval.
De Raad is van oordeel dat bij de meerdaagse oefening sprake was van het onder oorlogsnabootsende omstandigheden in de praktijk brengen van theoretisch onderwezen bekwaamheden om zo de bedrevenheid in het uitvoeren van oorlogstaken te verwerven en dat deelname van appellante aan deze oefening voor haar een verhoogd risico inhield. Van belang hierbij is dat het de bedoeling was om tijdens de oefening specifieke oorlogsomstandigheden na te bootsen en dat met het oog daarop het de deelnemers onder meer niet was toegestaan om verlichting te voeren tijdens de tactische verplaatsing met zware bepakking in het donker door een voor hen onbekend terrein en dat evenmin nachtzichtapparatuur beschikbaar was gesteld. Het ongeval moet daarom worden aangemerkt als een dienstongeval.
Besluit AO/IV art. 2 lid 6 aanhef en onder a