ECLI:NL:CRVB:2019:2221
Afgewezen verzoek om vrijstelling betaling griffierecht. Uitkeringsspecificatie waarop is vermeld dat vakantiegeld aan deurwaarder wordt overgemaakt is een besluit. Beoordeling beslag op vakantiegeld.
Awb art. 1:3; Wet op de rechtsbijstand art. 7b
Er staat geen rechtsregel aan in de weg dat de griffier in het kader van een verzoek om vrijstelling griffierecht om een recente uitkerings- of salarisspecificatie vraagt en dat het verzoek wordt afgewezen als de rechtzoekende niet aan dat verzoek voldoet. De uitkeringsspecificatie waarop is vermeld dat het vakantiegeld in verband met het beslag aan de deurwaarder wordt betaald, is gericht op rechtsgevolg en in die zin een besluit. Het vakantiegeld was geheel voor beslag vatbaar.
ECLI:NL:CRVB:2019:2470
Verstrekken van looncompensatie door de SVB, vaste gedragslijn.
Awb art. 1:3, Rlz art. 5.23 lid 6
Het verstrekken van looncompensatie aan de Wlz-pgb-houder in verband met ziekte van een zorgverlener is een besluit. Dit besluit wordt niet genormeerd door een algemeen verbindend voorschrift, zodat sprake is van de uitoefening van een discretionaire bevoegdheid. De uitoefening hiervan wordt genormeerd door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De SVB heeft hierbij veel ruimte voor het voeren van beleid. De vaste gedragslijn van de SVB over het verstrekken van looncompensatie is aan te merken als een invulling van deze beleidsruimte.
ECLI:NL:CRVB:2019:2218
Geen deugdelijke feitelijke grondslag voor intrekking bijstand. De beweerdelijk bij rechtbank gedane mededeling is niet opgenomen in proces verbaal.
Awb art. 3:2, 7:12; PW art. 34
Het nadere besluit, waarmee de bijstand is ingetrokken, berust niet op een voldoende feitelijke grondslag nu dit ziet op een door appellant betwiste mededeling zoals die is vermeld in de aangevallen uitspraak, maar niet is opgenomen in het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank. Hieruit volgt dat dit nadere besluit niet is gebaseerd op een deugdelijke feitelijke grondslag.
ECLI:NL:CRVB:2019:2122
Te laat bezwaar. Bekendmaking besluit per e-mail. Aanvang bezwaartermijn. Bewijslastverdeling.
Awb art. 3:41 lid 1, 2:14 lid 1, 2:17 lid 1, 6:7, 6:8, 6:11
Uit de tekst van de melding van Outlook blijkt dat het bericht van het college is doorgestuurd naar het e-mailadres van appellanten. Het college heeft met dit bericht van Outlook aannemelijk gemaakt dat het e-mailbericht een systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt waarvoor de overheidsorganisatie (bestuursorgaan) geen verantwoordelijkheid draagt. Het was dan ook aan appellanten te onderzoeken waarom het e-mailbericht hen niet heeft bereikt.
ECLI:NL:CRVB:2019:2437
Te laat bezwaar. Bekendmaking besluit. Verblijf in Penitentiaire inrichting. Inschrijving BRP.
Awb art. 3:41, 6:7, 6:8; Wet BRP art. 2.39, 2.40
Ook bij verblijf in een penitentiaire inrichting rust de verantwoordelijkheid van een juiste inschrijving in de basisregistratie personen op de gedetineerde zelf. Dit betekent dat het college het besluit naar het in de basisregistratie personen opgenomen adres van appellant heeft kunnen sturen terwijl het college van de detentie van appellant op de hoogte was.
ECLI:NL:CRVB:2019:2320
Niet tijdig beslissen. Tot besluitvorming manen. Voorwaarden ingebrekestelling. Dwangsom.
Awb art. 4:17 lid 3
De vermelding van het woord "herinnering" en de woorden "tot op heden heb ik geen beslissing op bezwaar ontvangen" op stukken die verband houden met de aanvragen om bijzondere bijstand dan wel met de bezwaren tegen de afwijzingen daarvan, zijn niet als een ingebrekestelling aan te merken.
