ECLI:NL:CRVB:2022:879
Beroepen tegen uitblijven besluiten terecht niet-ontvankelijk verklaard. Besluiten al genomen. Met gedrag kenbaar maken langs elektronische weg bereikbaar te zijn. Bekendmaking besluiten.
Awb art. 2:14 lid 1, 3:41 lid 1, 4:17, 4:18, 6:2, 6:12, 8:55c
De rechtbank heeft de beroepen tegen het uitblijven van besluiten op aanvragen en bezwaarschriften niet-ontvankelijk verklaard, omdat de besluiten al genomen waren op het moment dat appellant het beroep instelde. Weliswaar blijkt niet van een expliciete toestemming van appellant tot het verzenden van stukken (waaronder besluiten) via e-mail, maar hij heeft met zijn gedrag wel kenbaar gemaakt langs elektronische weg bereikbaar te zijn, ook voor het ontvangen van besluiten. Appellant heeft ook niet ontkend de besluiten per e-mail te hebben ontvangen. Daarmee wordt vastgesteld dat bekendmaking heeft plaatsgevonden, en de besluiten in werking zijn getreden. De beroepen tegen het uitblijven van besluiten zijn dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.
ECLI:NL:CRVB:2022:852
Aanvraag WIA. Bewijslast.
Awb art. 4:2
Op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Op grond van de Wet WIA en de daarop gebaseerde regelgeving liggen het verzekeringsgeneeskundig en het arbeidskundig onderzoek naar aanleiding van een WIA-aanvraag evenwel volledig in handen van het UWV. Dit betekent dat de resultaten van deze onderzoeken niet vallen onder de aanvraaggegevens, bedoeld in artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, en dat het UWV in zoverre de bewijslast draagt. De rechtbank heeft op zichzelf beschouwd dus ten onrechte overwogen dat het in geval van een WIA-aanvraag aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die moeten leiden tot inwilliging van die aanvraag.
ECLI:NL:CRVB:2022:841
Procesbelang. Pensioen(premie).
Awb art. 8:1
Op grond van vaste rechtspraak (zie ECLI:NL:CRVB:2015:1669) wordt procesbelang ook aangenomen indien de betrokkene stelt dat het bestreden besluit een rechtstreeks feitelijk gevolg heeft waarvan hij in een andere rechtsverhouding nadeel zal ondervinden en de in de voorliggende zaak op bestuursrechtelijke gronden te nemen beslissing voor het al dan niet intreden van dit gevolg beslissend is. Nu de vaststelling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op een datum gelegen in de werkzame periode van appellant rechtstreeks gevolg kan hebben voor de door appellant te betalen pensioenpremie dan wel zijn pensioen en niet in geschil is dat het oordeel over de eerste arbeidsongeschiktheidsdag in de huidige procedure voor de hoogte van die premie een bepalende factor is, heeft appellant voldoende procesbelang bij de beoordeling van zijn hoger beroep.
ECLI:NL:CRVB:2022:791
Misbruik van recht. Misbruik gemaakt van bevoegdheid om bezwaar te maken.
BW art. 3:13 lid 1, 3:15
Nadat de Raad in zijn uitspraak van 8 juli 1993 had geoordeeld dat het ontslagbesluit niet onrechtmatig is, heeft appellant herhaaldelijk verzocht om vergoeding van de door hem in verband met het verlies van zijn werk geleden schade. Over de afwijzing van deze verzoeken heeft hij herhaaldelijk geprocedeerd tot aan de Raad.
