ECLI:NL:CRVB:2023:1336
Geen rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, aanhef en onder e, van de Vw 2000.
In het geval van appellant waren er voor het UWV onvoldoende aanknopingspunten, alvorens tot intrekking en terugvordering van de Wajong-uitkering over te gaan, zelfstandig onderzoek te verrichten naar een eventueel Chavez-verblijfsrecht van appellant. Inmiddels heeft de staatssecretaris op het Chavez-verzoek van 14 december 2017 afwijzend beslist en ook een tweede Chavez-verzoek is afgewezen. Appellant kan niet worden gevolgd in zijn standpunt dat in de periode in geding materieel sprake was van een Chavez-situatie, op grond waarvan sprake zou zijn geweest van rechtmatig verblijf, als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder e, van de Vw 2000. Appellant heeft zijn Chavez-aanvraag pas ingediend op 14 december 2017, dus na 8 februari 2017 (de datum per wanneer de Wajong-uitkering is ingetrokken) en ook na de periode waarover zijn Wajong-uitkering is teruggevorderd (8 februari 2017 tot en met 31 oktober 2017). In het midden kan daarbij blijven of uitspraak van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2021:2530) met zich brengt dat aan appellant vanaf 14 december 2017 uitsluitend vanwege een procedureel verblijfsrecht de uitsluitingsgrond van artikel 1a:6, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wajong niet langer kon worden tegengeworpen. Daarbij komt dat appellant vanaf 9 november 2017 gedetineerd was tot en met – in ieder geval – 15 mei 2018, zodat vanaf die datum ook de uitsluitingsgrond van artikel 1a:6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong geldt.
Wajong art. 1a:2, 1a:6, 3:18, 3:56
ECLI:NL:CRVB:2023:1408
Onderzoek in Thailand. Geen onderzoek door verzekeringsarts. Onderzoek zorgvuldig.
Het in de uitspraak van 23 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1491) neergelegde oordeel van de Raad kan niet geacht worden ook gelding te hebben in een situatie als die van appellant, woonachtig in Turkije
Op grond van artikel 23 van het Administratief Akkoord wordt het medisch onderzoek in het kader van de Wet WIA van verzekerden die in Turkije wonen, op verzoek van het UWV uitgevoerd door het Turkse uitvoeringsorgaan voor sociale verzekering. Op grond van artikel 24 maakt het UWV in dat geval gebruik van de geneeskundige rapporten die door het Turkse uitvoeringsorgaan worden verstrekt. Dit brengt met zich dat in deze gevallen het medisch onderzoek wordt uitgevoerd door in Turkije werkzame artsen, die niet de status van een in Nederland geregistreerd verzekeringsarts hebben. Vervolgens maakt een verzekeringsarts van het UWV op grond van het uit Turkije ontvangen medische onderzoeksverslag in het zogenoemde TH213-formulier, een beoordeling van de lichamelijke en psychische beperkingen van de verzekerde, die hij neerlegt in een FML. Deze primaire beoordeling, die is gebaseerd op en uitgevoerd volgens voornoemde regelgeving, is een andere situatie dan waarvan sprake is in de door appellant aangehaalde uitspraak van 23 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1491). Daarom is er geen reden voor een fysiek onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep vanwege het enkele feit dat appellant in de primaire fase niet is onderzocht door een verzekeringsarts.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 3
ECLI:NL:CRVB:2023:1356
Deskundige Raad. Vrijheid onderzoek zelf in te richten.
Koerselman heeft, naar aanleiding van het verzoek van de Raad om een neuropsychologisch onderzoek en een IQ-onderzoek te verrichten, gesteld dat hij het recht heeft om zijn onderzoek zelf in te richten, voor zover hij daarmee blijft binnen de grenzen van wat op zijn vakgebied algemeen aanvaard is. Koerselman heeft het standpunt ingenomen dat er geen indicatie is voor het verrichten van een nader neuropsychologisch onderzoek en dat hij geen enkele indicatie ziet voor een IQ-onderzoek. De Raad acht het onderzoek van deskundige Koerselman voldoende zorgvuldig en zijn conclusies zijn voldoende onderbouwd. Dat geldt ook voor zijn motivering om af te zien van neuropsychologisch onderzoek en onderzoek naar het IQ.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 4
ECLI:NL:CRVB:2023:1423
Verzoek herbeoordeling werkgever. Bijzonder geval.
De Raad volgt de rechtbank niet in het oordeel dat de omstandigheid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 24 februari 2021 heeft geconcludeerd dat de volledige arbeidsongeschiktheid per 14 november 2017 tevens duurzaam was, een omstandigheid is die moet leiden tot de conclusie dat sprake is van een bijzonder geval als genoemd in artikel 64, elfde lid, van de Wet WIA. De strekking van dit artikelonderdeel is immers juist dat, ook al is het recht ontstaan op een eerder moment, dit niet eerder kan ingaan dan 52 weken voor het verzoek om herbeoordeling.
Wet WIA art. 64 lid 11, 64 lid 12