ECLI:NL:CRVB:2019:2036
Maatregel. Verlaging bijstand. Twee maal drie maanden aaneengesloten volledige bijstand ingehouden. Bijzondere omstandigheden. Niet meewerken aangeboden voorziening. Maatwerk.
PW art. 9 lid 1, 18 lid 4, 18 lid 10
De herhaalde recidive, in die zin dat appellant heeft volhard in de weigering gebruik te maken van een passend en concreet gemaakt traject, leidt tot een verlaging van de volledige bijstand gedurende twee maal drie maanden aaneengesloten. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die tot afstemmen van de maatregel leiden.
ECLI:NL:CRVB:2019:1916
Afgewezen verzoek tot uitbetaling van de op de bijstand in mindering gebrachte alleenstaande ouder korting, waarop beslag was gelegd. Middelen. Beschikken over. Geen bijstand voor schulden.
WWB art. 11 lid 1, 13 lid 1 onder g, 19 lid 1, 31 lid 1, 32 lid 1, 45 lid 1; Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering art. 475d
Op de bijstand heeft het college terecht de aan appellante toekomende alleenstaande ouder korting in mindering gebracht, ook al was daarop beslag gelegd.
ECLI:NL:CRVB:2019:1785
Toestemming uitoefenen schilderhobby. Voldoen aan voorwaarden. Bezit van met eigen geld aangeschafte voertuigen. Rechtszekerheid.
PW art. 17 lid 1, 54 lid 3, 58 lid 1
- Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat de schilderactiviteiten van betrokkene in de te beoordelen periode verder strekten dan waarvoor hem toestemming is verleend. Het kan betrokkene niet worden tegengeworpen dat hij gevraagde gegevens niet heeft verstrekt nu het college deze gegevens bij de eerdere besluitvorming niet van belang heeft geacht.
-Er is geen sprake van voor de bijstand relevante vermogensmutatie indien met eigen geld aangeschafte voertuigen worden verkocht voor een bedrag dat niet veel hoger was dan de aanschafwaarde.
-Uit een oogpunt van rechtszekerheid valt niet te aanvaarden dat van een eenmaal genomen beslissing, waarbij alle voor de beslissing relevante feiten bekend waren of bekend konden zijn, met terugwerkende kracht ten nadele van de betrokkene wordt teruggekomen.
ECLI:NL:CRVB:2019:1942
Vrijgelaten bezitting in natura. Vermogen. Verkoop auto.Vervangingsvermoeden. Geen schending inlichtingenverplichting. Wel medewerkingsverplichting aan nader vermogensonderzoek.
PW art. 17 lid 1, 34 lid 2
De verkoopopbrengst van een vrijgelaten bezitting is in beginsel niet aan te merken als een bezitting waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken en waarvan uit eigen beweging melding moet worden gemaakt.
ECLI:NL:CRVB:2019:1949
Aantreffen geldbedrag. Geen verklaring over de herkomst. Recht niet vast te stellen. Schending inlichtingenverplichting.
PW art. 17 lid 1, 54 lid 3, 58 lid 1
Appellanten hadden, gelet op de gevolgen voor hun vermogensvaststelling, melding moeten maken van het bezit van een contant geldbedrag, ook al valt dit bedrag onder de vermogensgrens.
ECLI:NL:CRVB:2019:1810
Toepassing kostendelersnorm. Ingeschreven zoon. Daadwerkelijk wonen op uitkeringsadres.
PW art. 19a, 22a
Op basis van het door appellante ingezonden "wijzigingsformulier medebewoner" en de inschrijving van haar zoon in het BRP op haar adres, kon het college er van uitgaan dat de zoon daadwerkelijk op het uitkeringsadres bij appellante woonachtig was.
ECLI:NL:CRVB:2019:1958
Afgewezen aanvraag. Vermogen boven de grens. Saldo op spaarrekening. Niet aan te merken als lijfrente. Uitgestelde ingangsdatum.
PW art. 31 lid 1, 31 lid 8 aanhef onder b, 34 lid 1 aanhef onder a, 34 lid 3 aanhef onder a; Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw
Omdat de lijfrente binnen een periode van vijf jaar voor de aanvang van de op 26 april 2016 aangevraagde bijstand is uitgesteld, had het college geen aanleiding de lijfrente buiten de vermogensvaststelling te laten.
ECLI:NL:CRVB:2019:1938
Afgewezen aanvraag bijzondere bijstand. Extra kosten bewassing en kleding. Medewerkingsverplichting. Verwijzing naar medisch advies bij Wmo aanvragen.
PW art. 35 lid 1
Door niet mee te werken aan een medisch onderzoek heeft appellante niet voldaan aan de op haar rustende bewijslast in verband met haar aanvraag om bijzondere bijstand voor extra kosten van bewassing en kleding. Appellante kon in dit geval niet volstaan met verwijzen naar een in het kader van haar aanvragen om een Wmo-voorziening uitgebracht medisch advies.
ECLI:NL:CRVB:2019:1866
Vaststellen aanvang verjaringstermijn voor nemen van besluit tot intrekking of terugvordering van bijstand. vijfjaarstermijn. Subjectief bekend zijn met bestaan van vordering.
PW art. 54 lid 3, 58 lid 1; BW art. 3:309
De bekendheid, vereist voor het aanvangen van de vijfjaarstermijn waarbinnen een besluit tot intrekking of terugvordering van bijstand dient te zijn genomen, dient subjectief te worden opgevat als een daadwerkelijke bekendheid. In dit geval is het college pas op het moment van het ontvangen van het zogeheten stamproces-verbaal van 3 mei 2011 bekend geworden met het bestaan van de vordering op appellante. Er is geen sprake van verjaring.
ECLI:NL:CRVB:2019:1906
Afgewezen aanvraag IOAW. Uitleg "bereiken" volledige uitkeringsduur WW.
IOAW art. 2 aanhef onder a, ten derde; WW art. 15, 20, 21
Het vereiste in de IOAW dat de persoon de volledige uitkeringsduur "heeft bereikt" houdt in dat de persoon gedurende de volledige uitkeringsduur op grond van artikel 15 van de WW recht heeft gehad op een WW-uitkering.
ECLI:NL:CRVB:2019:1908
Bij wijze van maatregel verlagen van IOAW-uitkering. Niet aanvaarden algemeen geaccepteerde arbeid. Bevoegdheidsgrondslag. Weigeringsregime en verlagingsregime.
IOAW art. 20 lid 1, 20 lid 2, 35 aanhef en onder a, 37 lid 1 aanhef onder c; Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Hoogezand-Sappemeer 2016
Voor het door het college genomen besluit tot verlaging van de IOAW-uitkering met 100% voor de duur van een maand op de grond dat appellant heeft nagelaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden, bestaat geen bevoegdheidsgrondslag.