Op 10 april 2019 heeft appellant andermaal een verzoek om schadevergoeding ingediend zonder daarbij nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te noemen. Daarmee ligt opnieuw de rechtsvraag voor die al keer op keer door de Raad is beantwoord. Dit betekent dat het appellant met het instellen van bezwaar niet daadwerkelijk te doen kan zijn om het verkrijgen van duidelijkheid over zijn rechtspositie, want die duidelijkheid is er al vele jaren. Het ontbreekt dan ook aan een reëel, in de zin van nog niet beslecht, geschilpunt in de rechtsverhouding tussen appellant en het college. Hieruit volgt dat appellant de bevoegdheid om bezwaar te maken zodanig evident heeft aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven, dat het aanwenden van die bevoegdheid blijk geeft van kwade trouw. Hij heeft hiermee misbruik gemaakt van zijn bevoegdheid om bezwaar te maken.
ECLI:NL:CRVB:2022:873
Beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht.
BW art. 3:13 lid 1, 3:15
Appellant heeft beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht voor een Wob-procedure bij de rechtbank. In de Wob-procedure heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht. De Raad is van oordeel dat appellant ook de bevoegdheid om een aanvraag om bijzondere bijstand in te dienen voor de kosten van griffierecht in de Wob-procedure heeft gebruikt zonder redelijk doel of met een ander doel dan waartoe zij gegeven is, zodanig dat het aanwenden van die bevoegdheid blijk geeft van kwade trouw.
ECLI:NL:CRVB:2022:876
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens misbruik van recht.
BW art. 3:13 lid 1, 3:15
Appellant heeft de bevoegdheid om een aanvraag om bijzondere bijstand in te dienen voor de kosten van griffierecht in voornoemde procedure gebruikt zonder redelijk doel of met een ander doel dan waartoe zij gegeven is, zodanig dat het aanwenden van die bevoegdheid blijk geeft van kwade trouw. Daarom heeft appellant misbruik gemaakt van een wettelijke bevoegdheid. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het enkele gegeven dat het beroep op betalingsonmacht op voorhand is gehonoreerd door de griffier van de rechtbank betekent niet dat appellant het nagestreefde resultaat (te weten: bijzondere bijstand voor griffierecht) niet meer kon bereiken. De rechtbank kon het beroep op betalingsonmacht immers nog (definitief) afwijzen.
ECLI:NL:CRVB:2022:880
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens misbruik van recht. Vooronderstelde misbruikintentie.
BW art. 3:13 lid 1, 3:15
Het dagelijks bestuur heeft 26 bezwaren van appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten en het beroep niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht. De civiele rechter heeft appellant verboden om meer dan twee keer per maand contact met de ISD te zoeken. Uit de processtukken blijkt dat eiser zich stelselmatig niet houdt aan voormeld verbod. In eerdere procedures is misbruik van recht vastgesteld. Appellant heeft dit niet weersproken. Hiervan uitgaande kan de misbruikintentie van appellant worden voorondersteld. Gelet hierop kan bij de beoordeling of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant in de voorliggende gevallen de bevoegdheid om een geschrift bij het college in te dienen heeft misbruikt, worden aangenomen dat dit het geval is, tenzij aannemelijk is dat een concreet en valide belang bij het indienen hiervan bestaat. Appellant hoeft niet met bewijsstukken aan te tonen dat in de betreffende maand slechts twee aanvragen door hem zijn gedaan.
ECLI:NL:CRVB:2022:828.
Beroep op uitspraak van de Afdeling over evenredigheidsbeginsel. Bepaling van dwingend recht.
WAO art. 43a
Ter zitting heeft appellante verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285). De Raad ziet geen aanleiding voor een ander oordeel. Het beoordelingskader van genoemde uitspraak ziet op de uitoefening van bestuursbevoegdheden met beleidsruimte. Aangezien artikel 43a van de WAO een bepaling van dwingend recht is, is van zo'n bestuursbevoegdheid in dit geval geen sprake. Bij de rechterlijke benoeming van een deskundige gaat het niet om de uitoefening van een bevoegdheid zoals in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak bedoeld is. De benoeming van de deskundige dient ter vaststelling van de feiten, namelijk de vaststelling of de medische beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak al dan niet zijn toegenomen gedurende de periode van vijf jaar.