ECLI:NL:CRVB:2022:2207
Bijstand herzien en teruggevorderd. Belangenafweging. Evenredigheidsbeginsel.
PW art. 54, lid 3, tweede volzin, art. 58 lid 2; Awb art. 3:4 lid 2
Het college heeft de bijstand herzien en teruggevorderd. Daaraan ligt niet een schending van de inlichtingenverplichting ten grondslag. Het betreft een discretionaire bevoegdheid om een gemaakte fout in de bijstandsverlening te herstellen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, een kader geformuleerd voor de toetsing van op een discretionaire bevoegdheid berustende besluiten aan het evenredigheidsbeginsel. De Raad sluit zich daarbij aan. Verschillende aspecten, mede in aanmerking genomen de hoogte van het teruggevorderde bedrag, leiden ertoe dat de Raad de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde belangenafweging minder intensief aan het evenredigheidsbeginsel toetst. Terugvordering van te veel ontvangen bijstand is een noodzakelijk en geschikt middel om het gerechtvaardigde doel, de goede besteding van gemeenschapsgeld, te bereiken. Appellante is zeker niet tekortgedaan en het college heeft geen blijk gegeven van een onevenwichtige belangenafweging.
ECLI:NL:CRVB:2022:2265
Bijzondere bijstand. Kosten rechtsbijstand. Nareisprocedure. Noodzakelijke kosten van bestaan.
PW art. 35
Het college heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen op de grond dat de kosten voor het voeren van een nareisprocedure van een gezinslid geen noodzakelijke kosten van bestaan zijn van betrokkene. De kosten van de eigen bijdrage waarvoor betrokkene bijzondere bijstand heeft gevraagd deden zich voor betrokkene voor. Zij voerde namelijk de procedure, aan haar was een advocaat toegevoegd en zij was dus ook degene die de daaraan verbonden eigen bijdrage moest betalen. Het maakt daarbij niet uit dat de procedure ten behoeve van een ander wordt gevoerd. Dat de procedure waarvoor de toevoeging was verleend ging over de machtiging tot voorlopig verblijf van het kind van betrokkene, betekent dus, anders dan het college heeft aangevoerd, niet dat het niet om bestaanskosten van betrokkene gaat. De kosten van de eigen bijdrage waren ook noodzakelijke kosten. Als een toevoeging is verleend, kan in beginsel de noodzaak voor het verlenen van rechtsbijstand worden aangenomen. Het college heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan de rechtsbijstand in dit geval niet noodzakelijk zou zijn.
ECLI:NL:CRVB:2022:2269
Aanvraag om bijstand is tot stand gekomen. Ontmoedigingsbeleid. Dwangsom.
PW art. 43; Awb art. 8:55d lid 2
Het digitaal ingevulde formulier moet in dit geval als een aanvraag om bijstand worden aangemerkt. Anders dan het college heeft aangevoerd, brengt de enkele omstandigheid dat appellant dit formulier niet met een fysieke handtekening heeft ondertekend en niet in persoon bij het college heeft ingediend, niet tot gevolg dat in dit geval geen sprake is van een aanvraag om bijstand. Het college heeft niet besloten op de aanvraag maar appellant, in lijn met het gehanteerde 'ontmoedigingsbeleid', uitgenodigd voor verschillende bijeenkomsten en gesprekken die zijn gericht op het vinden van werk. De Raad draagt het college op binnen zes weken een beslissing op de aanvraag te nemen. Het college verbeurt een dwangsom voor elke dag waarmee het deze termijn overschrijdt.