ECLI:NL:CRVB:2021:444
Datum in geding. Herbeoordeling tijdens LGU.
WIA art. 5
Het incidenteel hoger beroep van het UWV over de datum in geding slaagt. In de besluiten van het UWV komt duidelijk naar voren dat appellant met ingang van 24 oktober 2017 meer arbeidsgeschikt wordt geacht dan voorheen en dat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum 12,02% is. Vermeld is dat appellant de loongerelateerde uitkering ontvangt tot en met 25 september 2018 op grond van artikel 56 van de Wet WIA. Het UWV wordt gevolgd in het standpunt dat uitgegaan moet worden van de datum die wordt genoemd in het besluit, 24 oktober 2017. In plaats van 25 oktober 2017 is 24 oktober 2017 de datum in geding voor de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Appellant wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat naast de datum 24 oktober 2017 ook de einddatum van de loongerelateerde WGA-uitkering, 25 september 2018, als datum in geding heeft te gelden.
ECLI:NL:CRVB:2021:462
Loonsanctie. Eigen inschatting appellante over mogelijkheden spoor 2.
WIA art. 25
De rechtbank heeft het UWV terecht gevolgd in het standpunt dat appellante zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. De eigen inschatting van appellante van de mogelijkheden in het tweede spoor is in beginsel onvoldoende voor het achterwege laten van re-integratie-inspanningen. Externe onderbouwing, al dan niet in de vorm van een arbeidskundig onderzoek, mocht in dit geval van appellante verlangd worden om te staven dat die eigen inschatting om geen re-integratie-activiteiten te ontplooien, inderdaad juist was.
ECLI:NL:CRVB:2021:485
Verhoging mate van arbeidsongeschiktheid over afgesloten perioden in
verleden. Geen nieuwe uitlooptermijn.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 5
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat het bijduiden van functies met een andere SBC-code dan de oorspronkelijk geduide functies in een situatie als de onderhavige rechtens toelaatbaar is. Hierbij is van belang dat appellant in 2017 heeft verzocht om herziening van zijn uitkering over een in het verleden liggende periode in 2015. Appellant is met terugwerkende kracht over de periode van 26 maart 2015 tot 26 juli 2015 (tijdelijk) volledig arbeidsongeschikt bevonden, waarna hij per 26 juli 2015 weer in dezelfde toestand is komen te verkeren als voor de aanvang van de tijdelijke toename. In een dergelijke situatie is geen nieuwe uitlooptermijn aangewezen.
ECLI:NL:CRVB:2021:355
Beheersing Nederlandse taal. Fictie geldt voor laagste opleidingsniveau.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 9; Regeling nadere invulling algemeen gebruikelijke bekwaamheden
Wat betreft de beroepsgrond dat de functie van productiemedewerker papier, karton, drukkerij (SBC-code 111174) niet geschikt is wegens het ontbreken van Nederlandse lees- en spreekvaardigheid wordt verwezen naar artikel 9, aanhef en onder a van het Schattingsbesluit. In dit artikel is bepaald dat onder bekwaamheden die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven ten minste wordt verstaan mondelinge beheersing van de Nederlandse taal. In de Regeling nadere invulling algemeen gebruikelijke bekwaamheden van 15 september 2004 (Stcrt. 2004,182) is vastgelegd dat onder mondelinge beheersing van de Nederlandse taal als bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van het Schattingsbesluit wordt verstaan: het verstaan en spreken van de Nederlandse taal voor zover dit nodig is bij functies waarvoor geen opleiding dan wel een opleidingsniveau tot afgerond basisonderwijs vereist is. Blijkens de toelichting is dit het laagste opleidingsniveau in het CBBS.
ECLI:NL:CRVB:2021:556
Knielen of hurken. Beperkende toelichting. Signalering.
ZW art. 19aa
Appellant wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat bij item 4.22 ten onrechte een normaalwaarde is gehanteerd. Uit de toelichting bij item 4.22 in het CBBS volgt dat een verzekeringsarts bij het beoordelingspunt knielen of hurken een zogenaamde beperkende toelichting kan geven. Volgens het CBBS betekent dit dat de toelichting bij de normaalwaarde betrekking kan hebben op waarden onder en boven de normaalwaarde. Een dergelijke toelichting resulteert altijd in een signalering voor de waarden waarop dit beoordelingspunt betrekking heeft. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft overtuigend gemotiveerd dat het voor de beoordeling van de passendheid van de belasting in de functie niet uitmaakt of een normaalwaarde wordt gescoord met een toelichting of dat een beperking wordt vastgesteld met dezelfde toelichting. In beide gevallen is het de specifieke taak van een arbeidsdeskundige om de signalering van een juiste motivering te voorzien en toe te lichten waarom geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid op dat item.
