ECLI:NL:CRVB:2021:574
Bijzonder geval. Tijdig indienen aanvraag.
Wet WIA art. 64 lid 11, 64 lid 12
Er is geen sprake van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 64, elfde en twaalfde lid, van de Wet WIA. Het ligt niet op de weg van het UWV maar op de weg van appellant zelf om tijdig een nieuwe aanvraag in te dienen. Tijdens de hoorzitting, waarbij gemachtigde van appellant ook aanwezig was, is uitdrukkelijk aan de orde geweest dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich zou beperken tot de datum 1 mei 2014. Ook daarom was het aan appellant om in verband met een verslechtering nadien, zelf een aanvraag daarvoor in te dienen.
ECLI:NL:CRVB:2021:591
Loonsanctie. Medisch oordeel bedrijfsarts is plausibel.
WIA art. 25
Het standpunt van het UWV is dat de ex-werkgever ten onrechte heeft nagelaten om vanaf juli 2016 het aantal arbeidsuren uit te breiden van tweemaal een half uur per week naar vier maal vier uur per week, waardoor
re-integratiemogelijkheden onvoldoende zijn benut. De Raad volgt dit standpunt niet. Gelet op de over werkneemster beschikbare medische informatie komt niet het beeld naar voren dat uitbreiding van het aantal arbeidsuren, in de mate waarin de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor ogen stond, tot de reële mogelijkheden van deze werkneemster behoorde. Er zijn in de gedingstukken geen aanwijzingen dat na juni 2016 uitbreiding van de arbeidsuren stellig te verwachten was in die mate dat instroom van werkneemster in de WIA had kunnen worden voorkomen. Dit betekent dat het medisch oordeel van de bedrijfsarts, die op regelmatige basis en intensief contact met appellante heeft gehad en daarbij ook kenbaar de uitgebreide informatie van de behandelaars heeft betrokken, plausibel is te achten en dat het bestreden besluit dat van een wezenlijk andere inschatting uitgaat, voldoende onderbouwing mist.
ECLI:NL:CRVB:2021:599
Arbeidsvermogen. Reizen naar werkplek.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 1a
De grond van appellante dat niet is beoordeeld of zij in staat is naar een werkplek te reizen, slaagt niet. Het reizen naar een werkplek maakt geen deel uit van het beoordelingskader.
ECLI:NL:CRVB:2021:634
Beoordelingsdatum. In bezwaar alsnog minder dan 35% en beëindiging WIA-uitkering. Bijduiden functies.
WIA art. 117
Na toekenning WIA-uitkering is in bezwaar de mate van arbeidsongeschiktheid alsnog vastgesteld op minder dan 35%, waarna de uitkering is beëindigd per 5 september 2016. Appellant wordt niet gevolgd in het standpunt dat 5 september 2016 de beoordelingsdatum is (in plaats van de datum einde wachttijd). Aan appellant is een loongerelateerde uitkering toegekend en mede na bezwaar door de ex-werkgever, is die uitkering in overeenstemming met artikel 56, tweede lid, en artikel 117 van de Wet WIA niet ingetrokken per datum van het einde van de wachttijd, maar pas per 5 september 2016. Volgens vaste rechtspraak is een dergelijke intrekking niet geoorloofd wanneer zou blijken dat er in de periode tussen het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de met toepassing van 36b van de WAO (in dit geval artikel 117 van de Wet WIA) vastgestelde datum een relevante wijziging in appellants verdiencapaciteit is opgetreden. Van een zodanige wijziging is bij appellant niet gebleken. Omdat sprake is van een beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per einde van de wachttijd was het UWV bevoegd om in het kader van een arbeidskundige beoordeling per die datum functies bij te duiden.
ECLI:NL:CRVB:2021:704
Verklaring huisarts. Vertaling in FML. Deskundigheid verzekeringsarts.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten art. 3
De door appellant in hoger beroep overgelegde brief van zijn huisarts, waarin de huisarts verklaart dat appellant niet in staat is om te werken en meer dan 50% arbeidsongeschikt is, geeft geen aanleiding voor twijfel aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, omdat het niet tot de deskundigheid van een huisarts maar tot de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige behoort om de belastbaarheid van een betrokkene in kaart te brengen en zijn arbeidsmogelijkheden te beoordelen. Dit brengt mee dat aan de verklaring van de huisarts niet de waarde kan worden gehecht die appellant daaraan gehecht wenst te zien.
ECLI:NL:CRVB:2021:656
Geen benutbare mogelijkheden. Duurzaamheid. Een aandoening. Opstellen fictieve FML
WIA art. 4
Gelet op de gedingstukken was bij de ex-werkneemster op de datum in geding sprake van een tijdelijke toename van beperkingen als gevolg van één aandoening. Het UWV kan gevolgd worden in zijn standpunt dat op de datum in geding nog niet duidelijk was op welke wijze de psychische belastbaarheid van de ex-werkneemster zou verbeteren als gevolg van de ingezette behandeling en evenmin duidelijk was welke beperkingen daarbij – uiteindelijk – zouden resteren. Om die reden was het voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet mogelijk een zogeheten fictieve FML op te stellen.
ECLI:NL:CRVB:2021:689
Hoogte ZW-uitkering. ZW-uitkering aansluitend aan WAZO-uitkering. Bewoordingen artikel 29a ZW
ZW
art. 29a lid 4
Het besluit waarbij appellante een ZW-uitkering is toegekend op de grond dat zij wel arbeidsongeschikt is, maar niet als direct gevolg van zwangerschap en/of bevalling, is in rechte komen vast te staan. In het kader van de Eerstejaars Ziektewet beoordeling heeft het UWV beslist dat de ZW-uitkering van appellante ongewijzigd wordt voortgezet. De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat een ZW-uitkering ter hoogte van het dagloon uitsluitend aansluitend aan een WAZO-uitkering kan bestaan. Anders dan appellante stelt, volgt dit uit de duidelijke bewoordingen van het vierde lid van artikel 29a van de ZW.