ECLI:NL:CRVB:2019:2262
Verrekening kostenvergoeding voor bezwaarprocedure met onverschuldigd betaalde nabestaandenuitkering en ouderdomspensioen toegestaan.
Awb art. 4:93; AOW art. 24a; ANW art. 54
De SVB kan een opgelegde bestuurlijke boete op grond van artikel 45 van de ANW en artikel 17i van de AOW verrekenen met (onder meer) een uitkering op grond van de ANW en de AOW. Bij Wet van 19 juni 2013 tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2013), in werking getreden op 1 juli 2013, is in artikel 45 van de ANW en in artikel 17i van de AOW een tweede lid opgenomen, waarin is bepaald dat, onverminderd het eerste lid, appellant de bestuurlijke boete kan verrekenen met een vordering die degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, op hem heeft. Artikel 45 van de ANW en artikel 17i van de AOW zijn in respectievelijk artikel 54 van de ANW en 24a van de AOW van overeenkomstige toepassing verklaard op beslissingen inzake terugvordering van onverschuldigd betaalde ANW en AOW-uitkering. Dit betekent dat voor verrekening van onder meer een verschuldigde kostenvergoeding met een vordering uit hoofde van onverschuldigd betaalde ANW en AOW-uitkering een wettelijke grondslag aanwezig is.
ECLI:NL:CRVB:2019:2304
Niet verschijnen op uitnodiging voor gesprek. Regelmatige aanbieding van brief. Kennisnemen. In ontvangst nemen van brief door vijftienjarige dochter.
Awb art. 6:8
De omstandigheid dat de vijftienjarige dochter van betrokkene heeft getekend voor de ontvangst van de brief met de uitnodiging voor een gesprek betekent niet dat betrokkene geen kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de brief.
ECLI:NL:CRVB:2019:2214
Niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
Awb art. 6:11
Appellant kan niet gevolgd worden in zijn standpunt dat het college het bestreden besluit niet had mogen verzenden op de datum waarop hij na een daartoe verkregen verlof van het college met vakantie zou gaan. Naar vaste rechtspraak geeft de bekendheid van een overheidsorganisatie (bestuursorgaan) met langdurige afwezigheid van een betrokkene in het algemeen geen rechtsplicht om niet over te gaan tot bekendmaking van een besluit aan die betrokkene. De Raad ziet geen reden te oordelen dat dit uitgangspunt hier niet van toepassing is. De omstandigheid dat het besluit al drie weken voor de verzenddatum was genomen, rechtvaardigt niet de conclusie dat het college het tijdstip van verzending zo heeft uitgekozen dat er een gerede kans zou zijn dat appellant geen of niet tijdig kennis zou krijgen van het bestreden besluit. Appellant heeft de handelwijze van het college misleidend en in strijd met de rechtszekerheid genoemd, omdat hij nog maar kort tevoren van de zijde van het college een (ander) besluit had ontvangen dat zowel per aangetekende post, per gewone post als per e‑mail naar hem was gestuurd. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het is niet onaanvaardbaar dat een overheidsorganisatie (bestuursorgaan) de wijze van verzending van belangrijke brieven door de omstandigheden van het geval laat bepalen.
ECLI:NL:CRVB:2019:2430
Ontheffing van werkzaamheden. Schadevergoeding. Gemis van vrije tijd.
Awb art. 6:11
Gemis van vrije tijd levert in een situatie als deze een voor vergoeding in aanmerking komende schadepost op. De Raad heeft eerder overwogen dat voor vergoeding in aanmerking komt de schade die is geleden door gemiste vrije tijd, waardoor de betrokken ambtenaar de gelegenheid is onthouden om die tijd te besteden aan door hem te bepalen ontplooiingsmogelijkheden of andere activiteiten. De Raad heeft aan de aard van de activiteiten geen beperkingen gesteld. Het gaat erom dat de betrokken ambtenaar de gemiste vrije tijd niet heeft kunnen invullen met activiteiten naar eigen keuze. Omdat de schade van appellant naar zijn aard niet kan worden berekend, zal de Raad de schade begroten. In lijn met zijn uitspraak van 2 april 2009 en de in die zaak toegekende vergoeding moet de schade wegens gemis van vrije tijd in dit geval worden begroot op een bedrag van € 500,- per maand voor de periode van 1 januari 2016 tot 1 december 2016 en voorts op € 330,- per maand voor de periode van 1 december 2016 tot 1 juli 2017.