ECLI:NL:CRVB:2021:550
Tijdelijke uitbreiding van uren. Geen ziekengeld.
ZW art. 29 lid 2
Betrokkene heeft in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof van een collega extra werkzaamheden verricht en dit is vastgelegd in een document met het opschrift “wijzigingsformulier". Naar aanleiding van een ziekmelding van betrokkene heeft het UWV geen ZW-uitkering toegekend omdat geen sprake is van beëindiging van een arbeidsovereenkomst. De Raad volgt dit standpunt. Voor de extra uren die betrokkene heeft gewerkt ter vervanging van zijn collega, kan niet worden gesproken van een afzonderlijke arbeidsovereenkomst, maar moet worden uitgegaan van een tijdelijke wijziging in de bestaande overeenkomst. Er is geen sprake van een situatie, vergelijkbaar met die in de uitspraak van 18 augustus 2016,
ECLI:NL:CRVB:2016:3109.
ECLI:NL:CRVB:2021:424
No-riskpolis.
Uitbreiding met doelgroep banenafspraak.
ZW art. 29b
Per 1 januari 2016 is de doelgroep van de no-riskpolis in het kader van de ZW uitgebreid met personen die tot de doelgroep van de banenafspraak behoren. De no-risk bepaling moet zo worden uitgelegd, dat aan twee voorwaarden moet zijn voldaan (ondersteuning door het college van burgemeester en wethouders bij de arbeidsinschakeling en het niet in staat zijn tot het verdienen van het minimumloon). Partijen zijn het erover eens dat aan de eerste voorwaarde is voldaan. Naar het oordeel van de Raad heeft het UWV via het rapport van de arbeidsdeskundige kenbaar en overtuigend gemotiveerd dat ex-werknemer geacht moet worden in staat te zijn het minimumloon te verdienen. Daarmee is niet voldaan aan de tweede voorwaarde van de no-riskbepaling. Gelet hierop bestond geen recht op ziekengeld voor ex-werknemer.
ECLI:NL:CRVB:2021:527
Herhaalde aanvraag Wajong 1998. Wijziging van recht. Wajong 2015.
Wajong
art.
1a:1,
3:21
Appellant heeft in 2015 verzocht om terug te komen van een eerdere weigering van een Wajong 1998-uitkering. Voor het verleden en de toekomst wordt geen reden gezien voor een ander besluit. Wat betreft de regeling voor toegenomen arbeidsongeschiktheid is artikel 3:21, eerste lid en onder b, van de Wajong op appellant van toepassing is gebleven. Er is sprake van een relevante wijziging van het recht zodat de aanvraag in verband met toegenomen arbeidsongeschiktheid tevens te worden aangemerkt als een onder de Wajong 2015 gedane aanvraag om toepassing van artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong.
ECLI:NL:CRVB:2021:535
Toerekenen handelen of nalaten belangenbehartiger. Wetenschap en kennisniveau.
Wajong art. 2:43, 2:44, 2:58;
Beleidsregels schorsing, opschorting, herziening en intrekking uitkeringen 2006 art. 3
Naar vaste rechtspraak, bijvoorbeeld de uitspraak van 27 oktober 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3760), wordt het handelen of nalaten van een belangenbehartiger in beginsel toegerekend aan degene die zijn zaken door die persoon laat waarnemen. Bij de vraag of het belang van de inlichtingen voor de vaststelling van het recht op uitkering redelijkerwijs duidelijk is, wordt aangesloten bij de wetenschap en het kennisniveau van degene die zich als belangenhartiger heeft gepresenteerd. Gelet op de gedingstukken heeft de moeder van betrokkene destijds zijn belangen behartigd en niet gebleken is dat haar wetenschap en kennisniveau onvoldoende was. Er is sprake van het niet nakomen van de inlichtingenplicht. Het UWV heeft op juiste wijze toepassing gegeven aan zijn Beleidsregel door de Wajong-uitkering van betrokkene met terugwerkende kracht te herzien.