ECLI:NL:CRVB:2019:2818
Verhouding tussen besluitvorming op grond van de Wet BRP en de PW. Niet zorgvuldige, ongemotiveerde besluitvorming over intrekken, terugvorderen en boete. Wonen op uitkeringsadres. Opschortingsbesluit BRP. Nader onderzoek. Opdracht tot nemen nieuwe beslissingen op bezwaar geldt niet voor de boete. Boete wordt herroepen.
PW art. 17 lid 1, 54 lid 3, 58 lid 1; Awb art. 8:72a
College heeft met het opschortingsbesluit, dat is genomen op grond van de Basisregistratie Personen, en de daaraan ten grondslag liggende feiten onvoldoende onderbouwd dat appellante niet op het door haar opgegeven woonadres woont. Het geven van een opdracht een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen het boetebesluit verdraagt zich in deze situatie niet met het bepaalde in artikel 8:72a van de Awb. De Raad zal daarom het boetebesluit herroepen.
ECLI:NL:CRVB:2019:2999
Geen schending medewerkingsverplichting. Uitdrukkelijke mondelinge toestemming voor huisbezoek. Weigering formulier huisbezoek te ondertekenen. Informed consent op andere wijze vast te leggen.
PW art. 17 lid 2, EVRM art. 8 lid 1
Bij een uitdrukkelijk mondeling verleende toestemming voor een huisbezoek is ondertekening van het formulier huisbezoek niet noodzakelijk. De ondertekening van dit formulier dient slechts om de bewijspositie van het college te versterken, maar niet om het huisbezoek mogelijk te maken. Ook is ondertekening van het formulier huisbezoek niet nodig om uit het huisbezoek verkregen bewijs aan de besluitvorming ten grondslag te mogen leggen. De informed consent kan ook op andere wijze kan worden vastgelegd, bijvoorbeeld in een door de betrokken medewerkers opgemaakt verslag.
ECLI:NL:CRVB:2019:2891
Geen afstemming bij de uit de omgangsregeling voortkomende verblijfskosten voor zoon.
PW art. 18 lid 1
De verblijfskosten van de zoon van appellant betreffen periodieke algemene kosten van bestaan die ten laste komen van de verzorgende ouder, in dit geval de ex-partner van appellant. Ook de omstandigheid dat de ex-partner niet bereid zou zijn om de verblijfskosten te dragen, kan niet tot bijstandsverlening leiden. Dit is een kwestie die de ex-partners zelf dienen op te lossen en maakt niet dat sprake is van een zeer bijzondere situatie die tot afstemming van de bijstand van appellant noopt. Van appellant mag worden verwacht dat hij van zijn ex-partner een bijdrage vraagt in de verblijfskosten van zijn zoon.
ECLI:NL:CRVB:2019:3052
Boete. Normale verwijtbaarheid. Recidive. Verhoging benadelingsbedrag. Aflossen naar draagkracht. Verlenging maximale aflossingstermijn. Redelijke beleidstoepassing.
PW art. 18a lid 5
In verband met recidive is de hoogte van de boete vastgesteld op 150% van het benadelingsbedrag. Het college is binnen de grenzen van de redelijke beleidstoepassing gebleven door de maximale aflossingstermijn bij normale verwijtbaarheid ten aanzien van de schending van de inlichtingenverplichting te verlengen tot achttien maanden.
Bij een ander oordeel zou aan de beoogde extra bestraffing die passend en geboden is voor het plegen van een herhaalde overtreding, gedeeltelijk geen betekenis meer toekomen.
ECLI:NL:CRVB:2019:3000
Schending inlichtingenverplichting. Niet bij college gemeld vermogen. Mede-eigenaar van woning in verhuurde staat. Vaststelling omvang vermogen. Waarde in economisch verkeer bij vrije oplevering. (Redelijkerwijs) beschikken.
PW art. 34 lid 1 onder a
De waarde van de woning in verhuurde staat wordt vastgesteld aan de hand van de waarde bij vrije oplevering.
-Dat de Afdeling Schulddienstverlening van de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente in het kader van een schuldbemiddelingstraject al bekend was met de omstandigheid dat appellante onroerende zaken bezit, ontslaat appellante niet van de verplichting om bij de aanvraag om bijstand te melden dat zij mede-eigenaar is van een woning en volkstuinpercelen.
-Het standpunt van appellante dat het college ten onrechte is uitgegaan van de waarde van de woning bij vrije oplevering slaagt niet. De tekst en de bewoordingen van artikel 34, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB en de PW zijn helder en laten geen ruimte voor misverstand. Ook in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 34 van de WWB zijn geen aanknopingspunten te vinden om uit te gaan van een andere waarde dan de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering.
-Het betoog dat het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering en de waarde in verhuurde staat als een op de woning drukkende schuld moet worden aangemerkt en daarom op de waarde van de woning in mindering moet worden gebracht, wordt niet gevolgd. Huur is immers een persoonlijk recht en geen zakelijk recht.
-Het enkele feit dat de woning is verhuurd maakt niet dat appellante in de te beoordelen periode niet (redelijkerwijs) over de woning kon beschikken.
ECLI:NL:CRVB:2019:3050
Nieuwe besluit ter uitvoering van de uitspraak van de Raad. Gebrek is niet hersteld. Herroepen besluiten.
Awb art. 7:12; PW art. 17 lid 1, 34
Het college heeft nader onderzoek verricht ter uitvoering van de uitspraak van de Raad, waarbij de beslissing op bezwaar is vernietigd in verband met onrechtmatig verkregen bewijs ten aanzien van het bezit van een woning in Turkije. Uit de gegevens van het nieuwe onderzoek kan woningbezit in de te beoordelen periode niet worden afgeleid. Het gebrek in de besluitvorming is derhalve niet hersteld. Nu het college heeft aangegeven alleen bij onduidelijkheden nog onderzoek te doen, ziet de Raad aanleiding de besluiten te herroepen.