Laden...

Nieuwsbrief Jurisprudentie 5, jaargang 2022

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksOrganisatie > Centrale Raad van Beroep > Nieuwsbrief Jurisprudentie 5, jaargang 2022

Nummer 5, gepubliceerde uitspraken 1e helft maart jaargang 2022

De Nieuwsbrief Jurisprudentie van de CRvB komt twee keer per maand uit en bevat een overzicht van de belangrijkste uitspraken die zijn gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit eerste helft van maart 2022 zijn gepubliceerd.

De uitspraken worden per (deel)rechtsgebied aangeboden. Door in onderstaande inhoudsopgave op het onderwerp van voorkeur te klikken komt u direct bij de uitspraken op het desbetreffende rechtsgebied. De essentie van de uitspraak wordt beknopt weergegeven. De link onder het ECLI-nummer leidt door naar de volledige tekst van de uitspraak.

Afzender: Wetenschappelijk Bureau, afdeling Informatie, Documentatie en Bibliotheek.
Uw reactie graag naar: wb@rechtspraak.nl

 Inhoud nieuwsbrief

>Alles uitklappen
  • ECLI:NL:CRVB:2022:369

    Werkzaamheden in loondienst en werkzaamheden als zelfstandige. Ic geen wettelijke grondslag voor periodeloonvergelijking.  

    WAO art. 44;  Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 10a

    Betrokkene heeft sinds de toekenning van de WAO-uitkering werkzaamheden in loondienst en als zelfstandige verricht. Op grond van artikel 44 van de WAO heeft het UWV alle inkomsten uit arbeid van betrokkene door middel van een maandloonvergelijking (periodeloonvergelijking) verrekend met de WAO-uitkering. Hiervoor ontbreekt in dit geval een wettelijke grondslag. Deze lacune in de wetgeving behoort niet in het nadeel van betrokkene te werken. Het is aan de wetgever om hier duidelijkheid over te scheppen.

     

    ECLI:NL:CRVB:2022:372

    Korting Altersrente op WIA-uitkering. 

    Besluit voorkoming en beperking samenloop WAO- en Wet WIA-uitkeringen met uitkeringen op grond van de sociale wetgeving van een andere Mogendheid art. 1 lid 1 onder c 

    De Altersrente dient te worden aangemerkt als een ouderdomsuitkering, dan wel enige andere uitkering, die in verband met het bereikt hebben van een bepaalde leeftijd is toegekend, zoals bedoeld in het artikel 1, eerste lid, sub c, van het Besluit voorkoming en beperking samenloop WAO- en Wet WIA-uitkeringen met uitkeringen op grond van de sociale wetgeving van een andere Mogendheid (Besluit samenloop). Voor het Besluit samenloop is slechts van belang  dat een pensioenuitkering is toegekend. Dat de Altersrente voortkomt uit een andere dienstbetrekking dan van waaruit appellant een WIA-uitkering ontvangt, is voor toepassing van het Besluit samenloop niet van belang. Ook het feit dat appellant de Altersrente op een later moment dan 1 december 2018 had kunnen laten ingaan, is niet relevant.

     

    ECLI:NL:CRVB:2022:379 

    Vertredingsmogelijkheid

    Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 9

    Dat appellant tijdens telefoondienst, waarbij gedurende 2 werkuren 1 maal 60 minuten achtereen moet worden gezeten, kan vertreden is niet aannemelijk, nu tijdens de telefoondienst aan een bureau met een headset en achter een computer moet worden gewerkt. Uitgaande van de gestelde beperkingen in de FML's van 21 september 2021 en 3 november 2021 kan de motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat de overige geselecteerde functies geschikt zijn, worden gevolgd. Gelet op de reeds volgens de Resultaten functiebeoordeling in de functies voorkomende afwisseling tussen zitten, staan en lopen in combinatie met de vanwege de aard van deze functies bestaande mogelijkheid om te vertreden (bijvoorbeeld voor koffie halen, collegiaal overleg, een kort loopje maken, naar het toilet gaan) bestaan in deze functies voldoende mogelijkheden voor appellant om aan zijn behoefte tot vertreden tegemoet te komen. 

