Laden...

Nieuwsbrief Jurisprudentie 4, jaargang 2023

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksOrganisatie > Centrale Raad van Beroep > Nieuwsbrief Jurisprudentie 4, jaargang 2023

Nummer 04, gepubliceerde uitspraken 2e helft februari jaargang 2023

De Nieuwsbrief Jurisprudentie van de CRvB komt twee keer per maand uit en bevat een overzicht van de belangrijkste uitspraken die zijn gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit nummer bevat een selectie van uitspraken die, op een uitzondering na, in de tweede helft van februari 2023 zijn gepubliceerd. 

De uitspraken worden per (deel)rechtsgebied aangeboden. Door in onderstaande inhoudsopgave op het onderwerp van voorkeur te klikken komt u direct bij de uitspraken op het desbetreffende rechtsgebied. De essentie van de uitspraak wordt beknopt weergegeven. De link onder het ECLI-nummer leidt door naar de volledige tekst van de uitspraak.

Afzender: Wetenschappelijk Bureau, afdeling Informatie, Documentatie en Bibliotheek.

Uw reactie graag naar: wb@rechtspraak.nl 

 

 Inhoud nieuwsbrief

>Alles uitklappen
  • ECLI:NL:CRVB:2023:320

    Afwijzing opvang. Wijziging verblijfsrecht. Beëindiging van noodopvang.

    Het besluit tot afwijzing van een maatwerkvoorziening voor opvang vanwege de verblijfsrechtelijke status van appellante kan geen standhouden, omdat appellante inmiddels over een verblijfsrecht beschikt. Weliswaar had appellante ten tijde van dit besluit materieel gezien recht op verblijf, maar dit recht was niet erkend, waardoor zij feitelijk niet voor de daaraan verbonden rechten en voordelen in aanmerking kwam.

    De grond dat de maximale duur van de noodopvang is overschreden is onvoldoende om de noodopvang van appellante op grond van het buitenwettelijk begunstigend beleid te beëindigen. Appellante heeft onweersproken gesteld dat het college het beleid niet consistent heeft toegepast.

    Wetsverwijzing(en):

    Wmo 2015 art. 1.2.2, 2.3.5 lid 4

     

    ECLI:NL:CRVB:2023:349

    Afwijzing aanvraag PTSS-hulphond. Therapeutische doelstelling. Criterium Wmo 2015. Eerdere mislukte plaatsing.

    Het college heeft de aanvraag van appellant om een maatwerkvoorziening bestaande uit de aanschaf van een PTSS-hulphond, inclusief training en gebruikskosten in de vorm van een pgb niet mogen afwijzen op de grond dat deze voorziening een overwegend therapeutische doelstelling heeft. Het criterium van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 is niet het al of niet aanwezig zijn van een therapeutische doelstelling, maar de mate waarin een voorziening een passende bijdrage vormt aan de zelfredzaamheid en participatie van de betrokkene. De aanvraag kon wel worden afgewezen op de grond dat een PTSS-hulphond voor appellant geen passende bijdrage levert, omdat twee eerdere plaatsingen van een PTSS-hulphond bij appellant zijn mislukt.

    Wetsverwijzing(en):

    Wmo art. 2.3.5 lid 3


  • ECLI:NL:CRVB:2023:304

    Verwijtbaar werkloos. Verhuiswerkloosheid. Meeverhuizen partner. Aanwijsbaar en reëel belang.

    De vraag of sprake is van een aanwijsbaar en reëel belang bij de verhuizing van de partner vergt een inhoudelijke beoordeling waarbij naar objectieve maatstaven moet worden beoordeeld of ten tijde van de ontslagname een zodanig belang aanwezig was. Bij die beoordeling kunnen naast financiële belangen ook andere belangen en omstandigheden een rol spelen, zoals het voorkomen van werkloosheid wegens een dreigend ontslag bij de oude werkgever van de partner dan wel een substantiële positieverbetering in de nieuwe baan, medische redenen of andere persoonlijke omstandigheden. Er zijn geen aanwijzingen dat de partner van [naam] haar baan bij Badhotel [naam hotel] dreigde te verliezen. Ook is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat met de ontslagname en de keuze van de partner van [naam] om haar werkzaamheden als schoonheidsspecialiste in [plaatsnaam] voort te zetten, sprake was van een wezenlijke verbetering in de inkomenssituatie van de partner van [naam] of op een reëel uitzicht daarop op kortere termijn. Als redenen voor de keuze van zijn partner heeft [naam] aangevoerd zij het niet meer naar haar zin had op [eiland], dat sprake was van sociaal onbehagen en spanningsklachten en dat zij daarom weer naar de vaste wal wilde verhuizen, in de omgeving van [plaatsnaam] in de buurt van haar kinderen. Die verder niet onderbouwde redenen zijn invoelbaar, maar vanuit een oogpunt van toepassing van de WW is dit onvoldoende om te concluderen dat sprake is van een aanwijsbaar en reëel belang.

