ECLI:NL:CRVB:2021:3152
Geen ambtshalve toets onderzoek niet-geregistreerde verzekeringsarts. Hoorzitting niet gelijkgesteld met spreekuur
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 3
Tussenuitspraak. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1821) is de vraag of het medisch onderzoek is uitgevoerd door een geregistreerde verzekeringsarts niet van openbare orde en beoordeelt de bestuursrechter dit punt dan ook niet ambtshalve. In de primaire fase heeft geen spreekuurcontact met een geregistreerd verzekeringsarts plaatsgevonden. In de bezwaarfase heeft ook geen spreekuurcontact met een verzekeringsarts bezwaar en beroep plaatsgevonden. Appellante is wel verschenen op de hoorzitting, waaraan ook een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deelgenomen. Zoals volgt uit vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1991) kan een hoorzitting niet met (de beslotenheid van) een spreekuur worden gelijkgesteld.
ECLI:NL:CRVB:2021:3113
Ten onrechte herziening. Niet redelijkerwijs duidelijk dat geen recht op Wajong-uitkering bestond.
Wajong art. 3:18
Herziening Wajong-uitkering omdat appellante vanwege studie een financiële vergoeding van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) heeft gekregen en daarom geen recht had op een uitkering. Het is aan het UWV om aannemelijk te maken dat het appellante redelijkerwijs duidelijk was of duidelijk kon zijn dat te veel uitkering is verstrekt. In dit geval is het UWV daarin niet geslaagd. Appellante had op het aanvraagformulier de haar op dat moment bekende informatie volledig ingevuld. Het had in de rede gelegen dat het UWV navraag had gedaan op de door appellante vermelde aanvraag om tegemoetkoming. Een dergelijke navraag is niet gedaan.
ECLI:NL:CRVB:2021:2945
Loonsanctie. Mogelijk loonwaarde van 65% van het loon verdiend. Geen bevredigend resultaat.
WIA art. 25 lid 9
Doordat werkneemster kort voor het einde van de wachttijd haar uren heeft uitgebreid naar 13 uur per week, is mogelijk sprake van een loonwaarde van (precies) 65% van het loon dat zij voor haar ziekte verdiende. Desondanks is geen sprake van een bevredigend resultaat in de zin van de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter. Aan het einde van de wachttijd stond namelijk nog onvoldoende vast dat de werkhervatting van werkneemster een structureel karakter had. De wijziging van de arbeidsovereenkomst, waarbij de urenomvang definitief is teruggebracht naar 13 uur per week, is namelijk pas op 16 oktober 2018 tot stand gekomen en ging in op 1 oktober 2018, dus geruime tijd na het einde van de wachttijd. Evenmin is sprake geweest van een intensief re-integratietraject waarbij appellante al het mogelijke heeft gedaan om te komen tot werkhervatting die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werkneemster.
ECLI:NL:CRVB:2021:3031
Geen spreekuur met verzekeringsarts. Geen (afdoende) motivering verzekeringsarts bezwaar en beroep. Door UWV ter zitting gegeven motivering.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 3
Er is in de bezwaarfase geen spreekuurcontact geweest met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep bevat geen dan wel een impliciete motivering voor het afzien van een spreekuurcontact. Aan de door de gemachtigde van het UWV ter zitting gegeven motivering dat gelet op het (dossier)onderzoek van de alle aan de verzekeringsarts ter beschikking staande gegevens volgens deze gemachtigde geen spreekuurbezoek vereist was, komt geen betekenis toe. Immers, op grond van de rechtspraak van de Raad moet deze motivering afkomstig zijn van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het UWV en niet van een juridisch medewerker van het UWV.
ECLI:NL:CRVB:2021:3046
Terugvordering voorschot.
Wet WIA art. 77
Bij voorschotverlening moet uitgangspunt zijn dat een overheidsorganisatie (bestuursorgaan) de relevante omstandigheden in aanmerking neemt en dat de verlening op een zorgvuldige wijze plaatsvindt. Het UWV heeft dit in deze zaak onvoldoende gedaan. Ten tijde van toekenning van het voorschot per 16 september 2016 moest het voor het UWV duidelijk zijn dat per 26 september 2014 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 55, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA. Daarbij had het UWV zich moeten realiseren dat gelet op die datum de kans aanmerkelijk was dat de duur van de loongerelateerde uitkering inmiddels zou zijn verstreken en appellante in ieder geval niet meer voor een WIA-uitkering met een hoogte in dezelfde orde van grootte als het voorschot in aanmerking zou komen terwijl de kans dat appellante voor een WW-uitkering in aanmerking zou komen onwaarschijnlijk zou zijn. Hier komt nog bij dat het UWV buiten toedoen van appellante niet voortvarend op haar aanvraag heeft beslist en pas in januari 2017 de toekenningsbesluiten heeft genomen, waardoor het terug te vorderen bedrag (nog) hoger is geworden en deels is gebruteerd.
ECLI:NL:CRVB:2021:3047
Loonsanctie. Eerste en tweede spoor. Zelfstandige organisatie.
Wet WIA art. 25 lid 9, 65; Beleidsregels beoordelingskader poortwachter
De rechtbank moet voor de toepassing van de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter worden aangemerkt als een zelfstandige organisatie. Appellant wordt gevolgd in zijn standpunt dat de re-integratie-inspanningen binnen de eigen rechtbank als activiteiten in het eerste spoor zijn aan te merken en de re-integratie-inspanningen daarbuiten als activiteiten in het tweede spoor.