     

    ECLI:NL:CRVB:2022:433 

    Maatgevende arbeid. Buitenwettelijk begunstigend beleid vervallen. Geen plaats voor toepassing evenredigheidsbeginsel.

    Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 1 onder j

    De rechtbank heeft terecht overwogen dat in dit geval de wettelijke bepalingen van de Wet WIA de grondslag zijn voor de besluitvorming en dat het eerder gehanteerde buitenwettelijk begunstigende beleid niet van toepassing is. In dat beleid was een uitzondering opgenomen op de hoofdregel dat de laatstelijk voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid door betrokkene verrichte arbeid maatgevend is. Dat beleid hield in dat indien een betrokkene wegens onvrijwillige omstandigheden lager betaald werk accepteerde en in de periode waarin nog recht bestond op een WW-uitkering arbeidsongeschikt werd, de voorlaatste arbeid als de maatgevende arbeid werd aangemerkt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat dit beleid niet van toepassing op appellante is, omdat dit beleid niet meer gold op de in deze zaak van toepassing zijnde beoordelingsdatum. Ook het beroep op het evenredigheidbeginsel slaagt niet. De weigering van de WIA-uitkering van appellante is gebaseerd op dwingendrechtelijke bepalingen van de Wet WIA, in welk kader geen plaats is voor de toetsing aan het door appellante genoemde evenredigheidsbeginsel. 

  • ECLI:NL:CRVB:2022:419
    Herziening bijstand. Bijschrijving ten onrechte op de bijstand in mindering gebracht. 
    PW art. 31, 33, 54 lid 3
    Het college heeft de bijschrijving van € 33,- ten onrechte als inkomsten in aanmerking genomen. Met de verklaring van X en de advertentie in combinatie met de vermelding bij de bijschrijving 'voor droogrek. Dank je' heeft appellante aannemelijk gemaakt dat deze bijschrijving van X was bedoeld als terugbetaling voor het door appellante aan X voorgeschoten bedrag.

     

    ECLI:NL:CRVB:2022:468 
    Inkomsten uit pensioen terecht op NIOAW-uitkering in mindering gebracht. Toepasbaarheid van artikel 5, vijfde lid, IOAW.
    IOAW art. 5; Inkomensbesluit IOAW art 4:2
    - De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat het college dient te beoordelen of toepassing van artikel 5, vijfde lid, van de IOAW tot een voor appellante gunstiger resultaat zou leiden. Aan artikel 5, vijfde lid, van de IOAW ligt het uitgangpunt ten grondslag dat de IOAW-uitkering niet hoger moet worden vastgesteld dan de WW-uitkering waar de IOAW-uitkering een vervolg op is. Niet in geschil is dat de WW-uitkering die appellante in het verleden ontving hoger was dan de op appellante van toepassing zijnde grondslag die is vastgesteld op grond van artikel 5, vierde lid, van de IOAW. 
    - Gelet op artikel 4:2, aanhef en onder a, van het Inkomensbesluit heeft het college terecht het pensioen van NN toegerekend aan de periode waarin hierop recht bestaat. Dat appellante er zelf voor heeft gekozen om het pensioen van NN pas op een latere datum te laten ingaan, maakt dit niet anders. Er is geen sprake van een kennelijk onredelijk resultaat. 

  • ECLI:NL:CRVB:2022:445

    Territoriale werkingssfeer conflictregels bilaterale verdragen. Detachering van in België wonende Belg vanuit Nederland naar China.

    Verdrag tussen Nederland en China art. 3, 6 lid 1, 12 aanhef en onder b; Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht art. 29, 31, 32 aanhef en onder b, 34; Verordening (EG) nr. 883/2004 art. 11 lid 3 aanhef en onder a en e

    De Raad volgt niet het standpunt van de SVB dat conflictregels in bilaterale verdragen alleen kunnen worden toegepast op personen die wonen op het grondgebied van één van de verdragsluitende partijen. Op grond van het Verdrag tussen Nederland en China (VNC) is de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op betrokkene van toepassing en was de SVB verplicht voor betrokkene een verklaring hierover op grond van artikel 12, aanhef en onder b, van het VNC af te geven.

     

    ECLI:NL:CRVB:2022:482

    Identiteitsbewijs. Procedurele voorwaarde. Afbreuk nuttige werking artikel 20  VWEU. Onderzoek Chavez-Vilchez verblijfsrecht.