ECLI:NL:CRVB:2019:2031
Bevoegdheid bestuursrechter bij besluiten tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van een ondertoezichtstelling.
Awb art. 7:1, 8:1, 8:5
Het besluit tot jeugdhulp, bestaande uit een uithuisplaatsing van de minderjarige voor de periode waarvoor de machtiging uithuisplaatsing door de kinderrechter wordt verleend, is
niet opgenomen in de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (Bijlage 2 bij de Awb). Onder verwijzing naar de bedoeling van de wetgever en de rol van de kinderrechter in het systeem van rechtsbescherming, wordt geoordeeld dat geen beroep bij de bestuursrechter openstaat.
ECLI:NL:CRVB:2019:2283
Dat door administratieve onvolkomenheden niet aanstonds duidelijk was ten behoeve van welke beroepszaak het griffierecht werd betaald, is geen reden voor niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
Awb art. 8:41
Vast staat dat namens appellante vervolgens op 23 augustus 2017 het griffierecht is betaald. De rechtbank en appellante verschillen hierover niet van mening. Voorts staat vast dat de betaling van het griffierecht is geschied op de door de rechtbank aangewezen bankrekening. Daarmee is voldaan aan het wettelijke vereiste van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb. Dat daarbij door administratieve onvolkomenheden niet aanstonds duidelijk was ten behoeve van welke beroepszaak het griffierecht werd betaald, doet daar niet aan af. Daarbij wordt erop gewezen dat, afgezien van het bepaalde in artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb, de Awb of enige op de Awb gebaseerde regeling, geen nadere administratieve voorschriften geeft over de betaling van het griffierecht. Voor zover door de rechtbank nog werd getwijfeld over de bestemming van de betaling van appellante, had uit de e-mail van de gemachtigde van appellante van 24 augustus 2017, dus daags na de betaling, eenvoudig afgeleid kunnen worden ten behoeve van welke beroepszaak die betaling werd verricht.
ECLI:NL:CRVB:2019:2359
Medeterugvordering. Intrekking en terugvordering herroepen in dictum. Uitgaan van dictum.
Awb art 8:72; PW art. 59 lid 2
In de motivering van de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank in de zaak van de bijstandsgerechtigde de intrekking van de bijstand herroepen en overwogen dat van de terugvordering wordt afgezien op grond van dringende redenen. In het dictum heeft de rechtbank echter ook de terugvordering herroepen. Uitgegaan moet worden van dit dictum, zodat in de hoger beroepszaak van appellant tegen de medeterugvordering moet worden geoordeeld dat de medeterugvordering geen stand kan houden.
ECLI:NL:CRVB:2019:2013
ABP Keuzepensioen. Schadevergoeding. Geen causaal verband.
Awb art. 8:73, 8:88
Daargelaten of, zoals appellant stelt, het college onrechtmatig heeft gehandeld, kan niet worden geoordeeld dat de door appellant gestelde schade in een zodanig verband staat met dat handelen dat deze het college als een gevolg daarvan kan worden toegerekend. De in 2013 verstrekte berekeningen zijn opgesteld in het kader van onderhandelingen over een ontslag per 1 januari 2016. Op de berekeningen is vermeld dat de genoemde bedragen een indicatief karakter hebben en dat er geen rechten aan kunnen worden ontleend. Hierbij is van belang dat het college geen bindende uitspraken kan doen over de hoogte van het keuzepensioen en de in dat verband verschuldigde loonheffing en premies. Appellant heeft ingestemd met het ontslag en heeft op dat moment het destijds genoemde indicatieve netto‑maandinkomen van € 1.725,96 toereikend geacht. De verkoop van de woning in Duitsland is in 2015, ongeveer twee jaar na de genoemde onderhandelingen, in gang gezet en hield blijkens de stukken mede verband met hoge woonlasten. In de omstandigheden van dit geval had het op de weg van appellant gelegen om voorafgaand aan de verkoop nadere informatie in te winnen bij, in de eerste plaats, het ABP over de precieze hoogte van het per 1 januari 2016 te ontvangen pensioen. Dit heeft appellant nagelaten.