    Wetsverwijzing(en):

    WW art. 24 lid 2 onder b, 27

  • ECLI:NL:CRVB:2023:279

    Loskoppeling. Geen bijkomende omstandigheden.

    Een restrictieve uitleg van de loskoppelingsgrond in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bsf 2000 is niet alleen in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever, zoals deze uit de Nota van Toelichting bij het Bsf 2000 kan worden afgeleid, maar past ook binnen het systeem van de wet. De Wsf 2000 heeft als uitgangspunt dat de aanspraak op een aanvullende beurs afhankelijk is van een, op basis van het ouderlijk inkomen berekende, veronderstelde ouderlijke bijdrage. Met artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bsf 2000 wordt afgeweken van dit wettelijk uitgangspunt van ouderafhankelijkheid en ouderverantwoordelijkheid voor de aanspraken op een aanvullende beurs. Een ruime uitleg van een uitzonderingsbepaling op een fundamenteel wettelijk uitgangspunt ligt niet in de rede. De situatie van appellant is pijnlijk en verdrietig voor appellant, maar het is niet voldoende om tot loskoppeling te besluiten. Daarvoor ontbreken (voldoende) bijkomende omstandigheden. Uit deze verklaring blijkt bijvoorbeeld niet van problemen bij het volgen van school of een opleiding en/of van (ernstige) psychische klachten ten gevolge van de verstoorde relatie in de hier van belang zijnde periode.

    Wetsverwijzing(en):

    Wsf 2000 art. 3.14; Bsf 2000 art. 6

     

    ECLI:NL:CRVB:2023:360

    Diplomatermijn. ADHD. Geen causaal verband.

    De medisch adviseur van de minister heeft de door appellante verstrekte medische gegevens bij zijn oordeelsvorming betrokken en toereikend gemotiveerd waartoe de weging van deze medische gegevens heeft geleid. Uit de rapporten van de medisch adviseur kan worden afgeleid dat bij appellante geen sprake is van structurele medische omstandigheden die direct tot gevolg hebben gehad dat appellante haar studie niet binnen de diplomatermijn kon afronden. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat de medisch adviseur haar medische situatie ten tijde hier van belang onjuist heeft ingeschat of dat aan de juistheid van zijn conclusies moet worden getwijfeld. Dat appellante gedurende enkele jaren niet heeft kunnen studeren is zonder meer duidelijk, maar uit de medische informatie heeft de medisch adviseur de conclusie kunnen trekken dat niet blijkt dat zij daarna haar opleiding niet zou hebben kunnen vervolgen. Dat brengt mee dat zij niet voldoet aan de toepassingsvoorwaarden van het derde lid van artikel 5.16 van de Wsf 2000.

    Wetsverwijzing(en):

    Wsf 2000 art. 5.16

  • ECLI:NL:CRVB:2023:293

    Compensatie transitievergoeding. Afspraken over anciënniteitsaanspraken.

    Dat een werkgever en werknemer ervoor kiezen om onderling een van artikel 7:673 BW afwijkende en voor de werknemer onder de aanduiding van 'transitievergoeding' gunstiger afspraak te maken, staat hen vrij. Gelet op artikel 7:673e, tweede lid, BW is het UWV niet gehouden deze vergoeding te compenseren voor zover deze meer bedraagt dan de wettelijk verschuldigde transitievergoeding als bedoeld in en berekend overeenkomstig artikel 7:673 BW.

    Wetsverwijzing(en):

    BW art. 7:673, 7:673e

  • ECLI:NL:CRVB:2023:506 Eindewachttijdbeoordeling verzekerde in Slowakije. Dossierstudie. Het UWV hoeft voor de toepassing van de Wet WIA niet uit te gaan van de mate van arbeidsongeschiktheid die volgens de Slowaakse wetgeving is vastgesteld. Het UWV moet de regels van de Wet WIA toepassen. Het UWV hoefde in dit geval appellant niet medisch te laten onderzoeken, omdat het dossier voldoende medische gegevens bevatte om tot een zorgvuldig besluit te komen. Het UWV heeft de mate van arbeidsongeschiktheid terecht gebaseerd op de verdiencapaciteit van appellant met functies in Nederland, hoewel appellant in Slowakije woont. Vo 987/2009 artt. 27, 49, 87 Vo 883/2004 artt. 44, 46, 52 Sb art. 9