Vanaf het moment dat de dagvaarding in het register staat, heeft een (andere) rechtspersoon als bedoeld in artikel 3:305a Burgerlijk Wetboek drie maanden de tijd om een collectieve vordering in te stellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen als waarop de collectieve vordering betrekking heeft (artikel 1018d Rv).
Indien u een collectieve vordering wilt instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen en uw collectieve actie over gelijksoortige feitelijke en rechtsvragen gaat (artikel 1018d lid 1) volgt u hetzelfde proces als hierboven beschreven voor de eerste belangenbehartiger. In uw mail aan het LDCR geeft u hierbij tevens aan dat u niet de eerste belangenbehartiger bent die zich meldt.
Voor de rechtspersoon die een collectieve vordering instelt voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen als waarvoor reeds een vordering is ingesteld, is het aantekenen van de dagvaarding in het register geen ontvankelijkheidscriterium. Het wordt echter zeer aanbevolen dit wel te doen zodat voor het publiek voldoende zicht is op de belangen die reeds worden behartigd.