ECLI:NL:CRVB:2022:1454
Afwijzing aanvraag om bijstand. De bijstand is geen basisinkomen.
PW art. 11 lid 1, 43, 44
De afwijzing van de aanvraag is terecht. De bijstand is geen basisinkomen, maar een vangnetvoorziening, en voorziet dus alleen in algemeen noodzakelijke kosten van bestaan als daarin niet op andere wijze wordt voorzien. Appellante heeft niet betwist dat zij in de te beoordelen periode geen woon- of leefkosten heeft gehad omdat haar familie die kosten voor haar heeft betaald. Uit het onderzoek blijkt ook dat in al deze kosten in meer dan voldoende mate werd voorzien.
ECLI:NL:CRVB:2022:1395
Het aanleveren van documenten door bijstandsgerechtigden valt niet onder de inlichtingenverplichting.
PW art. 17, 18a, 54, 58
Met alleen het niet overleggen van bewijsstukken is geen sprake van schending van de inlichtingenverplichting. De bijstandsuitkering kan dan niet meer om die reden worden ingetrokken. Ook kan dan geen boete worden opgelegd. Dat kan namelijk alleen als de inlichtingenverplichting is geschonden, niet als de medewerkingsverplichting is geschonden. Als iemand geen documenten verstrekt, terwijl daar wel om is gevraagd, dan is die medewerkingsverplichting geschonden en kan een bijstandsuitkering in beginsel worden stopgezet.
ECLI:NL:CRVB:2022:1446
Bijstand ten onrechte ingetrokken en teruggevorderd. College was op de hoogte van marktplaatshandel.
PW art. 17, 54, 58
Appellante mocht er redelijkerwijs vanuit gaan dat het college van meet af aan op de hoogte was dat op haar accounts meubels van X te koop werden aangeboden en dat het college dat sinds de aanvang van de bijstandverlening geen belemmering vond om bijstand te (blijven) verlenen. Van schending van de inlichtingenverplichting is dan geen sprake. Gelet hierop heeft het college niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan.
De Raad zal zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen omdat daaraan hetzelfde, niet te herstellen gebrek kleeft als aan het bestreden besluit. De Raad acht het, mede gelet op het tijdsverloop, niet aannemelijk dat dit gebrek nog kan worden geheeld.
ECLI:NL:CRVB:2022:1432
Intrekking en terugvordering van bijstand. Vermogensvaststelling.
PW art. 31, 34, 54, 58
Aangezien door de vermogenstoeval op 17 mei 2018 de bijstandsverlening gedurende een periode van ten minste dertig dagen zou zijn onderbroken, moet aan de intrekking de werking van een beëindiging worden toegekend. Het college had daarom moeten onderzoeken en beoordelen of de vermogenssituatie van appellante vanaf de 31ste dag van de onderbreking van de bijstand leidt tot hernieuwde bijstandsverlening met een nieuwe vaststelling van het vermogen en een nieuwe bepaling van het vrij te laten vermogen. Het college heeft dat niet gedaan. Het bestreden besluit 1 berust dan ook niet op een deugdelijke grondslag. Dit heeft ook gevolgen voor de bestreden besluiten 2 tot en met 4, omdat bij de beoordeling van de gevolgen van de vermogenstoevallen van 17 juli 2018, 6 september 2018 en 2 november 2018 voor de bijstand van appellante van belang is of de vermogenstoeval van 17 mei 2018 leidt tot hernieuwde bijstandsverlening met een nieuwe vaststelling van het vermogen en een nieuwe bepaling van het vrij te laten vermogen.