ECLI:NL:CRVB:2023:320
Afwijzing opvang. Wijziging verblijfsrecht. Beëindiging van noodopvang.
Het besluit tot afwijzing van een maatwerkvoorziening voor opvang vanwege de verblijfsrechtelijke status van appellante kan geen standhouden, omdat appellante inmiddels over een verblijfsrecht beschikt. Weliswaar had appellante ten tijde van dit besluit materieel gezien recht op verblijf, maar dit recht was niet erkend, waardoor zij feitelijk niet voor de daaraan verbonden rechten en voordelen in aanmerking kwam.
De grond dat de maximale duur van de noodopvang is overschreden is onvoldoende om de noodopvang van appellante op grond van het buitenwettelijk begunstigend beleid te beëindigen. Appellante heeft onweersproken gesteld dat het college het beleid niet consistent heeft toegepast.
Wetsverwijzing(en):
Wmo 2015 art. 1.2.2, 2.3.5 lid 4
ECLI:NL:CRVB:2023:349
Afwijzing aanvraag PTSS-hulphond. Therapeutische doelstelling. Criterium Wmo 2015. Eerdere mislukte plaatsing.
Het college heeft de aanvraag van appellant om een maatwerkvoorziening bestaande uit de aanschaf van een PTSS-hulphond, inclusief training en gebruikskosten in de vorm van een pgb niet mogen afwijzen op de grond dat deze voorziening een overwegend therapeutische doelstelling heeft. Het criterium van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 is niet het al of niet aanwezig zijn van een therapeutische doelstelling, maar de mate waarin een voorziening een passende bijdrage vormt aan de zelfredzaamheid en participatie van de betrokkene. De aanvraag kon wel worden afgewezen op de grond dat een PTSS-hulphond voor appellant geen passende bijdrage levert, omdat twee eerdere plaatsingen van een PTSS-hulphond bij appellant zijn mislukt.
Wetsverwijzing(en):
Wmo art. 2.3.5 lid 3