    AKW art. 6; VWEU art. 20; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie art. 7, 24

    Het ontbreken van een identiteitsbewijs kan in de omstandigheden van dit geval niet afdoen aan het afgeleide verblijfsrecht dat appellante ontleent aan artikel 20 van het VWEU (arrest Chavez-Vilchez)  en het daarmee verband houdende recht op kinderbijslag. Verwezen is ook naar ECLI:NL:RVS:2022:433.

  • ECLI:NL:CRVB:2022:522

    Adequaatheid geboden opvang. Omgangsregeling met kind. Geen schending artikel 20 VWEU en artikelen 1, 7 en 24 Handvest.

    Wmo 2015 art. 2.3.5 lid 4; VWEU art. 20; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie art. 1, 7, 24, 51 lid 1

    Het college heeft bij de geboden opvang terecht in aanmerking genomen dat de dochter van appellant bij haar moeder woont en dat appellant voor de omgang met zijn dochter gebruik kan maken van een ontmoetingscentrum in de gemeente. Bovendien heeft appellant verklaard dat hij met zijn dochter naar de bibliotheek gaat en in de weekenden regelmatig met zijn dochter in een woning van een vriend van appellant verblijft.

    Niet aannemelijk is dat appellant, doordat de verstrekte maatwerkvoorziening bestaande uit opvang niet geschikt zou zijn voor de uitvoering van de omgangsregeling met zijn dochter, feitelijk wordt gedwongen het grondgebied van de Unie te verlaten, of dat zijn dochter hierdoor haar grondrecht van verblijf op dit grondgebied niet langer zou kunnen uitoefenen.

    Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is alleen gericht tot de lidstaten in gevallen waarin deze het Unierecht ten uitvoer brengen. De Wmo 2015 strekt er niet toe uitvoering te geven aan het Unierecht. Voor zover moet worden aangenomen dat de situatie toch wordt beheerst door het Unierecht, is geen sprake van schending van artikelen 1, 7 en 24 van het Handvest.

     

    ECLI:NL:CRVB:2022:441

    Zorgvuldigheid onderzoek. Onderzoek naar inhoud en omvang van Zvw-zorg in relatie tot Wmo 2015-hulpvraag.

    Wmo 2015 art. 2.3.2 lid 4 onder f, 2.3.5 lid 3, lid 5 onder b.

    Het standpunt van het college dat de door appellante gewenste begeleiding bij uitstapjes ten laste van de Zvw komt, berust niet op onderzoek naar de specifieke hulpvraag, de inhoud en omvang van de bij of krachtens de Zvw geboden zorg en in hoeverre deze zorg voorziet in de hulpvraag van appellante.

     

  • ECLI:NL:CRVB:2022:514

    Verzekering voor de AOW. Bewijs. Inschrijving bij het ziekenfonds

    AOW art. 6

    De inschrijvingen bij het ziekenfonds geven in dit geval geen uitsluitsel over de vraag of appellant de gehele duur van de vermelde inschrijving terzake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting was onderworpen.

     

    ECLI:NL:CRVB:2022:524

    Kostendelersnorm. Mantelzorg. Schending inlichtingenplicht. Herziening. Terugvordering.

    ANW art. 17 lid 5, 34 lid 1 aanhef en onder a, 53 lid 1

    De voordelen van het delen van een woning zijn ook aanwezig bij mantelzorg. Het doel van de uitkering is om een inkomen te bieden op het bestaansminimum voor mensen die (tijdelijk) niet kunnen werken en is niet het geëigende middel om mantelzorg te stimuleren. 

  • ECLI:NL:CRVB:2022:509

    Betalingsonmacht. Dag van opzegging.

    WW art. 64

    Tussen partijen is in geschil hoe “de dag van opzegging" in artikel 64, eerste lid, onder a, van de WW moet worden begrepen. Het standpunt van het UWV, dat dat in dit geval de (rechtsgeldige) opzegging van appellant van de dienstbetrekking is bij brief van 31 augustus 2018, wordt onderschreven. Dat onder “de dag van opzegging" slechts de dag van opzegging door de werkgever of de curator moet worden begrepen, volgt niet uit de tekst van de wet.